INTERNATIONALE POLITIEK

Mooie excursies in de wereld van de commons

Image

Commons, common en commoning zijn oude begrippen die in een nieuw jasje worden  gestoken, waarmee op dit ogenblik naar mijn smaak nogal gemakkelijk gejongleerd wordt en waardoor er begripsverwarring kan ontstaan. Wat zit er achter die begrippen? Aan welke kenmerken moeten ze voldoen om als dusdanig genoemd te kunnen worden? Bestaan er nationale en internationale voorbeelden die aan die kenmerken voldoen? Het zijn die vragen die cultuursocioloog Pascal Gielen, verbonden aan het ARIA van de Universiteit Antwerpen, zich voor deze excursies in de wereld van de commons stelt. In het Nederlandse taalgebied is dat eerder schaars. Tine De Moor, Thijs Lijster, Louis Volont hebben dit vanuit wetenschappelijk en filosofisch standpunt gedaan en ook Dirk Holemans van Oikos heeft zich de laatste jaren o.m. nuttig gemaakt met het vulgariseren van die begrippen. Gielen leidt de onderzoeksgroep Culture Commons Quest Office (CCQO) en publiceert al jaren vanuit cultuursociologische hoek over dit onderwerp. Vandaar dat hij werd aangesteld door het departement Cultuur als curator van de ‘Culture Talks- Commons’ – conferentie en zo is dit boek tot stand gekomen. Op basis dus van de inbreng van dit zeer internationaal gezelschap, maar ook op basis van eigen inzichten . Naast de conceptuele kwestie die een meer academisch karakter heeft, geeft hij ook meerdere nationale en internationale voorbeelden van commoning-praktijken die het boek zeker ook een meerwaarde geven.

Twee strekkingen

Gielen onderscheidt twee grote strekkingen naar het onderzoek in de wereld van de commons die hij de endogene en de exogene benadering noemt. De endogene benadering is vooral aanwezig in  het werk van Nobelwinnares economie Elinor Ostrom. Ze legt de nadruk op de relatie binnen een groep mensen en het goed dat zij delen. Deze hoofdzakelijk economische benadering gaat uit van een lokaal en afgebakend beheer van meestal natuurlijke hulpbronnen. De tweede exogene benadering benadrukt veeleer het expansiepotentieel van het gemeen dat vertrouwt op de goede intenties van mogelijk nieuwe leden. In de afgelopen jaren heeft een aantal onderzoekers onder wie de politiek-economen Massimo De Angelis  en de architectuurwetenschapper Stavros Stavrides ‘commoning’ als werkwoord geïntroduceerd waarbij collectief experimenteren met alternatieve van sociale organisatie wordt aangemoedigd. Volgens hen bestaan de common of commons slechts uit drie bestanddelen, namelijk commonwealth of een gemeengoed, commoners of gemeengoedbeheerders en commoning of gemeenzamen. Het is met die tweede strekking dat Gielen zich het meeste verwant voelt. Het gemeen is volgens hen niet alleen gedeeld eigendom of gemeenschappelijk bezit, maar ook een maatschappelijke en politieke claim van commoners ten aanzien van staat of markt. Het gaat met andere woorden om een politiek die terrein van deze spelers wil terugwinnen. Stavrides noemt het domein van de commons een ‘drempelruimte’ of ‘liminale zone’ die voortdurend van status kan veranderen.

Common, commons en commonisme

Commons als term wordt hoofdzakelijk door economen gebruikt, onder wie alweer Ostrom. De Angelis en Stavrides breiden dat begrip uit en bedoelen daarmee dat meestal materiële en hoofdzakelijk natuurlijke  hulpbronnen zoals drinkwater, energie, viswateren, weilanden en bossen die collectief beheerd worden. De filosofen Hardt en Negri zetten daarentegen het enkelvoudige begrip ‘common’ in. Daarmee leggen de twee filosofen de klemtoon op immateriële goederen, diensten en bronnen die evengoed deel uitmaken van het gemeen. Die ruime benadering leidt tot wat Gielen noemt een vierde ingrediënt dat hij commonisme noemt en waardoor hij een uitdrukkelijk politieke betekenis geeft aan het begrip. Hij en zijn team zijn niet de eerste die die link hebben gelegd. (*) Volgens Gielen is het de ambitie van het commonisme om alle menselijke dimensies aan te spreken. Het commonisme ziet de mens als een homo communis, niet alleen begiftigd met een drang naar individuele vrijheid (en maakbaarheid), maar ook met een verlangen naar solidariteit en met een gevoel voor gelijkheid. Het commonisme doordringt de publieke als de private sfeer, zowel werk als vrije tijd. Sociale (klassen) strijd mengt bijvoorbeeld met identiteitspolitieke en ecologische eisen. En wellicht heeft het zijns inziens daarom ook de potentie van een partijpolitiek-overschrijdende ideologie. In een mooie bespreking van Erwin Jans in het tijdschrift Lava van juli 2024 schrijft hij:’Om dat te bereiken moet de neoliberale logica vervangen worden door een logica van de gemeenschappelijkheid. Gielen stelt dat rationele argumenten en empirisch bewijs daarvoor niet voldoende zijn. Er is geloof en verbeelding voor nodig. Gielen wijst de marxistische duiding van ideologie als vals bewustzijn af. Het vult het begrip op een veel positievere manier in. Ideologisch handelen is naast rationeel ook zintuiglijk en gevoelsmatig. En het is hypothetisch: het doet alsof de werkelijkheid die moet worden gecreëerd al bestaat. Het gaat om een soort sociale fictie. De ideologie biedt een horizon die ons doen en laten richting geeft. Ze gelooft in het mogelijke, in dat wat (nog) niet is. Dat is haar zwakte (ze is een illusie: de horizon is onbereikbaar) en haar kracht (ze is een belofte: de wijkende horizon trekt ons aan). Het commonisme is voor Gielen een ideologie in die zin: het opent een wereld van nieuwe betekenissen, mogelijkheden en dimensies.’

