De toelating van Israël tot het Europees Onderzoeksprogramma voor Veiligheid ondermijnt de onpartijdigheid van de Europese Unie in het Midden-Oosten.
Sinds de Europese Gemeenschap in 1984 onderzoek begon te financieren, zijn de fondsen en de waaier van onderzoek voortdurend uitgebreid (het jongste kaderprogramma, FP7, heeft een budget van 53 miljard € voor een periode van zeven jaar). Ook de deelneming van onderzoekers van buiten de EU aan samenwerkingsprogramma’s is gestaag gestegen.
In termen per hoofd van de bevolking is er geen enkel land buiten de EU dat meer geniet van de vrijgevigheid van de EU dan Israël. De Europese Commissie zelf geeft toe dat de EU de tweede belangrijkste financier is van de Israëlische Wetenschapsstichting in Jeruzalem. Ze steunt aldus onderzoek van Israëlische academici, bedrijven en staatsondernemingen.
Meer en meer van dat geld vindt zijn weg naar de reeds bloeiende Israëlische veiligheidssector. Volgens de Israëlische regering verdient Israël nu jaarlijks één miljard dollar aan de export van producten voor terrorismebestrijding.
Sedert Israël opgenomen werd in het “Europese onderzoeksgebied”, tekende de Europese Commissie tientallen lucratieve contracten met ondernemingen zoals Israel Aerospace Industries (een staatsproducent van onbemande vliegtuigjes), Motorola Israël (een producent van “virtuele hekkens” rond Israëlische nederzettingen) en Elbit Systems (één van Israëls grootste private firma’s voor militaire technologie, die verantwoordelijk is voor afsluitingen rond Jeruzalem of, om het duidelijker te stellen met de termen van de Verenigde Naties, voor de scheidingsmuur tussen joodse en Palestijnse gemeenschappen).
Zowat 58 onderzoeksprojecten voor veiligheid van de EU worden gefinancierd met het nieuwe voorziene bedrag van € 1,4 miljard voor het onderdeel “veiligheidsonderzoek” van FP7. Israëlische bedrijven en instellingen nemen aan 12 ervan deel en leiden en coördineren vijf ervan. Enkel Groot-Brittannië, Duitsland, Frankrijk en Italië leiden meer projecten.
Onder de laatste schijf van contracten is er een project van € 9,1 miljoen, dat wordt geleid door Verint Systems en dat “gegevens van op het veld” zal doorspelen aan “crisismanagers” in “commando- en controlecentra”. (In de contracten worden mogelijke gevoelige zinnen als “bewaking” en “veiligheid van het land” vermeden).
Verint zegt van zichzelf dat het “een leider is in optimalisatie van personeel van bedrijven, in veiligheidsinformatie en onderzoeksoplossingen”. Wat het vooral doet is bewaking van werkplaatsen, CCTV [camerabewaking] en afluisteringssystemen. Verint wort nu door de EU gesubsidieerd om bewakings- en communicatiesystemen te ontwikkelen die uiteindelijk kunnen worden verkocht aan de lidstaten.
De reden voor het opstellen van het Europees onderzoeksprogramma voor veiligheid was de “industriële competitiviteit” van de nog jonge Europese veiligheidsindustrie te bevorderen. De Europese Commissie meent dat het subsidiëren van de Israëlische veiligheidsindustrie in overeenstemming is met dit doel (omdat dit de “kennisbasis” van Europa zal vergroten).
Maar moet de Commissie meer geld geven aan Israëls bloeiende veiligheidssector dan aan de tegenhangers ervan in de meeste EU-staten? Belangrijker nog, hoef ze die te subsidiëren? De controle van Israël over wat er nog overblijft van de Palestijnse gebieden hangt evenveel af van de hardware en de software die haar binnenlandse veiligheidsindustrie levert als van haar traditionele militaire superioriteit.
De EU loopt daardoor het risico van medeplichtigheid aan militaire acties, waarin doorgaans maar weinig respect wordt getoond voor het leven en de bestaansmiddelen van burgers. En de EU-subsidies doen het minder onpartijdig schijnen in het vredesproces.
In de ogen van vele Palestijnen is de EU af fundamental gecompromitteerd. In september vorig jaar zei Javier Solana, tien jaar lang de chef van de buitenlandse politiek van de EU, voor een gehoor in Jeruzame: “Laat me toe te zeggen dat Israël een lid is van de Europese Unie zonder lid te zijn van de instellingen”.
“Geen land buiten het [Europese] continent heeft het type van relaties dat Israël heeft met de Europese Unie”, zei hij. Hij voegde eraan toe dat Israëls “relatie met de Europese Unie vandaag sterker is dan de relatie met Croatië” (dat hoop op lidmaatschap in 2011).
Solana maalde er duidelijk niet om of de EU onpartijdig of niet zou lijken, noch over de manier waarop haar onderzoeksbudget wordt besteed. Maar willen de Europese belastingbetalers dat de Europese bestuurders geld geven aan een industrie die van cruciaal belang is bij een van de bloedigste, langdurigste en meest gevoelige geopolitieke kwesties van onze tijd?
(Uitpers nr. 119, 11de jg., april 2010)
Ben Hayes is a project director of the civil liberties group Statewatch and runs a blog on the EU Security Research Programme.
Dit artikel werd gepubliceerd op European voice:
http://www.europeanvoice.com/
Zie ook de Englestalige bladzijden van
www.vrede.be