1 januari 2014: twee verjaardagen voor Mexico. Hoewel ze moeilijk kunnen ‘gevierd’ worden. De eerste verjaardag is de twintig jaar van het NAFTA-Verdrag, de vrijhandelsovereenkomst voor Noord-Amerika (Canada, VS, Mexico). De tweede verjaardag is die van de opstand van de neo-zapatistische guerrilla in Chiapas, precies op diezelfde dag. Die twee gebeurtenissen stonden uiteraard in verband met elkaar, maar wat er de twintig jaar nadien is gebeurd, leidt tot twee verschillende verhalen die boeiend en leerrijk zijn voor de linkerzijde, overal ter wereld. In dit eerste artikel: de trieste balans van NAFTA.
Een klassenconflict in drie landen
We kennen het refrein inmiddels maar al te goed. Twintig jaar geleden was er zowel in de VS als in Mexico erg veel verzet tegen het nakende vrijhandelsverdrag. Maar het antwoord was toen wat het vandaag nog steeds is: dit zal leiden tot export, groei, investeringen en werkgelegenheid. Wie kan daar tegen zijn? Mexico, dat rond diezelfde periode lid werd van de OESO (Organisatie voor economische samenwerking en ontwikkeling, een club van rijke landen) zou dank zij dit verdrag ook toetreden tot ‘de eerste wereld’.
In Mexico is alleen de groei van de export realiteit geworden. De export van Mexico naar de VS en Canada is verzevenvoudigd. Mexico heeft een handelsoverschot dat de laatste jaren meer dan 50 % hoger ligt dan zijn import. 80 % van de export van Mexico gaat naar de VS. Maar de helft van die export is in handen van een honderdtal bedrijven.
De verklaring hiervoor is vrij eenvoudig. Veel Noordamerikaanse bedrijven zijn komen produceren in Mexico, o.m. de automobielindustrie, omdat de lonen er stukken lager liggen. Dat heeft in de VS voor erg veel werkloosheid gezorgd, en in Mexico nieuwe banen gecreëerd. Mexico is vandaag het grootste industrieland van Latijns-Amerika.
Volgens de Amerikaanse vakbond AFL-CIO hebben de werknemers over de hele linie verloren, in Mexico zowel als in de VS. Door de toevloed van migranten en de makkelijke dreiging van ondernemingen ‘om naar Mexico te vertrekken’ ontstond er een enorme druk op de lonen in de VS. De ongelijkheid in de VS is nu vergelijkbaar met die van Mexico. Wat we meemaken, aldus Lori Wallach, anti-NAFTA militante van bij het begin, is een soort ‘brazilisering’ van de VS.
Want dit betekent zeker niet dat alle sectoren een positieve balans kunnen opmaken. Een van de grote verliezers is de transportsector, omdat de VS geen Mexicaanse vrachtwagens op zijn wegen wil. Dat betekent dat de vervoersbedrijven in het beste geval tot aan de grens mogen rijden, en daar de goederen moeten overgeladen worden. Investeren in de VS is in theorie mogelijk, maar in de praktijk onhaalbaar, omdat er erg hoge eisen worden gesteld.
De grootste drama’s speelden zich af op het platteland. De overheidsregulering van de landbouwsector in Mexico viel weg, grote Amerikaanse bedrijven gingen samenwerken met de grote Mexicaanse ondernemingen, en de kleintjes werden uit de markt geduwd. Er kan geen sprake van zijn dat kleine maïsboeren kunnen concurreren met de mastodonten uit de VS. Maïs is het basisvoedsel van de hele Mexicaanse bevolking. In 1991 waren er 3,1 miljoen maïsproducenten. De kleine boeren stonden in voor meer dan de helft van de nationale productie. In principe kregen die boeren nog 15 jaar bescherming, maar nauwelijks twee jaar later haalde de Mexicaanse regering unilateraal de douanetarieven naar beneden en zette de deur open voor de Cargills, Archer Daniels Midlands, Corn Products Internationals en andere. Zij zijn het die vandaag de controle over de Mexicaanse maïsmarkt in handen hebben. De maatregel was meteen ook een toegeving aan de veehouders die goedkopere maïs voor hun voeder wilden. Korte tijd later werd artikel 27 van de grondwet gewijzigd, en ging de collectieve eigendom van landbouwgrond verloren, één van de grote verworvenheden van de Mexicaanse revolutie van 1910.
