Tegenover de kapitalistische mondialisering staat de verschrompeling van de belangstelling voor de rest van de wereld. De mondiale kennis wordt steeds schraler, wat danig in de hand wordt gewerkt door de grote mediaconcerns. De visie "de wereld mijn dorp" wordt op zijn kop gezet, het is nu "mijn dorp de wereld".
Ook de media in Vlaanderen zitten volop in die trend, met fait divers (als het zwaaien met een alarmpistool) die worden opgeblazen tot nieuwsopeningen. Het is trouwens om tegen die stroom op te roeien, dat Uitpers drie jaar geleden van start ging.
Dat verschijnsel treft ook de ‘kwaliteitsmedia’ waar algemene buitenlandse berichtgeving wordt afgebouwd, terwijl wat overblijft ook de stempel krijgt van de "human interest story", van het verhaaltje. Informatie is koopwaar, ze moet winst opleveren. En de patroons van de mediaconcerns hebben beslist dat verhalen die winst opleveren, vaak tegen beter weten in. Op de klantendienst van een krant als De Standaard krijgen ze massaal klachten van lezers over oppervlakkigheid en onvolledigheid, maar de uitgevers weten wel beter.
Dat is ook een ideologische keuze: ook de meer geïnteresseerde lezer moet het stellen zonder al teveel achtergronden bij de actualiteit. Analyses moeten steeds vaker wijken voor de emo-journalistiek of hoe dat ook moge heten – wat dan hysterische bijdragen oplevert in het genre van de vaste spreekbuis van de Amerikaanse delegatie bij de Navo, Mia Doornaert, of cafétoog-uitspraken zoals die van Yves Desmet over ‘kut-Marokkaantjes’.
Is het daarom dat diezelfde media nogal karig waren met enige duiding bij het overlijden op 15 juli jl. van tv-pionier Julien Peeters? Peeters was allesbehalve een linkse militant, hij kreeg zijn carrière lang tegen zijn zin in het CVP-etiket opgeplakt, terwijl hij in de allereerste plaats een journalist was die van de tv een venster op de wereld wou maken. De wereld ons dorp was hem ernst, zoals journalist Walter Zinzen bij de uitvaart op 20 juli in zijn toespraak schetste. Hier de volledige tekst ervan:
IN MEMORIAM JULIEN PEETERS
Dag Julien
We nemen vandaag afscheid van een pionier. Een echte. Jij was immers, samen met een paar collega’s, de grondlegger van de TV-journalistiek in Vlaanderen. Vóór jullie tijd was journalistiek uitsluitend een aangelegenheid van het woord, geschreven of gesproken. Jouw generatie had de opdracht, eind jaren vijftig, om informatie over te brengen met beeld. De tijd van de journalist die op zijn eentje aan de slag ging met notaboekje of bandopnemer in de aanslag was voorbij. Voortaan ging er ook een cameraploeg mee op stap en moest er achteraf gemonteerd worden. Ploegwerk dus. Dat, Julien, was een kolfje naar je hand. Samenwerken met mensen, ze bezielen, ze motiveren: daar was je ongelooflijk goed in.
Jullie moesten de televisie-journalistiek letterlijk uitvinden. Vele voorbeelden in het buitenland waren er niet. Voor jou betekende dat: tele-visie in de meest letterlijke betekenis van het woord: vér kijken. Voor een geboren journalist zoals jij was de komst van de televisie een zegen. De wereld, de hele wereld, in de huiskamer brengen: dat zag je als je opgave. "De wereld ons dorp, the global village": dat was het soort globalisme waarin jij geloofde hoewel de term toen zelfs nog niet bestond. De huidige omkering ervan: "ons dorp de wereld" vervulde je met afgrijzen.
En dus reisde je de wereld af, onvermoeibaar. Naar Zuid-Amerika of naar het Midden-Oosten, of ook gewoon, dicht bij huis: als er maar iets te melden viel, dan stond je paraat. Met open mond maar ook met een kritische blik. Op grond van je seminarieverleden was je automatisch, zo ging dat in die dagen, de aangewezen verslaggever van kerkelijk nieuws. De dood van een oude Paus en de verkiezing van een nieuwe: dat waren hoogtepunten in je carrière. Dat je bij die gelegenheden het reilen en zeilen van de Kerk aan een kritische analyse onderwierp bewees dat je ook op dit terrein een volbloed journalist was, maar je maakte er geen vrienden mee in de Raad van Beheer, waarin de zogenaamde "vrome fractie" nog heel machtig was. Toen later het tweede Vaticaans Concilie deuren en vensters opengooide kreeg je wél gelijk uit onverwachte hoek.
