Geschiedenis, kennis van het verleden. De meer democratische regimes van Europa hechten er nog weinig belang aan, te oordelen naar de leerprogramma’s. In Centraal-Europa daarentegen hechten de voorvechters van een ‘autoritaire niet-liberale democratie’ en radicaal rechts in het algemeen zeer veel belang aan geschiedenis. Leerboeken worden herwerkt, de geschiedenis wordt herbekeken in het licht van de actuele politieke noden: de verdediging van de eigen identiteit. Om te beklemtonen hoe verschillend men is van anderen.
Toen Viktor Orban in 2012 opnieuw premier van Hongarije werd, waren cultuur en geschiedenis enkele van zijn prioritaire bekommernissen. Orban kwam in 1989 voor de eerste keer in het nieuws bij de plechtige herdenking van vier communistische leiders, onder wie premier Imre Nagy, die in 1956 terechtgesteld waren na de mislukte arbeidersopstand waar ze zich hadden achter geschaard. Vergeet niet, zei Orban als woordvoerder van de toen nieuwe en kleine liberale Fidesz, dat het toch communisten waren. Niet te veel eerbetoon voor hen.
Horthy
Van de communisten en de ganse periode tussen 1945 en 1989 niets dan slecht. De periode van ‘regent’ Miklós Horthy daarentegen is volop aan rehabilitatie toe. Na de implosie van de Oostenrijks-Hongaarse Dubbelmonarchie in 1918, was er in 1918 kort – 133 dagen- een communistische radenrepubliek geweest die Horthy als chef van een contrarevolutionair leger neersloeg. Daarop volgden twee jaar van “witte terreur”, tot Horthy in 1920 tot ‘”regent” van een koninkrijk zonder koning werd verkozen.
Horthy installeerde een autoritair bewind ten dienste van de grootgrondbezitters, voerde vanaf 1920 een antisemitische politiek en spiegelde zich vooral aan het Italiaans fascisme. In 1941 nam Hongarije aan de zijde van nazi-Duitsland deel aan de oorlog, met als beloning de annexatie van talrijke gebieden die het in het Verdrag van Trianon van 1920 was verloren. De door Horthy opgerichte ‘Orde van de Dapperen’ bloeit weer volop.
Trianon
Trianon. Bijna een eeuw later is dat nog altijd een groot trauma voor veel Hongaren. In Trianon verloor Hongarije twee derde van zijn vooroorlogs grondgebied. Bij de eerste verkiezingen na de implosie in 1989 van het communistisch bewind, doken alom de kaarten van Groot-Hongarije op. De regering gebruikt onder meer “het onrecht van Trianon” om het bewind van Horthy goed te praten. Dankzij de steun van nazi-Duitsland kon Hongarije veel van de verloren gebieden herwinnen. Orban gebruikt dat “onrecht” om op te komen voor de Hongaarse minderheden in de buurlanden. De etnische Hongaren uit die landen kunnen nu het Hongaars staatsburgerschap verwerven.
Daarmee legt Orban de nadruk op de verbondenheid tussen alle Hongaren voor wie Hongarije, noodgedwongen binnen de huidige grenzen, het echte vaderland is, erfgenaam van wat zolang Groot-Hongarije was. Dat wordt ook buiten de grenzen gepropageerd, vooral dan in Roemeens Transsylvanië waar de Hongaarse vlag bij gelegenheid de Roemeense vervangt. Fidesz wordt inzake patriottisme wel voorbijgestoken door Jobbik, waarvan militanten in nazi-uniformen opstappen.
Hunnen
Uiterst-rechts, zowel Jobbik als delen van Fidesz, zijn gefixeerd op de eigen Magyaarse identiteit. Ze promoveren het “Toeranisme” dat alle Turkse en verwante volkeren rond hun gemeenschappelijke voorvaderen wil verenigen. Het ‘Kurultaj’, het festival van de Hunnen, trok vier jaar geleden bij Boedapest 80.000 deelnemers. Jobbik en Fidesz zien dat als een dam tegen het “decadente Europeanisme”. Om die decadentie te weren deed Fidesz een beroep op een Siberische sjamaan om met rituele gezangen in het parlementsgebouw de grootheid van de Hongaren en hun voorvaderen op te roepen. Die voorvaderen, dat zijn volgens uiterst-rechtse ideologen de Hunnen, maar ook de Sumeriërs en de Scythen, uitverkoren volkeren.
Om de Hongaarse jeugd van die grootheid te doordrenken, worden de schoolboeken aangepast. Schoolboeken over de geschiedenis natuurlijk. De leerkrachten hebben een gedetailleerde opdracht om hun leerlingen uitleg te geven over de grootste catastrofe van de 20ste eeuw, Trianon. Maar ook het onderwijs over literatuur: “patriottische” auteurs staan weer op het leerprogramma. Zoals Jozsef Nyirö, antisemiet en indertijd lid van de nazigroep Ijzeren Kruisen, of de nationalistische dichter Albert Wass.