Het maïsareaal is in Mexico weliswaar gelijk gebleven en de productie verdubbelde, maar het is wel irrigatie-maïs. Ook de import van maïs is exponentieel gegroeid en gaat vooral naar de veehouderij. Het algemene resultaat is een enorme concentratie van de maïssector en daar zijn honderdduizenden kleine boeren het slachtoffer van. Zij zijn het die in eerste instantie naar de steden trekken of proberen te migreren.
Onrechtstreeks is het ook het vrijhandelsakkoord dat aan de basis ligt van de groeiende en moordende drugshandel. Sinds 1994 hebben 1.780.000 boeren hun bedrijf verlaten. De narcobusiness heeft veel boeren eerst wat laten ‘bijverdienen’ en begon nadien zelf met het opkopen van het land. 85 % van de overblijvende boeren leeft in armoede, terwijl de grote voordelen van het vrijhandelsakkoord in handen is van zo’n dertigtal grote ondernemingen. Het platteland gaat gebukt onder zware armoede en ontzettend veel geweld.
Het ‘krachtige instrument’, zoals de voorstanders van het Verdrag voortdurend stelden, heeft ertoe geleid dat Mexico verpauperde en zijn voedselsoevereiniteit verloor.
De economische groei ging in die twintig jaar gestaag achteruit. In 1995 en in 2009 kende Mexico een crisis. Toen het Verdrag van kracht werd, tijdens het presidentschap van Salinas de Gortari, bedroeg de gemiddelde groei van 3,9 procent tijdens het presidentschap van Ernesto Zedillo, de beginperiode van NAFTA, was het nog 3,5 procent; onder Vicente Fox daalde de groei tot 2,3 procent en onder Felipe Calderon tot 1,8 procent. Tijdens het eerste jaar van Enrique Peῆa Nieto bedroeg de groei nauwelijks 1,3 procent. De kapitaalvlucht is enorm: meer dan 200 miljard US Dollar tijdens de 12 jaar van PAN-bestuur (2000-2012).
De informele sector groeide eveneens exponentieel. Zowat 60 procent van de beroepsbevolking werkt nu op de ‘grijze’ markt, zonder sociale becherming.
Mexico is enige land van Latijns-Amerika waar de armoede in 2012 is toegenomen. Volgens CEPAL (de VN-Economische Commissie voor Latijns Amerika) bedraagt ze 37,1 procent; volgens nationale cijfers loopt ze op tot bijna 50 procent, hetzelfde cijfer als twintig jaar geleden, terwijl alle andere landen een redelijke of sterke daling kenden.
Bij de OESO maar staat Mexico voor zowat alle sociale indicatoren op de laatste of voorlaatste plaats. Secretaris-generaal Angel Gurría, zelf Mexicaan, stelde in 2009, in een gesprek met de krant La Jornada, dat de economie van zijn land er rampzalig bij stond;
In de VS zijn zowat één miljoen banen verloren gegaan, is er een handelstekort van 180 miljard US Dollar en krijgt men af te rekenen met een verdubbeling van de migratie. Er ging inmiddels 360 miljoen US Dollar verloren aan compensaties voor bedrijven die protesteren tegen nationale wetgeving die hun belangen ‘in gevaar brengen’.
Alle bezorgdheden van de NGO’s twintig jaar geleden zijn helaas realiteit geworden. Mexico werd uitverkocht aan de VS, aldus Andrés Barreda Marín, van de UNAM in La Jornada. De arbeidsmarkt werd gedereguleerd en de milieuwetgeving opgeofferd. Deregulering werd het motto van alle neoliberale regeringen die Mexico sindsdien heeft gekend. De recente hervorming van de olie- en gassector is er het trieste sluitstuk van.
