Politici en media in de VS maken veel ophef over de schandalen die rond het ‘olie-voor-voedsel’-programma zijn blootgelegd. Maar liefst zes onderzoekscommissies buigen zich over de zaak. Over de 8,8 miljard dollar aan Irakese olie-inkomsten die onder VS-beheer zijn ‘mismanaged’ hangt daarentegen een grote stilte. Klokkenluiders en officiële controle-instanties vinden weinig gehoor, hoewel aan de Irakezen en de Amerikaanse belastingsbetaler miljarden dollars worden onttrokken.
Vanuit Republikeinse hoek in de VS regent het aanvallen op de Verenigde Naties omwille van de schandalen rond het ‘olie-voor-voedsel’-programma. Er zijn in totaal 6 parlementaire onderzoekscommissies betrokken in het onderzoek naar de toewijzing van contracten, de betaling van mogelijk smeergeld en het doorsluizen van geld naar het gehate regime van dictator Saddam Hoessein. Een VN-functionaris, Joseph Stephanides, zorgde er voor dat de opdracht voor inspecties op humanitaire goederen naar het Britse bedrijf Lloyd ging, hoewel het bod veel duurder was dan dat van de Franse multinational Veritas. Ook de ex-directeur van het programma, Brian Sevan, wordt beschuldigd. Hij zou er bij het Irakees regime van Saddam Hoessein met succes op hebben aangedrongen om een oliecontract aan het Panamanees bedrijf ‘Africa Middle East Petroleum’ te bezorgen. Men verdenkt hem ervan omgekocht te zijn voor 160.000 dollar. Ook Koja Annan, de zoon van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties zou boter op het hoofd hebben. Hij zou een Zwitsers bedrijf contracten hebben bezorgd. Het gaat om ernstige feiten die de geloofwaardigheid van de VN in vraag stellen. In de VS wordt het dossier met bijzondere aandacht gevolgd en in conservatieve kringen verbindt men er het lot van Kofi Annan aan. Het feit dat ook zijn zoon bij het schandaal betrokken lijkt, maakte de roep om zijn aftreden alleen maar luider. Media die dicht bij de regering Bush aanleunen, aarzelen niet om een platform te bieden aan Republikeinse senatoren voor hun openlijke aanvallen op de hele Verenigde Naties. Fox News, een van de belangrijkste conservatieve tv-nieuwskanalen, hield zelfs een enquête waaruit moest blijken dat de meerderheid van de VS-burgers weinig vertrouwen koestert in de VN. De Republikeinse Senator Shays, die bij een van de onderzoeken naar het ‘Olie-voor-Voedsel’-programma is betrokken zegt in een reactie: “Ik denk dat we de VN nodig hebben. Maar het is wel nodig dat we over een eerlijk instituut beschikken. Wanneer er fouten zijn begaan moeten ze worden blootgelegd en een oplossing worden gezocht”. Veel van zijn collega’s sparen kosten noch moeite om het schandaal onder de schijnwerpers te houden.
Ze keken dan ook uit naar een bevestiging van hun bevindingen via het rapport van Paul Volcker, de voormalige voorzitter van de US Federal Reserve, die in opdracht van Kofi Annan het onderzoek naar de problemen in het Olie-voor-voedsel-programma moest leiden. Het rapport legde evenwel nog iets anders bloot: “De belangrijkste bron van externe financiële middelen naar het Irakese regime”, aldus Volcker, “is een gevolg van inbreuken op het sanctieregime buiten het raamwerk van het Olie-voor-voedsel-programma.” Volgens de schattingen zou het regime van Saddam Hoessein tussen 1996 en 2003 4,6 miljard dollar binnengehaald hebben door smokkel via Jordanië en Turkije. “De wetgeving van de VS vereist dat hulpprogramma’s aan landen in strijd met VN-sancties moeten worden stopgezet, behalve indien het voortduren ervan in het nationale belang is”, aldus Volcker. De VS waren dus van deze smokkel op de hoogte maar wilden de bevriende regimes die te lijden hadden onder de olierestricties ten aanzien van Irak niet nog meer in moeilijkheden brengen en lieten betijen. Dit nieuwe feit zorgt in tegenstelling tot de heisa rond het ‘olie-voor-voedsel’-programma voor weinig beroering. Een gelijkaardige politieke stilte hangt ook rond de vele rapporten die spreken van onregelmatigheden in het post-Saddam-tijdperk.
Op het ogenblik van de verkiezingen in Irak, eind januari, geraakt de inhoud van zo’n officieel VS-rapport bekend. De Speciale Inspecteur-Generaal van de Coalition Provisional Authority (CPA-IG) moest het beheer van de olie-inkomsten controleren onder Paul Bremers bezettingsregering (tot juni 2004), het hoofd van de Coalition Provisional Authority (CPA). De CPA was verantwoordelijk voor het Irakees Ontwikkelingsfonds (DFI) waarin de olie-inkomsten werden gestort. Uit het rapport blijken ernstige vormen van ‘mismanagement’. Meer bepaald is voor 8,8 miljard dollar op in totaal 20 miljard aan olie-inkomsten geen degelijke verantwoording terug te vinden. Een sprekend voorbeeld is de toestemming die de CPA verleende voor de betaling van 8.206 bewakers bij een ministerie terwijl er slechts 602 op de betaalrol stonden. Een ander voorbeeld handelt over de overheveling van 1,5 miljard dollar aan Irakese banken voor operationele uitgaven, terwijl er in documenten slechts sprake is voor geplande uitgaven ter waarde van 498 miljoen dollar. Er zou ook 1,4 miljard dollar via een helikopter naar het Koerdische noorden zijn gevlogen zonder dat bekend is wat er met het geld is gebeurd. Een van de belangrijkste gebruikers van Irakese fondsen (en Amerikaans belastingsgeld) is de in Texas gebaseerde onderneming Halliburton dat goede banden onderhoudt met Vice-president Dick Cheney. Halliburton kreeg 1,7 miljard dollar uitbetaald om benzine te leveren aan de Irakezen, naast een hele boel andere opdrachten zoals het herstel van olie-installatie en pijpleidingen.