Die jeugd moet ook niet langer aankijken tegen standbeelden die niet in het kraam passen, zoals een standbeeld van de rebelse dichter Attila Jozsef dat werd verwijderd. Het plein voor het parlement moet er weer uitzien zoals vóór 1944, dus zoals ten tijde van Horthy. In de musea wijkt hedendaagse kunst voor de rijke Hongaarse tradities.
Tiso
Dat maakt allemaal deel uit van Orbans politieke visie: een autoritaire niet-liberale democratie. Hij kan rekenen op een groot deel van zowel de katholieke als de protestantse clerus. Hun klerikale collega’s in Polen, Kroatië en Slovakije zijn al even ijverig om de geschiedenis te helpen herschrijven.
In Slovakije gaat dat om de sluipende rehabilitatie van de katholieke priester Jozef Tiso die van 1939 tot 1945 als nazi-vazal een onafhankelijke Slovaakse staat leidde. Hij werd in 1947 opgeknoopt. Sommige Slovaakse nationalisten maken van Tiso een martelaar van de strijd voor een eigen staat. Hun campagne voor Tiso wordt enthousiast gesteund door een deel van de katholieke clerus die het heeft over ‘monseigneur’ Tiso.
De Slovaakse Nationale Partij (SNS, 15 zetels op 150 in het parlement en nu weer in de regering van sociaaldemocraat Fico), komt op voor eerherstel voor Tiso. Een leider van de SNS noemde Tiso “een van de grootste zonen vans Slovakije”. SNS noemde hem bij de 50ste verjaardag van zijn dood “een martelaar in de strijd voor het christendom tegen bolsjevisme en liberalisme”.
Deze regerende SNS heeft ter rechterzijde felle concurrentie van “Ons Slovakije” van ‘Vodca’ (führer) Marian Kotleba. Die haalde 14 zetels en bestuurt de regio Banska Bystrica. Kotleba leeft zich daar vooral uit in jacht op Roma. De partij van Kotleba heeft geen nuances inzake Tiso, zij zijn diens erfgenamen. In de scholen van de regio krijgen de scholen opdracht alleen nog de traditionele waarden aan te leren.
Poszony
Een veel voorkomend verschijnsel bij nationalisme, is dat ze met ander nationalisme botsen. Het Slovaakse nationalisme is in de eerste plaats anti-Hongaars. Nadat het grondgebied van het huidige Hongarije in 1536 door de Ottomanen was veroverd, werd Poszony de hoofdstad van wat van het Hongaarse rijk overbleef.
Poszony, met zijn Duitse en joodse bevolking, had ook een Duitse naam, Pressburg, nu Bratislava. In de zeer oude burcht van Bratislava (foto) werd tot 1784 de Hongaarse koningskroon bewaard. Voor veel Hongaren is dat nog altijd Poszony. En in Hongarije wordt eraan herinnerd dat de mooiste Hongaarse kastelen in het zuiden van Slovakije te vinden waren, de regio waar nu nog een half miljoen etnische Hongaren wonen. In Hongarije wordt weer frequent de naam ‘Felvidek’, Opperland, gebruikt om Slovakije aan te duiden. Tot misnoegen van veel Slovaken, want onder het Hongaars bewind voelden ze zich derderangsburgers.
Namen
Plaatsnamen liggen ook erg gevoelig bij sommige Polen. De regering van de radicaal rechtse PiS haalt het niet in haar hoofd de Poolse hoofdstad Vilnius en de Oekraïense stad Lviv te herdopen, maar Poolse ‘patriotten’ vinden wel dat Wilno en Lwów twee van de drie grote historische steden zijn – samen met Krakow (Krakau). Anderzijds moet niemand het in zijn hoofd halen om te spreken over Danzig (Gdansk) of Breslau (Wroclaw).
Wilno en Lwów…het herinnert aan de glansperiode van het Pools-Litouwse rijk dat van 1386 tot 1772 een van de grootste staten van Europa was. Polen als een groot land midden in Europa dat zo dikwijls door zijn buren werd belaagd – en verdeeld, en zo vaak door zijn ‘vrienden’ werd verraden, aldus het beeld dat Polen aan de voorbije eeuwen heeft overgehouden.
Toen Duitsland in 1939 Polen binnenviel, verklaarden Britten en Fransen Berlijn de oorlog. Toen kort daarop de Sovjettroepen het oosten van Polen bezetten, reageerden ze niet. Waarom niet? Moskou en Berlijn hadden kort daarvoor een pact gesloten dat o.m. de verdeling van Polen inhield. Veel Polen hebben het nog niet verteerd dat ze bij de akkoorden van Jalta en Potsdam een groot deel van hun oostelijk grondgebied verloren – ze kregen wel grote delen van Duitsland in de plaats. De Britse premier Winston Churchill ergerde zich volgens historici geweldig aan wat hij de megalomane pretenties van de Poolse leiders noemde.
