De Europese Unie heeft de eerste helft van dit jaar met Hongarije een opvallende voorzitter. De Hongaarse regering van Viktor Orban voert namelijk een zeer nationalistisch beleid dat haar in conflict brengt met andere lidstaten van de EU. Orban duldt bovendien ook weinig oppositie, hij voert een uitgesproken autoritaire koers om critici zoveel mogelijk monddood te maken. Orbans partij Fidesz is lid van de Europese Volkspartij (EVP).
Bij de EU in Brussel zijn ze er niet gerust in. Sinds Orban in mei voor de tweede keer (vorige keer was van 1998 tot 2002) premier werd, nam zijn regering enkele maatregelen die bij de EU slecht vallen. Ze stelde een belasting in speciaal voor de buitenlandse banken, distributieondernemingen, energiebedrijven en andere diensten, wat volgens de EU een ongeoorloofde discriminatie is. De Duitse premier Angela Merkel (van de Christen-Democratische Unie,CDU, de partij die zo enthousiast was over Orban) reageerde boos, want daardoor moet een Duits bedrijf als Telekom 42% betalen op de winsten van haar Hongaars filiaal. Maar bij de meeste Hongaren valt dat erg in de smaak, volgens de regering is die maatregel nodig om de lasten voor de Hongaarse kmo’s te verminderen.
De buitenlandse ondernemingen hebben in Hongarije een slecht imago. Veel van die ondernemingen kwamen na de implosie van het communistisch systeem in 1989 voor een appel en een ei in buitenlandse handen. De socialistische partij MSzP, erfgename van de communistische, speelde daar een grote rol in. Die partij voerde zeker tussen 2002 en 2008 een neoliberaal beleid, wat haar in april 2010 een verpletterende verkiezingsnederlaag opleverde. Fidesz heeft met een discours tegen buitenlands kapitalisme ingespeeld op het ongenoegen over dat neoliberaal beleid.
De Commissie van de EU is ook niet te spreken over de beslissing van de Hongaarse regering om de privé pensioenfondsen feitelijk op te doeken. Eind november kregen de ca drie miljoen Hongaren die ook bijdragen betalen in een privéfonds, te horen dat ze tot eind januari hebben om hun bijdragen in het overheidsfonds te storten, wat de staatskas 11 miljard euro moet opleveren. De EU-Commissie liet officieel weten door die maatregel “verontrust” te zijn, vooral omdat ze vermoedt dat dit extra geld alleen maar moet dienen om het tekort op de begroting te verminderen.
Beknottingen
Om die laatste maatregel mogelijk te maken, had het parlement – waar Orban een tweederde meerderheid heeft – de bevoegdheden van het Grondwettelijk Hof ingeperkt. Daardoor kan dat Hof zich niet langer inlaten met begroting, belasting of pensioenen. Orban stelde dit voor als een onderdeel van zijn “nationale revolutie” – hij laat zich graag de chef van de “nationale revolutie” of de “revolutie van 2010” noemen.
Die “revolutie” bestaat erin elke kritiek af te doen als antinationaal. George Kopits, de voorzitter van de “toezichtraad op de begroting” ingesteld in 2008 op verzoek van Fidesz, had het aangedurfd de begroting voor 2011 “avonturistisch” te noemen. Het parlement overweegt daarom de fondsen voor die raad in te trekken. De voorzitter van de Nationale Bank, Andras Simor, sprak zich uit tegen een voorgestelde verlaging van de officiële rentevoet. Het parlement gaat in de lente een wijziging van de grondwet bespreken waarbij de Nationale Bank niet langer zelfstandig kan optreden, wat nochtans een voorwaarde is om eventueel tot de euro toe te treden. EU en IMF zijn daar niet blij mee, maar veel Hongaren vinden dat een terechte verdediging van de nationale zelfstandigheid.
Trianon
En daar komt alweer Trianon op de proppen, het verlengstuk van het Verdrag van Versailles waarbij in 1920 de grenzen van Hongarije werden vastgelegd. Het grondgebied werd daardoor ingeperkt tot een derde van het vroegere Hongarije uit de Habsburgse Dubbelmonarchie. Met als gevolg dat talrijke etnische Hongaren daardoor in andere landen leefden, vooral Roemenië en Slovakije (toen het pas gevormde Tsjechoslovakije) en ook nog in Joegoslavië (het gebied Vojvodina in het noorden van Servië), Oekraïne (toen de Sovjet-Unie) en Oostenrijk.”De schande van Trianon” droeg bij tot de triomf van het Hongaarse fascisme onder leiding van Horty – die samenwerkte met nazi-Duitsland.