Een belangrijk boek

Uit het voorgaande zou misschien de indruk kunnen ontstaan dat dit een academische eerder abstract boek is geworden, maar dat is het geenszins.  Om verschillende redenen is dit een belangrijk boek in de rij van publicaties die de laatste jaren van zijn hand of onder zijn leiding zijn verschenen. Ten eerste geeft Gielen in heel zijn boek voorbeelden van commoningprojecten in ontwikkeling, zowel in binnen- en buitenland. Hij verwijst bijvoorbeeld naar de documentairefilm ‘Groeten uit de Koekenstad’ van Jan Beddegenoodts waarin hij het nijpend probleem van het gebrek aan ‘vrijplaatsen’ in Antwerpen bespreekt  waardoor het stedelijke creatieve weefsel verarmt vooral door gentrificatie en vastgoedspeculatie. Dit probleem wordt onder een neoliberaal beleid, zoals in Antwerpen, alsmaar groter. Hij gaat ook uitvoerig in op Barcelona dat voornamelijk onder het bewind van Ada Colau een hausse kende van coöperatieve woonvormen, gemeenschapstuinen, buurtcentra en gemeenschappelijke werkruimtes, maar hij geeft ook mooie voorbeelden uit Napels, Bologna, Sevilla en Amsterdam. Die voorbeelden en nog zovele andere geven prefiguratief ‘aarding’ aan de commonwereld in wording. (**) Het zijn voorbeelden van de utopie die bijgetrokken wordt naar het heden en stilaan het nieuwe normaal beginnen te worden. Ten tweede behoort Pascal Gielen tot dat kleine gezelschap van kritische academici in Vlaanderen die ook hun stem luid en duidelijk laten horen in het publieke debat. In een recent artikel in De Standaard ‘Goed bestuur doet soms een oogje dicht’ trekt Gielen van leer tegen de politiek op het ‘Tweede Verdiep’ van de stad Antwerpen. Hij heeft het over ‘goed (en slecht) bestuur’. Kort samengevat: ‘Er bestaat daar een bestuur van wantrouwen, Argwaan en controle voor het ongetemde leven, maar wel vrij spel voor kapitaalkrachtigen. Daarmee verdampt de legitimiteit  van elke lokaal bestuur. Politiek bestuur maakt plaats voor macht en autoritair bestuur. Dat blaast stilaan het leven uit de gemeente.’ Wij hebben nood aan meer kritische intellectuelen zoals Pascal Gielen en niet aan politiek van het type De Wever. Als die kritische intellectueel er dan ook nog in slaagt om zijn kennis op een heldere manier te verwoorden dan is dat een derde goede reden om dit boek te lezen. Het was me al in eerder werk van hem opgevallen dat hij op een elegante manier zijn boodschap weet aan te brengen. Die elegantie is ook aanwezig in de cartoonachtige tekeningen van Karina Beumer die meer zijn dan een illustratie, maar die ook uitnodigen om verder over de inhoud na te denken. Dag mag ook gezegd worden van de zeer verzorgde manier waarmee zijn huisuitgever Valiz uit Amsterdam dit boek heeft afgewerkt.

(*)De Canadese marxist Nick Dyer-Witheford gaf in 2007 de term ‘commonisme’ een positieve inhoud door over collectief ownership te spreken zonder te herinneren aan de Stalins en Mao’s van deze aarde met hun gecentraliseerde staatseconomie en repressieve overheid. Hij stelt: ‘Als de koopwaar de celvorm is van het kapitalisme, dan is het gemeengoed de celvorm van een maatschappij voorbij het kapitaal.’ (5)  De Amerikaanse activist en socioloog Jeff Shantz maakte er zelfs een -isme van in zijn boek ‘Commonist Tendencies, Mutual Aid Beyond Communism’. (6) Jef Shantz (2013). ‘Commonist Tendencies, Mutual Aid Beyond Communism’. Brooklyn New York: Punctum books.

(**) In mijn boek ‘rebels plekken, over municipalisme en commons’ (Gompel&Svacina,, Antwerpen, 2019)ga ik daar uitvoerig op in.

Pascal Gielen, Vertrouwen, bouwen op het cultureel ‘gemeen’, Valiz Amsterdam, 2023, 238 blz., ISBN 9789493246218

Laatste bijdrages

Alle bommen op Zuid Libanon.

Waarom Israël Libanon binnen valt en niet gauw zal vertrekken.   Bof. Om en bij de 180 ballistische raketten uit Iran op Israël afgeschoten in de nacht van 1 oktober…

EU zet voet in Centraal-Azië

Bezoek Scholz aan regio een strategische stap De republieken van Centraal-Azië, ooit deel van de Sovjet-Unie, zijn erg in trek. Rusland en China wedijveren met elkaar om invloed, de…

Een Israëlisch grondoffensief in Libanon

Het lijkt erop dat Israël op het punt staat een grondoffensief te lanceren in Libanon. Dit moet het orgelpunt worden van de huidige Israëlische militaire campagne tegen de Libanese…

Israël: resultaat van etnische zuivering

You May Also Like

×