Het merkwaardige bad dat Napoleon op al zijn veldtochten meezeulde is waarschijnlijk bekender dan de herkomst van het materiaal waaruit het gemaakt werd: galmei dat gebruikt werd om zink te maken dat uit Kelmis of La Calamine, dichtbij Moresnet, kwam waar de galmeiberg of Vieille Montagne lag. Dat dit ertoe leidde dat Moresnet bijna een eeuw de kleinste staat van Europa werd is veel minder in het geheugen blijven hangen en over dat verhaal schreef Philip Dröge een zeer boeiend boek.
‘We hebben het geluk dat we eigenlijk helemaal niet worden bestuurd. Ik hoop, voor het welbevinden van de inwoners dat deze staat der dingen voortduurt.’ Dat schreef in 1890 Hubert Schmetz die burgemeester/staatshoofd was van het Neutraal Moresnet. Hoe kan dat? Burgemeester én staatshoofd?
Vieille Montagne
De Nederlandse journalist Philip Dröge antwoordt: ‘In feite is de eigenaar van de mijn, het bedrijf Vieille Montagne; de enige echte gezaghebber over Moresnet. Het is geen land, het is een naamloze vennootschap met grenzen.’ (p. 120) Dat is ook wat de Belgische journalist Guido Fonteyn ervan vindt die in zijn drieluik ‘België, een ménage à trois’ uitvoerig melding maakt van die merkwaardige ‘naamloze vennootschap met grenzen’.
Ongelukje van de geschiedenis
Hoe is nu dat neutraal Moresnet tot stand gekomen? Een ongelukje van de geschiedenis, zoals er zovele zijn. Dröge doet het allemaal zeer helder uit de doeken en frist het historisch geheugen van de lezer op. Zeer kort samengevat: na de val van Napoleon in 1815 vergaderden Pruisen, Oostenrijk, Rusland en het Verenigd Koninkrijk tijdens het Congres van Wenen over het vaststellen van nieuwe staatkundige grenzen in Europa. Hierbij ontstond het ‘vrijstaatje’ Moresnet. Het heeft bestaan van 1816 tot 1919. Tussen het Congres van Wenen en het verdrag van Versailles waarbij de overwinnende mogendheden de kaart van Europa grondig, maar soms ook zeer slordig hertekenden.
In het hoofdstuk ‘Grenzen trekken met een dik potlood’ schetst de auteur hoe Pruisen en Nederland in 1816 die allebei op de loer lagen om de Vieille Montagne, de rijke zinkberg, binnen de eigen landsgrenzen te krijgen uiteindelijk met een te dik potlood een historisch gedrocht gecreëerd hebben: ‘Het zijn kaarsrechte lijnen; dwars over heuvels, door riviertjes en zelfs huiskamers. Het gebied tussen die lijnen is van beide staten en daardoor tegelijk van geen van beiden.
Het ‘Onverdeelde Gebied van Moresnet’, zo heet het unieke stukje Europa.’ (p. 43). Het werd dus een neutraal gebied, een bevroren toestand van onenigheid tussen drie landen door, zoals Dröge schrijft, maar geen afgebakende juridische entiteit. Het zag eruit als een kegel – er staan mooie schetsen in het boek – waarvan de punt zich bevindt bij wat vanaf 1830, het ontstaan van België, gedurende bijna een eeuw het vierlandenpunt wordt genoemd (voorheen en nadien het drielandenpunt) en eindigde aan de basis bij de Vieille Montagne.
Het neutrale Moresnet was niet onafhankelijk, want in principe werd de controle over het gebied uitgeoefend door twee commissarissen, een Pruis en een Nederlander en later een Belg en een Duitser. Officieel heet zo’n territorium met een geleerde naam een condominium zoals Andorra dat bestuurd wordt door de Franse regering en de bisschop van Urgel in Spanje.
Aantrekkingskracht
Op de 344 hectare woonden oorspronkelijk slechts 256 inwoners, maar door het speciale, eigenlijk niet bestaande statuut ging er al snel een grote aantrekkingskracht uit van Moresnet. Vooral uit de omgeving trokken allerlei mensen naar het gebied op zoek naar financieel gewin en/of een beter leven. Volgens Fonteyn woonden er in 1858 al 2572 mensen en 4668 in 1914. Moresnet groeide uit van een gehucht tot een groot dorp, niet veel meer.
In het hoofdstuk ‘Wildwest aan de Geul’ vergelijkt Dröge de ontwikkeling van Moresnet met de boomtowns in het 19de-eeuwse Amerika. ‘De variant uit Moresnet is veel minder bekend maar wedijvert met de wildwestkroegen qua alcoholverbruik en dreiging van vechtpartijen.’ (p. 98. ) Het neutrale gebied kreeg cabarets en – hoe kon het anders – ook een casino, een tapis vert in het enige echte hotel Bergerhoff, waardoor het even mini-Monaco-allures kreeg.
Het neutrale Moresnet heeft ook geprobeerd een eigen postzegel te lanceren en is vooral even bekend geworden door de pogingen om van Moresnet de zetel te maken van de eerste Esperantostaat ter wereld. Dröge noemt Moresnet ook een multiculturele samenleving avant la lettre omdat het gebied een zeer gemengde populatie kende. Er woonden volgens hem rond de 40 procent Duitstaligen, 30 procent Belgen, 10 procent neutralen en 10 procent anderen onder wie Fransen, Zwitsers en Amerikanen.
Achtste druk
Na de Eerste Wereldoorlog komt er een einde aan neutraal Moresnet dat samen met Eupen, Malmedy en Sankt Vith aan België wordt toegekend. Kelmis en omgeving komen ineens in de provincie Luik te liggen en wordt La Calamine waardoor ook de voertaal per direct verandert van Duits in Frans. En nu? Van dat neutrale Moresnet is weinig over buiten een klein museum in La Calamine en een monumentje aan het drielandenpunt.
Wie toch een beeld wil hebben van het oude, neutrale Moresnet moet – op advies van Dröge – de lucht in, want vanaf 10.000 meter hoogte kun je aan een andere tint groen waar vanaf 1822 de bomen aan de Nederlandse en Pruisische kant zijn gekapt de voormalige grenzen nog herkennen. Wie ‘Moresnet’ leest, krijgt echter een veel vollediger beeld van de opkomst en ondergang van dat vergeten mini-Monaco.
De goede pen van Dröge neemt de lezer onder de arm en voert hem op een boeiende manier mee naar een vergeten geschiedenisje die zich afgespeeld heeft in de plooien van de grote historie. ‘Moresnet’ is uitstekende en goed gedocumenteerde bijna literaire non-fictie. Het zal wel niet toevallig zin dat het boek op korte termijn al aan zijn achtste druk toe is.