De regering van Orban heeft dat “onrecht van Trianon” aangegrepen om onmiddellijk na haar aantreden de Hongaarse nationaliteit te verlenen aan de Hongaren in het buitenland. Enkele buurlanden reageerden furieus. Slovakije besliste dat al wie die nationaliteit aanvraagt, zijn Slovaaks staatsburgerschap zou kwijtspelen. Maar zeer weinigen zijn op het aanbod van Boedapest ingegaan.
Die beslissing weerspiegelt vooral het ultranationalistisch klimaat in Hongarije. Sinds 1989 voeren diverse partijen campagne met kaarten van Groot-Hongarije. Fidesz aanvankelijk niet, dit was de “partij van de jonge liberalen”. Maar Orban was in de eerste plaats anticommunist en nationalist en slokte al snel de meeste andere nationalistische groepen op. De Fidesz heeft intussen wel concurrentie gekregen van Jobbik, de uiterst-rechtse erfgename van het Horty-regime wier militie regelmatig paradeert in zwarte nazi-uniformen. Zij voeren ongehinderd campagne tegen al wie en wat niet “zuiver Magyaars” is, met voorop zigeuners en joden. Maar ook bij de Fidesz en zijn “nationale revolutie” zijn die sentimenten levendig. Zo hebben Fidesz en Jobbik samen een concert in het Nationaal Theater te doen annuleren – dat concert was gepland ter gelegenheid van het nationaal feest van Roemenië. Al is Roemenië een lidstaat van de EU, voor de Hongaarse nationalisten is dat de historische vijand.
Kritiek ongewenst
Orban stelt alles in het werk om kritiek op zijn beleid te smoren. Het Grondwettelijk Hof wordt aan banden gelegd, media en journalisten die te openlijk kritiek uitbrengen, krijgen het erg lastig, professoren worden weggezuiverd. In naam van de strijd tegen de overblijfselen van het communisme wordt een heksenjacht gehouden tegen ambtenaren, academici, perslui enz. die allemaal het verwijt krijgen dat ze voor de communisten werkten. Terwijl algemeen geweten is dat Orbans minister van Buitenlandse Zaken Janos Martonyi tijdens dat communistisch bewind jarenlang voor de geheime dienst werkte.
Een van de recente slachtoffers is Paul Lendvai, een 81-jarige Oostenrijkse journalist van Hongaarse afkomst en auteur van enkele standaardwerken over Hongarije. In zijn jongste boek, “Mein verspieltes Land” (mijn verloren land), heeft hij het over de corruptie en het wanbeheer vanaf 1989. Hij spaart geen enkele regering, dus ook niet die van Orban die hij vooral zijn autoritaire aanpak en zijn afkeer van elke kritiek verwijt. Als om dat te bevestigen, krijgt Lendvai de volle lading, hij wordt ervan beschuldigd voor de communisten te hebben gewerkt.
Om het jaar 2010 af te sluiten, keurde het Hongaarse parlement op 21 december ook nog een nieuwe mediawet goed die de regering een grotere controle op de media geeft. Er wordt een nationale raad opgericht, bestaande uit alleen aanhangers van Orban, die toezicht op de media zal houden. Die raad mag, ook zonder dat er een misdrijf is vastgesteld, op elk ogenblik alle documenten en computers van de media controleren en het bronnengeheim van journalisten wordt opgeheven “als de nationale veiligheid dat vereist”. De vertegenwoordigster van de OVSE (Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa) voor persvrijheid, Dunja Mijatovic, bestempelde die wet als kenmerkend voor totalitaire regimes. De Belgische ex-premier Guy Verhofstadt deed als voorzitter van de Liberale fractie in het EU-Parlement een scherpe uitval tegen de Hongaarse regering.
Orban draagt er wel zorg voor in het buitenland een andere taal te voeren dan in eigen land. In interviews met buitenlandse kranten ontkent hij steevast alle aantijgingen over ultranationalisme en autoritair bewind. “In de EVP is geen plaats voor nationalisme, populisme en antidemocratische krachten”, aldus Orban half november in de Franse krant Le Figaro. De EVP kan gerust zijn.
(Uitpers nr. 127, 12de jg., januari 2011)