De opluchting over het vertrek van Silvio Berlusconi als Italiaans premier, maakt stilaan plaats voor ongenoegen over het beleid van zijn opvolger, bankier Mario Monti. Diens regering van “technocraten” pakt hervormingen aan die Berlusconi nog niet aandurfde, met voorop het gemakkelijker – goedkoper- maken om personeel te ontslaan. Dat allemaal in naam van de “gezondmaking van de openbare financiën”, maar dan volgens bankiersrecept.
Monti genoot na zijn aantreden half november vorig jaar ruim krediet, gewoon omdat hij geen politicus was, een pluspunt in de ogen van veel Italianen. Maar de resultaten blijven uit, il professore, een kopstuk van de beruchte bank Goldman Sachs en van de Trilaterale, blijft binnen het kader van zijn bankierslogica, wat natuurlijk geen verrassing is.
“Centrum-links” had daar wel illusies over rondgestrooid. In een geest van nationale unie “om het land van de ondergang te redden”, aanvaardde de Democratische Partij (PD) om de regering Monti te steunen, samen met de partij van Berlusconi, “Volk voor de vrijheid” (PDL). PD en PDL samen achter een beleid van “hervormingen”. Maar welke hervormingen?
Flexibel
Voor de vakbonden werd het al snel duidelijk dat die hervormingen een verdere aanval op het arbeidsrecht inhielden. De al meer dan tien jaar lang gevoerde politiek van “grotere flexibiliteit” had er al toe geleid dat een meerderheid van jonge Italianen niet meer aan een vast arbeidscontract geraken en de generatie van minder dan duizend euro (inkomen per maand) vormen. Italië heeft dus al zijn dosis van flexibiliteit gehad.
Maar niet genoeg voor de kapitalisten die al langer dromen van een frontale aanval op artikel 18 dat personeel enige bescherming biedt tegen ontslag. De Fiat-directie had een jaar geleden al beslist zich uit de patronale organisatie Confindustria terug te trekken omdat die daar niets aan deed. Nu zitten Confindustria en Monti op dezelfde lijn als Fiat. Maar Monti ondervond dat in Italië de vakbonden nog altijd een kracht uitmaken, terwijl de PD zich niet wou afsnijden van die vakbonden. Met als resultaat dat Monti onder druk van de vakbonden toegevingen moest doen en er de jongste weken een druk getouwtrek is rond die verdere “flexibilisering”. Rechts eist bij monde van de PDL dat de kern moet blijven, zoniet zal de PDL zich uit de meerderheid terugtrekken.
Monti krijgt het moeilijker om dat patronaal objectief door te drukken omdat zijn populariteit snel tanende is. Zijn besparingsbeleid leidt tot zwaardere recessie, zodat er nu van alle kanten wordt geroepen dat er een relancebeleid moet komen. Monti geeft daar verbaal aan toe maar zegt meteen dat dit dan moet gepaard gaan met “grondige hervormingen” – die dan weer elk relancebeleid onmogelijk maken.
Herschikkingen
De politici trachten zich intussen te plaatsen voor de periode na Monti. De PD moet rekening houden met de concurrentie van het Italia dei Valori van Antonio Di Pietro die Monto niet in het hart draagt. Er is ook groeiende concurrentie van de ‘5 Stelle’ van de ‘komiek’ Beppe Grillo en vooral van de SEL (Socialisme, Ecologie, Vrijheid) van Nicola Vendola die de PD in lokale verkiezingen vorig jaar enkele keren een hak zette.
Vooral rechts zijn er grote manoeuvres bezig. Nu Berlusconi enigszins opzij is gezet,wordt gewerkt aan een grote rechtse bundeling. Er is al de PDL maar er zijn volop gesprekken bezig met al die kringen die de voorbije jaren tegenover Berlusconi een grote centrumrechtse groep wilden oprichten. Vooral Montezemolo, lang voorzitter van Confindustria, die samen met de christendemocraten van Casini en enkele centrumgroepen tot een nieuwe formatie wou komen. Nu de hypotheek Berlusconi min of meer gelicht is, kunnen de luitenanten van Berlusconi scheep gaan met diens rivalen, zelfs met Gianfanco Fini die twee jaar geleden met Berlusconi brak en een nieuwe partij oprichtte.
Lega Nord
De uiterst-rechtse Lega Nord, steevast op sleutelposities in de regeringen van Berlusconi, zit sinds half november stevig in de oppositie. Voor haar is Monti de man die namens ‘Brussel’ het hardwerkende Italiaanse noorden komt uitmelken. Stevig, althans tot in maart het grote corruptieschandaal losbarstte. Toen bleek dat de penningmeester van de partij zeer aanzienlijke sommen overheidsgeld had gebruikt ten gunste van stichter-leider Umberto Bossi en diens familie. Voor een partij die van de strijd tegen “de corrupte dievegge Rome” haar kern had gemaakt, kan dat tellen.
De crisis van de Lega zou kansen moeten scheppen voor de architecten van een grote rechtse bundeling. Maar de gouverneur van Lombardije, Roberto Formigoni, zit eveneens in financiële schandalen verwikkeld, evenals Rutelli, tien jaar geleden nog kandidaat-premier van links, wiens penningmeester van zijn efemere partij Api ook al met de partijkas was gaan lopen en daarbij gul geld zou hebben rondgedeeld aan de partijleiding.
(Uitpers nr. 142, 13de jg., mei 2012)