Een reactie op “Onverantwoord immigratiebeleid en anti-islamvirus” van mr. drs J.J. v.d. Gullik in vorig nummer van Uitpers.
Laten we toch niet vergeten hoe de huidige migratiegolf tot stand is gekomen, om het debat wat open te trekken. In de jaren ’60 bestond er in West-Europa een grote vraag naar goedkope arbeidskrachten als gevolg van het keynesiaanse economische model, dat o.a. voorzag in regelmatige substantiële loonsverhogingen. Over het algemeen ging het economisch goed, dus West-Europa kon zich een instroom van goedkope arbeidskrachten wel veroorloven. Patronaat tevreden, want goedkopere arbeid, arbeidersklasse tevreden, want aan hun verworvenheden werd niet geraakt.
Waren nu ook de migranten tevreden met deze situatie? Slechts gedeeltelijk. Voor hen was het voornamelijk een keuze voor het minste van twee kwaden. De meeste Marokkaanse immigranten bv. komen uit het Rif in het noordoosten van Marokko. De Riffijnen zijn een achtergestelde en onderdrukte groep (door de vorige koning Hassan II) binnen Marokko. Hun “keuze” beperkte zich dus tot aan de ene kant een uitzichtloze toestand in een arm Marokkaans gebied of aan de andere kant een onzekere toekomst in een totaal vreemde omgeving. Naast de evidente vraag (automatischvoortvloeiend uit de strategie van winstmaximalisatie van particuliere ondernemingen) naar goedkope arbeid, was er dus ook een aanbodzijde.
Iedereen was dus min of meer tevreden met de situatie zoals ze was, maar in de jaren ’70 raakte West-Europa in een diepe structurele economische crisis, waar ze nog steeds niet echt uitgeraakt is. Voor de arbeidersklasse en dan vooral de onderste lagen daarvan, waren migranten opeens toch niet meer zo welkom. Zij betekenden immers een negatieve druk op lonen, werkdruk, veiligheid op het werk,…
De migratiestroom kon echter niet zomaar stilgelegd worden: de aanbodzijde en vraagzijde van goedkope arbeid bleven bestaan en daarnaast nu ook wat men noemt “migratienetwerken”. Het nog steeds heel actuele probleem van de gezinshereniging is een voorbeeld van zo’n migratienetwerk.
Over het heden dan. Men kan er niet omheen dat migratieproblematiek al te lang niet erg hoog op de politieke agenda heeft gestaan (volgens mij vooral omwille van die vraag naar goedkope arbeid). Had men kort op de bal gespeeld en ervoor gezorgd dat migranten gelijkwaardige burgers werden -en dus geen negatieve druk meer zijn op allerlei arbeidsomstandigheden- dan was het probleem nu veel kleiner.
Over “het probleem”: wat men dezer dagen al te weinig doet is een fundamenteel onderscheid maken tussen de problemen met de verschillende groepen moslims. Daarmee bedoel ik dat het grootste probleem met moslims (maar ook met alle andere migranten) een sociaal-economisch probleem is van werkloosheid, huisvesting, criminaliteit en achterstelling in het algemeen. Een ander probleem, dat daar (bijna) helemaal los van staat is dat van het religieus-fundamentalisme. Een “mooie” illustratie van hoe deze twee problemen te gemakkelijk versmolten worden tot één moslimprobleem is de berichtgeving rond de rellen in Frankrijk. Ik kon me nooit ontdoen van de indruk dat alle zenders, kranten en tijdschriften nadat de storm geluwd was de hele zaak zonder nadenken geklasseerd hadden in het dossier ‘moslims’ terwijl het overduidelijk een sociaal probleem was rond migranten. Zo was minstens een derde van het ‘racaille’ christelijk (of althans afkomstig uit christelijk milieu), wat grosso modo in proportie is met hun reële aantal ten opzichte van de totale migrantenbevolking.
Dit fundamentele onderscheid maakt ook de heer v.d. Gulik nergens. Hij gooit in mijn ogen “de interventies van het Westen in de islamitische wereld, het pijnpunt Israël, 11/9, de moord op Fortuyn en Van Gogh en recent de rellen in Frankrijk” iets te makkelijk op een hoopje. Dat alle bovengenoemde gebeurtenissen mee hebben bijgedragen tot de polarisering is natuurlijk wel juist, maar DAT HOEFT HELEMAAL NIET. Zo zie ik -vanuit dat onderscheid- echt niet waarom de religieus-geïnspireerde massamoord op 11 september 2001 leidt tot een polarisering tussen de Nederlandse/Vlaamse autochtone bevolking en de allochtone bevolking al dan niet in de getto’s van de grote steden.
Als conclusie wil ik graag naar voor schuiven dat we niet moeten denken ook maar een van deze problemen op te lossen door alle moslims en alle migranten gelijk te stellen als ware het één homogene groep om vervolgens één oplossing toe te passen. Dat zou alleen nog meer hallucinante situaties creëren.
Michiel Beelaerts
(Uitpers, nr. 72, 7de jg., februari 2006)