De audit concludeert dat er geen garantie bestaat dat de fondsen zijn gebruikt voor de doeleinden zoals die zijn opgelegd door de resoluties van de Verenigde Naties. Na het verschijnen van dit rapport beweerde een Britse adviseur van de Irakese Regeringsraad op het BBC-programma File on Four dat CPA-functionarissen zijn omgekocht tot soms 300.000 dollar in ruil voor het toewijzen van contracten.
De onregelmatigheden bij CPA zijn al langer bekend, alleen lijkt niemand er echt een punt van te maken. ‘Open Society Institute’ somde vorig jaar al in haar ‘Revenu Watch’-rapporten de onfrisse praktijken op. Daaruit bleek dat verschillende buitenlandse en vooral VS-bedrijven met Irakees oliegeld lucratieve zaakjes hebben opgezet. In 37 gevallen bleken belangrijke documenten van de contracten onvindbaar (totaal : 185 miljoen dollar).
In 2003 ontdekten controleurs van het Pentagon dat Kellog Brown and Root (KBR, een dochterbedrijf van Halliburton) 61 miljoen dollar te veel vroeg op een contract voor de bevoorrading van benzine aan het leger in Irak. In januari 2004 rekende KBR nog eens 6,1 miljoen dollar teveel aan voor benzinecontracten in Koeweit. Zogenaamde ‘klokkenluiders’ trokken tevergeefs aan de klepel. Zo toonde een voormalig werkneemster van Halliburton, Marie deYoung, met documenten aan dat Halliburton (opnieuw) teveel aanrekende voor het wassen en herstellen van kledij. Het ging om 100 dollar per zak. Verschillende van haar onthullingen zijn achteraf trouwens bevestigd door de CPA-IG. Zo ontdekte CPA-IG dat Halliburton 2,85 miljoen dollar aanrekende voor de huisvesting van 100 personeelsleden gedurende drie maanden. Volgens het rapport van de controle-instantie liet de CPA na om het gebruik door Halliburton van een Hilton Hotel in Koeweit-stad, dat nochtans enkel hoge regeringsfunctionarissen mag vestigen, tegen te gaan. Een nacht in dat hotel kost 700 dollar. Halliburton zou ook intensief gebruik hebben gemaakt van ‘theater transport’, neptransporten met lege camions voor een totaal van 327 miljoen dollar, om die vervolgens met winst door te verrekenen aan de belastingsbetaler in de VS.
De schandalen die Halliburton omringen, lijken evenwel weinig indruk te maken. Een artikel in de Washington Post van 4 februari 2005 berichtte dat “het leger gisteren zei niet van plan te zijn om toekomstige betalingen aan Halliburton Co. tegen te houden, ondanks het feit dat audit-rapporten van vorige zomer zeiden dat de gigantische logistieke contracthouder niet op afdoende wijze verantwoording heeft afgelegd voor een brede waaier aan werk in Irak en Koeweit” (vrije vertaling, nvdr).
Terwijl het aantal contracten met privébedrijven toeneemt, blijven de inspectiediensten onderbemand. Het ‘Open Society Institute’ zegt in haar rapport van december 2004 dat de staf van de CPA-IG met 42 procent werd verminderd. Gevolg is dat veel voorziene inspecties lang op zich laten wachten of zelfs geannuleerd werden. Tot die laatste categorie behoort de audit die voorzien was rond een veiligheidscontract ter waarde van 239 miljoen dollar met Aegis Defense Systems. Daarrond was veel controverse niet alleen omwille van het feit dat het bedrijf over weinig ervaring beschikte, maar ook omdat er tegen het hoofd van het bedrijf, Tim Spicer, een Brits onderzoek loopt voor de verkoop van wapens aan Sierra Leone ondanks een VN-embargo.
Het International Advisory en Monitoring Board (IAMB) dat voor de VN toezicht houdt op de besteding van Irakees oliegeld lag lang in discussie met de VS-regering omdat er onvoldoende toegang was tot informatie nodig om op een degelijke manier doorlichtingen te kunnen opstellen. De IAMB liet weten dat er geen stappen waren ondernomen om na de machtsovername het smokkelen van olie tegen te gaan. In maart 2004 drong IAMB aan op de installatie van meetuitrusting overeenkomstig industriële standaarduitrusting, een job waar… Halliburton onder meer voor verantwoordelijk was. In juni 2004 was dat nog altijd niet gebeurd. Gevolg is dat de CPA moest toegeven dat het “niet in staat is om betrouwbare schattingen te maken van de hoeveelheid petroleum en petroleumproducten die illegaal geëxporteerd werden voor de periode 1 januari 2004 tot 28 juni 2004.”
(Uitpers, nr. 62, 6de jg., maart 2005)