Toen jij en je generatiegenoten eenmaal gevestigde waarden waren geworden en de Tv-nieuwsdienst stilaan een begrip was geworden in Vlaanderen moest je op een andere manier aan pionierswerk gaan doen. Je moest de jonge broekjes, die zich stilaan aanmeldden, het vak gaan leren, je moest als eindredacteur bij het Nieuws aan de slag. Als organisatie stelde die Nieuwsdienst nog niet veel voor, de uitzendingen droegen het kenmerk van weliswaar goedbedoeld maar onmiskenbaar amateurisme. Dit keer waren er wel voorbeelden uit het buitenland. Vlaanderen keek in die jaren met open mond naar de Nederlandse televisie, met bijna dagelijkse actualiteitenrubrieken, waar journalistren vrijer en kritischer met de gezagsdragers omsprongen dan in het toen nog erg brave Vlaanderen mogelijk was. Jij was tot dan toe de man geweest van grote reportages die werden uitgezonden als ze klaar waren. Maar achtergrondjournalistiek bij de actualiteit van de dag, op gestructureerde wijze en met een vaste frequentie, dat bestond toen nog niet. Er was wel Panorama, maar de ondertitel ervan, "De week in beeld", was er op zich al een bewijs van dat het niet erg diepgravend was. Mede onder jouw impuls kregen collega’s af en toe de opdracht om eigen reportages voor Panorama te maken, maar voor een echt goed programma ontbraken nog de middelen én de mensen.
Begin jaren ‘70 kreeg je de kans en je greep ze met beide handen: je werd hoofdredacteur van wat de "Duiding" werd genoemd en in die hoedanigheid kon je Panorama openbreken. Van een saai programma zonder kijkers maakte je een spraakmakend programma dat jaar na jaar alle mogelijke prijzen en onderscheidingen in de wacht sleepte. Al je professionele en menselijke kwaliteiten schenen pas nu echt volop te renderen. Je had een goede neus voor talent en de jonge broekjes die niet alleen een grote mond maar ook veel capaciteiten hadden: die moest je hebben. Je gaf ze de ruimte, zodat hun talenten ook volop rendeerden. Tony Naets kreeg de opdracht de Panorama-redactie op een professionele wijze te organiseren en te runnen. Regisseur Fred Brossé kon met zijn meest toegewijde volgeling Tony Verbruggen een geslaagde vernieuwing in de vormgeving van de Panorama-reportages doorvoeren. Na het overlijden van Fred deed Tony Verbruggen het alleen. Generaties journalisten hebben nadien het abc van de beeldreportage bij hem geleerd omdat jij, Julien, altijd achter hem stond en hem steunde waar het nodig was. Het zal wel geen toeval zijn dat Tony en jij tot op het laatst zeer hechte vrienden zijn gebleven.
Maar het succes werd je niet door iedereen gegund. Een ambitieuze maar niet erg scrupuleuze collega kwam je op een dag vlak in je gezicht vertellen dat HIJ op je stoel wou zitten. Politiek en ander gekonkel zorgde ervoor dat je overgeplaatst werd naar de radio: de Wereldomroep eerst, de huidige Radio 1 nadien.
Toen bleek wat een groot man je was. Zonder enige verbittering stortte je je nog één keer met volle overgave op je taak. Van "restyling" was toen nog geen sprake, maar onder jouw leiding groeide Radio 1 langzaam maar zeker uit tot een van de beste radiostations die ons land ooit gehad heeft.
Beste Julien.
De openbare omroep heeft in jou meer dan een loyale dienaar gehad. De jacht op kijkcijfers was je vreemd, maar de programma’s die je zelf maakte of die onder jouw leiding tot stand kwamen, bereikten een eer groot publiek. Journalistieke integriteit en professionalisme stonden voorop.
Voor je collega’s was je een beminnelijk mens. Autoritair optreden was je vreemd, maar je wist begot wel waar je naartoe wou en je slaagde erin de hele redactie jouw richting uit te sturen. Meer nog: als die redactie werd aangevallen, binnens- of buitenshuis, stond je altijd achter haar. De achterbakse manoeuvres die soms van je gevraagd werden om deze of gene journalist te dwarsbomen, wees je verontwaardigd van de hand. Voor die houding heb je een zware prijs moeten betalen.
Dat, Julien, zullen wij, je medewerkers van alle slag en stand, die dat hebben mogen ondervinden, nooit vergeten. Vaarwel.
(Uitpers, nr. 33, 4de jg., september 2002)