Katyn
Het ligt niet alleen de kiezers van PiS nog altijd zwaar op de maag. Voor nagenoeg alle Polen is de schande van de 20ste eeuw samen te vatten in één woord: Katyn. In april-mei 1940 werden in het woud bij Katyn, bij de stad Smolensk, op bevel van Stalin 22.000 Polen, in hoofdzaak officieren van het Poolse leger, vermoord. De Duitsers vonden dat massagraf en gebruikten het in hun propaganda, maar Britten en Amerikanen bleven discreet om Stalin niet voor het hoofd te stoten. Na de oorlog deed Stalin de moordplaats onder lood bedelven.
De herinnering wordt zeer levendig gehouden door PiS-chef Jaroslaw Kaczynski wiens tweelingbroer Lech in 2010 bij een vliegtuigcrash in die buurt, bij Smolensk, omkwam. Volgens PiS ging het niet om een gewoon ongeval, maar om Russische sabotage. Met de PiS-regering worden alle anti-Russische sluizen opengezet. Ook in het onderwijs uiteraard waar de geschiedenis vanuit een patriottische bril moet bekeken worden om traditionele christelijke waarden bij te brengen.
Oestasji’s
De recente politieke crisis in Kroatië valt middenin een nationalistisch opbod en controverse rond pogingen om de fascistische oestasji’s te rehabiliteren. De regering van nationalisten en liberalen moest na vijf maanden aftreden. In die uittredende regering zitten twee ministers vol nostalgie naar de tijd van de oestasji’s, de fascisten die tijdens de Tweede Wereldoorlog enkele honderdduizenden mensen afslachtten. En van hen is minister van Cultuur Hasanbegovic, gekant tegen de antifascistische verwijzingen in de grondwet, verantwoordelijk voor alle musea. Ook dat van het uitroeiingskamp Jasenovic waar de oestasji’s 80.0000 Serviërs, joden, zigeuners, linkse Kroaten enz. ombrachten.
De grootste Kroatische partij is de nationalistische HDZ die vol nostalgici van de oestasji-periode zit. Onder hen partijleider Tomislav Karamarko die beetje bij beetje de recente geschiedenis tracht te doen herschrijven. Dat mooie nostalgische wereldje troepte onlangs (14 mei), zoals elk jaar, samen in het Oostenrijkse Bleiburg. In mei 1945 hadden de Britse troepen een colonne van tegen de 100.000 militairen, oestasji-leiders en gevolg in die buurt tegengehouden en teruggestuurd. Een flink deel ervan, men gewaagt van tienduizenden, werd geëxecuteerd of stierf van ontbering.
Bleiburg
Zodra ze dit jaar weer regeerde, zorgde HDZ ervoor dat de regering de tocht naar Bleiburg mee financiert zodat de nostalgici op staatskosten naar hun processie kunnen. Het merkwaardige is dat in Oostenrijk nazi-symbolen verboden zijn, maar die van de oestasji’s niet. De katholieke kerk, berucht om haar collaboratie met de Kroatische fascisten, draagt haar steentje bij om het eerbetoon in Bleiburg een zeer ceremonieel karakter te geven.
Het schrijven van die recente geschiedenis is in Kroatië een zeer heet politiek hangijzer. De nationalisten trachten de hand te leggen op de departementen Onderwijs en Cultuur om hun visie op die geschiedenis op te dringen. Die bestaat erin de misdaden van de oestasji’s af te zwakken, die van de communisten en andere tegenstanders op te blazen. Intussen wordt over nog recentere geschiedenis nauwelijks gesproken, namelijk de grote etnische zuivering van een kwarteeuw geleden waarbij 12% van de bevolking – Serviërs – werd verjaagd (en deels uitgemoord).
Oostenrijk
Het is dus in Oostenrijk dat de oestasji’s worden beweend met fascistische symbolen, terwijl de autochtone nazisymbolen (nog) taboe zijn. Uiterst-rechts, in volle opmars, druipt van nostalgie naar de studentensociëteiten waar nog duels werden uitgevochten. Heinz-Christian Strache, de leider van de uiterst-rechtse FPÖ, heeft er zelf al enkele uitgevochten.
Strache en talrijke kopstukken van de FPÖ behoren tot de ‘Duits-nationale’ familie uit de tijd van het Habsburgse rijk die tot doel had binnen dat rijk de dominantie van de Duitstaligen te vrijwaren. De FPÖ wil grotere ruimte om op alle niveaus, zeker het onderwijs, nieuwe (oeroude) visies op de geschiedenis los te laten. In Karintië, waar de FPÖ zeer sterk staat, heeft het tot 2011 geduurd eer er tweetalige borden werden toegestaan aan de ingang van dorpen waar vooral Slovenen wonen. Deze ‘Duits-nationalen ‘ beschouwen zich immers als een voorpost tegen de Slavische dreiging.
Het zijn geen marginale verschijnselen. In Polen, Hongarije en Kroatië regeren de identitaire geschiedenisherschrijvers, in Slovakije en Oostenrijk zijn ze in volle opmars. Sommigen – Hongaren en Kroaten – hebben als partijen van de EVP goede vrienden bij de EU.