Systematische moorden op vakbondsmensen: beetje bij beetje worden de misdaden van de rechtse paramilitaire groepen in Colombia onthuld. Bananengigant Chiquita heeft in maart bekentenissen afgelegd over zijn samenwerking met deze terreurgroepen. Tegen de Amerikaanse mijngigant Drummond is een proces op til. De Verenigde Staten stellen zich nu vragen over de verantwoordelijkheid van Amerikaanse multinationals in de terreurcampagne die sinds 1991 aan 2.400 vakbondsmensen het leven heeft gekost.
Het is 12 maart 2001, een vijftigtal uitgeputte mijnwerkers heeft zopas de koolmijn van La Loma verlaten, in het noordwesten van Colombia. Plots blokkeren gewapende mannen de weg voor de autobus van de mijnbouwreus Drummond. De aanvallers verplichten twee mensen uit te stappen: Valmore Locarno en Victor Hugo Orcasita, respectievelijk voorzitter en vice-voorzitter van de lokale afdeling van de nationale vakbond van arbeiders in de mijnbouw- en energiesector. De twee zullen niet levend worden teruggezien. Geen drie maanden later ondergaat een derde werknemer van het Amerikaanse bedrijf eenzelfde lot, Gostavo Soler. Die had nog maar pas Valmore opgevolgd aan het hoofd van Sintraminergetica.
Drie moorden op vakbondsvoormannen, zonder de moorden te vergeten op twee gewone vakbondsmilitanten die kort voor Locarno en Orcasita waren omgebracht. Het zijn enkele druppels in de oceaan van bloedvergieten (2.400 doden in zestien jaar) waardoor de Colombiaanse vakbondswereld in rouw is gedompeld.
Maar het zijn drie moorden die een mijlpaal kunnen zijn. Want voor het eerst heeft een Amerikaanse volksjury zich in Birmingham (Alabama), maatschappelijke zetel van Drummond, uitgesproken over de gemelde wandaden van een Amerikaanse multinational. Doordat hun twee hoofdgetuigen afwezig waren, kwamen Sintraminergetica en de familie van de vakbondslui er bekaaid af. Maar de families hebben beroep aangetekend. En hoe dat beroep ook afloopt, er is een bres geslagen, en er zullen allicht nog rechtszaken komen.
In de Verenigde Staten werd de zaak Drummond heel ernstig genomen, de gebruikelijke misprijzende ontkenningen deden het niet. Zelfs het beroemde advocatenbureau van ex-minister van Buitenlandse Zaken James Baker slaagde er niet in de rechtszitting tegen te houden. Het schandaal van de “parapolitiek” schudt al meer dan een jaar Colombia door elkaar: instellingen en grote bedrijven die samenwerken of andere banden hebben met de rechtse narco-paramilitairen. Nu komen de tongen los. Agenten van de inlichtingendiensten, rouwmoedige militieleden, militairen, politici of ambtenaren: niemand wil als enige ten onder gaan. Temeer, daar de paramilitairen heel wat op hun kerfstok hebben. In zowat twintig jaar zou dit conglomeraat van extreem-rechts meer dan 17.000 mensen hebben vermoord (meer dan 14.000 tussen 1988 en 2003, zegt de Colombiaanse ngo Cinep; minstens 3.000 sinds december 2002 volgens Amnesty International). Daarnaast heeft het 1 tot 3 miljoen boeren tot verhuizen gedwongen. De beruchte Autodefensas Unidas de Colombia (AUC) controleren nu het essentiële van de cocaïnesmokkel uit Colombia. Met hen meewerken is vandaag nog compromitterender, nu ze in het klimaat van “strijd tegen terrorisme” door het Amerikaans ministerie van Buitenlandse Zaken op zijn lijst van terroristische organisaties zijn geplaatst.
Bij medeplichtigen, opdrachtgevers en uitvoerders luidt het meer en meer: “Redde zich wie kan”. In deze sfeer beginnen enkele multinationale bedrijven die al lang in het Colombiaanse Eldorado werken, te beven. De eerste multinational die tot bekentenissen is overgegaan is Chiquita. De bananenreus bekende dat hij beroep heeft gedaan op de AUC “voor de veiligheid van (zijn) personeel”; daarvoor betaalde hij van 1997 tot 2004 de ronde som van 1,7 miljoen dollar. Een getuige die belast was met het bijeenbrengen van de fondsen zei dat Banadex, vroeger filiaal van Chiquita, drie dollarcent per uitgevoerde kist bananen betaalde. Tegen de betaling van een boete van 25 miljoen dollar besloot het Amerikaans gerecht in maart uiteindelijk de procedure stop te zetten. Maar de problemen voor Chiquita zijn niet voorbij. Het Colombiaanse gerecht blijft weliswaar stommetje spelen, maar verscheidene niet-gouvernementele organisaties hebben eind juli klacht neergelegd bij een rechtbank in New Jersey, wegens “moorden”, “foltering” en “oorlogsmisdaden” in de bananengebieden (Uraba) van Colombia.