Volgens CEPAL is de grote winnaar van het vrijhandelsakkoord voor Noord-Amerika echter China. Op de Noordamerikaanse markt kan het concurreren met Mexico, en in Mexico wordt het alsmaar competitiever t.a.v. VS-bedrijven. Het handelsoverschot van Mexico t.a.v. de VS wordt trouwens grotendeels ongedaan gemaakt door een handelstekort met China.
At the level of people, the system doesn’t work …
Wat dit alles betekent is in eerste instantie een mislukking van het neoliberaal model, zoals we vandaag, in andere termen, ook in Europa meemaken. Het liberaliseren van de handel kan zeker positief zijn, alleen moet men zien wat en hoe er wordt geliberaliseerd. Een zogenaamd ‘vrijhandelsverdrag’ tussen een rijk en een arm land, me
t een scheef getrokken machtsverhouding, kan alleen maar negatief uitlopen voor het arme land.
Meer nog dan een wanverhouding tussen landen, is echter duidelijk dat het hier om een klassentegenstelling gaat. Het zijn de werknemers en de boeren in de twee belangrijkste partnerlanden van dit verdrag die het slachtoffer zijn. Multinationals hebben het pleit gewonnen, met een bewuste medeplichtigheid van een politieke klasse. Hieraan is tot vandaag niets veranderd, met de energiesector gebeurt precies hetzelfde.
Het is de vroegere president van de Wereldbank, Jim Wolfensohn, die ooit deze brutale uitspraak deed: ‘at the level of people, the system doesn’t work’. Maar als het voor de mensen niet werkt, waarom zouden mensen dit dan ondergaan?
Protesten zijn er dagelijks in Mexico, in het hele land. Grote betogingen ook. Op de dag dat het vrijhandelsakkoord van kracht werd, brak in Chiapas een opstand uit (zie hierover het volgende artikel op Uitpers). Maar de politieke klasse doet voort en kijkt niet om. De hoopvolle guerrilla die twintig jaar geleden het licht zag, is inmiddels verworden tot een actieve en hoopvolle beweging die werkt aan de bewustwording van zichzelf en van de inheemse bevolking. Mexico is een land waar de rechten dag in dag uit worden geschonden, waar je zonder veel poeha in de gevangenis terecht komt of, erger nog, waar tienduizenden mensen worden vermoord.
In de Europese Unie begint een actie op gang te komen tegen een vrijhandelsverdrag tussen de EU en de VS. We lopen het risico met vergelijkbare problemen geconfronteerd te worden, hopelijk niet in termen van mensenrechten, wel in termen van een machtsoverdracht naar multinationals. NAFTA laat zien wat dit kan betekenen. De medeplichtigheid van onze nationale regeringen is even groot en ze wordt bovendien verborgen door het onderhandelingsmandaat dat ze aan de Europese Commissie hebben gegeven. We moeten daarom de lessen trekken uit dit eerste grote verdrag van het neoliberale tijdperk. De pijlen moeten niet gericht worden op de Europese Commissie, noch op het zogenaamde ‘geheim’ waarin de onderhandelingen plaats vinden – alle onderhandelingen zijn tot op zekere hoogte geheim, ook bij de vakbonden. Wel moeten we met concrete voorbeelden de mensen duidelijk maken wat er op het spel staat, welke sociale waarden er kunnen verloren gaan, hoe het milieu- en onze gezondheid in gevaar kunnen komen. En vooral, we moeten met een beweging van voorgelichte en bewuste mensen actie voeren bij onze regeringen. Zij kunnen dit verdrag tegen houden of in andere banen leiden. En waarom zouden we, naar het voorbeeld van de ‘Top der volkeren’ die het Vrijhandelsakkoord voor geheel Amerika (ALCA) naar de prullenmand verwees, niet proberen om in Europa een groot forum tégen TIPP (het Transatlantisch Investerings- en Handelsakkoord) te organiseren?