Israël
Het dossier van het voormalige United Fruit is bijzonder aangebrand. Uit gegevens die door het gerecht werden weerhouden blijkt dat de samenwerking tussen Chiquita en de extreemrechtse paramilitairen tot op het hoogste niveau plaats vond. De oprichter van de AUC, Carlos Castaño, nam er persoonlijk aan deel, met medeweten van het Chiquita-hoofdkantoor in Cincinnati. (Carlos Castaño werd ook als drugsbaron gezocht, hij stond op de lijst van gezochten van de Amerikaanse drugsbestrijdingsdienst DEA toen de “oorlog tegen drugs” nog diende als hoofdmotto voor het Amerikaans buitenlands beleid in Latijns-Amerika – tot dat de man in 2004 op mysterieuze manier “verdween”). Naar zeggen van de paramilitairen zelf heeft Chiquita sterk bijgedragen (bewust of niet) tot het feit dat zij de macht konden grijpen in de Uraba-regio. Banadex bijvoorbeeld, het vroegere filiaal van Chiquita, loste ladingen in zijn privé-haven, in de vrijhandelszone, en vervoerde daarna zowat 3.400 geweren en 4 miljoen kogels in uit Israël en Nicaragua voor rekening van de AUC. Het presidentiële Observatorium voor de Mensenrechten schat dat de rechtse paramilitairen 62 massamoorden (432 slachtoffers) pleegden en 60.000 mensen uit hun huizen verjoegen in de periode dat Chiquita die groepen van de zone financierde.
Door het geval van Chiquita kregen alle Amerikaanse bedrijven in Colombia een formele waarschuwing. “Geld storten aan terroristen kan niet worden beschouwd als een zakelijke kost, het is een misdaad”, verklaarde de Amerikaanse federaal procureur Jeffrey Taylor op 19 maart. En amper twee maanden later brak het voorspelde onweer los. In ruil voor strafvermindering gaf Salvatore Mancuso, voormalig chef van de paramilitairen, een lange lijst aan het gerecht met de namen van Colombiaanse of buitenlandse bedrijven die de AUC hebben gefinancierd. Op die lijst staan de bananenreuzen (onder meer Chiquita, Dole en Del Monte die 1 dollarcent per uitgevoerde kist bananen zouden hebben gestort), maar ook Hyundai, Bavaria (SABMiller) en alle kolenexploiteurs van het departement Cesar (waar Drummond opereert). Verder bevat de lijst ook namen van twee dozijn bedrijven in de sectoren olie, agroexport en voeding.
Deze gegevens, samen met de processen die werden ingespannen tegen Drummond, Coca Cola en Occidental, maakten dat de emmer voor bepaalde Amerikaanse Democratische parlementsleden overliep. Die toonden zich hoe langer hoe terughoudender over de banden tussen Washington en het regime in Bogota. De subcommissie voor Buitenlandse Betrekkingen eiste een hoorzitting van Mancuso. “Schaden onze economische belangen de strijd tegen terrorisme? Zijn we compromissen aan het sluiten? Als dat zo is, moet het publiek dat weten”, verklaarde Bill Delahunt op 23 juli in de Los Angeles Times. De voorzitter van de subcommissie waarschuwde dat deze “een zeer nauwgezet onderzoek zal instellen naar het gedrag van de Amerikaanse transnationale bedrijven in de wereld”, en dat de subcommissie Colombia zal gebruiken “als een model”. Delahunt sloot niet uit dat men op de langere termijn de Amerikaanse strafwet zal moeten vervolledigen, ter herstel van “onze geloofwaardigheid en onze morele positie in de wereld”.
“De nationale school voor syndicale opleiding van Colombia heeft vastgesteld dat er van januari 1991 tot december 2006 2.245 vakbondsmensen werden vermoord, 3.400 werden bedreigd en 138 verdwenen”. “Voor meer dan 90 procent van de gevallen werden de verantwoordelijken niet berecht”. “In 2005 was ongeveer 49 procent van de schendingen van de mensenrechten van syndicalisten het werk van paramilitairen, 43 procent rechtstreeks van de veiligheidstroepen”.
Deze vaststellingen staan in een rapport van Amnesty International dat op 3 juli werd gepubliceerd. De informatie is niet echt nieuw. Jaar na jaar klagen niet-gouvernementele organisaties en vakbondsconfederaties het speciale geval van Colombia aan: het land heeft amper meer inwoners dan Spanje, maar is wel het toneel van 90 procent van alle moorden die in de wereld op syndicalisten worden gepleegd. Daar worden de moorden op verwanten niet eens bijgeteld, evenmin als de duizenden mensen die het land moeten ontvluchten. Dat is van belang als men weet dat het aantal rechtstreekse moorden op militanten de jongste jaren is gedaald, maar dat de intimidatiemanoeuvres explosief zijn toegenomen.
Vakbonden wegterroriseren
Hoe kan men zo’n bloedbad begrijpen? Patroons en paramilitairen zeggen eensgezind dat het om een effect gaat van de “communistische subversie” die sinds 1960 in het land bestaat. De syndicalisten die door de AUC in het vizier worden genomen zijn volgens die paramilitairen in feite helpers van de guerrilla: ze zouden vooral de guerrilla helpen om ondernemers af te persen. De patroons uiten geen rechtstreekse beschuldigingen tegen de vakbonden, maar hebben het over de “burgeroorlog”. Volgens William Jeffres verklaarde de advocaat van mijngigant Drummond bij de opening van het proces wegens moord op de drie voormannen van Sintraminergetica: “Het zijn drie van de duizenden syndicale leiders die in Colombia vermoord zijn”. En de advocaat voegde er aan toe dat “niemand zich kan indenken dat Drummond kan geholpen hebben om zijn eigen werknemers te vermoorden”.
Een voormalig voorman van Sintraminergetica noemde die argumentatie absurd en schandalig. De man is een zoon en kleinzoon van vakbondsmensen. Hij benadrukt dat de moorden op zijn collega’s plaats hadden in een periode van conflict met de bedrijfsleiding. Vijf jaar later werd hijzelf bedreigd en moest hij het land ontvluchten nadat hij met succes een stakingsbeweging had geleid. “Ik heb altijd voor de rechten van de arbeiders gestreden”, zegt hij, “behalve mijn hoofd en mijn armen heb ik geen wapens”.
Amnesty bevestigt deze versie in zijn rapport. De mensenrechtenorganisatie onthulde “aanhoudende inbreuken op de mensenrechten van de syndicalisten, begaan in de context van arbeidsconflicten”, of tijdens campagnes tegen privatiseringsprojecten. Dat betekent dat in de overgrote meerderheid van de gevallen wel degelijk de “syndicale status en activiteit” het motief is voor de misdaad. Volgens Amnesty zou er zelfs een “militaire en paramilitaire strategie” bestaan “om die personen het werk onmogelijk te maken, door ze fysiek uit te schakelen, maar ook door de legitimiteit van de syndicale activiteiten in diskrediet te brengen”. Kortom, het gewapend conflict zou dienen als “dekmantel” voor al wie zijn winsten met alle middelen wil vergroten.
“Zoals andere bedrijven heeft Drummond zich wetens en willens gevestigd in een conflictzone, om meer geld te kunnen maken,” verklaarde de Amerikaanse advocaat van Sintraminergetica Herman Johnson. En de methode van terreur bleek doeltreffend: de Colombiaanse vakbondsbeweging, die bekend was om haar strijdbaarheid, wordt gaandeweg zwakker. Op tien jaar tijd is de graad van syndicalisatie teruggevallen van 8 procent op minder dan 4 procent. Daarmee samenhangend is het aantal arbeiders dat onder een collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) valt, met de helft verminderd, zo meldt de Eenheidscentrale van Arbeiders CUT. Dat is een regelrechte catastrofe in een land dat geen openbare sociale zekerheid kent. Lonen en werkzekerheid hebben de dalende beweging gevolgd: in dezelfde periode zijn 900.000 arbeidscontracten verdwenen.
(Uitpers, nr 89, 9de jg., september 2007)
Bron; Le Courrier (http://www.lecourrier.ch), Genève, juli 2007.
Via : RISAL – Réseau d’information et de solidarité avec l’Amérique latine
http://risal.collectifs.net