Hillary Clinton incarneert de narcistische pretentie van de Amerikaanse elite om onze wereld te domineren. Volgens haar hebben de drie vorige presidenten het werk maar half gedaan. Ze wil, als ze haar intrek in het Witte Huis neemt, het werk afmaken. De VS beschouwt zichzelf als een formidabel land, waar de elite denkt zich alles te mogen en kunnen veroorloven. Deze hyper rijke elite benadert de wereld vanuit haar direct eigenbelang. Haar hebzucht zonder grenzen staat als in graniet gebeiteld. Deze leden van de 1 procent zijn de kruisvaarders van de vrije markt met de dollar als centrum. Hun ideologie is als een godsdienst, want in hun ogen is er geen andere weg. Zij zijn de kracht van het goede en geven gestalte aan het Amerikaans exceptionalisme.
De Amerikaanse leiders beschouwen zich als voorbestemd om de burgers van onze planeet te leiden. Met sloganverkopers voor mensenrechten, met enorme mediasteun, zaaien ze de zaden van hun vrijemarktdemocratie. Het ware resultaat kan men bijvoorbeeld zien in Oekraïne waar hun vaandeldragers op belangrijke sleutelposten in de economie geplaatst worden, zoals de zoon van de Amerikaanse vicepresident Bidden die een plaats bezet in de beheerraad van het Oekraïense gasconsortium.
Dit is geen voorbijgaande anomalie, het neoconservatisme streeft voor een bestendiging van de Amerikaanse droom. Diana Johnston noemt Hillary Clinton “de Queen van de chaos”, de hoogste vertegenwoordiger van de ‘war party’.
Belangrijke vaststelling is dat sinds 1992 de continuïteit het gehaald heeft op de verandering. De verkiezing van de democraat Bill Clinton tot president, na de implosie van de Sovjet-Unie, ging gepaard met het einde van de bipolariteit dat alle kansen gaf voor het hegemoniaal machtsstreven van de VS. Bill Clinton heeft de imperiale politiek niet uitgevonden, deze was al de kern van het Amerikaanse streven naar wereldmacht op het einde van de tweede wereldoorlog. Bill Clinton heeft dit streven uitgebreid naar de ganse planeet.
Zijn eerste stap in deze richting was de NAVO-uitbreiding waarmee de alliantie opschoof tot aan de Russische grens. De omvorming van het bondgenootschap tot een reëel functionerende oorlogsmachine in de ‘war on terror’ maakte het ook mogelijk om van de NAVO-lidstaten een grotere financiële defensie-inspanning en meer discipline te eisen.
De tweede stap is van ideologische aard. Om de buitenlandse militaire interventie te rechtvaardigen tegen soevereine landen, kwam men met het voorwendsel van de strijd voor mensenrechten onder de slogan “reponsability to protect”. Deze doctrine werd in de Balkan uitgetest, met een uitgewerkte humanitaire propaganda als scherm voor hun oorlog tegen Servië. Men toverde dan uit de NAVO-hoed de genocide in Kosovo, de niet heeft plaats gehad, om deze ideologie in de praktijk te brengen. Dat verliep voornamelijk via het bombarderen van de infrastructuur van klein Joegoslavië. Bij deze afscheidingsoperatie maakte de VS gebruik om er de grote militaire basis ‘Bondsteel’ te vestigen. Deze VS/NAVO-operatie had als resultaat een onderdanige staat in handen van het Albanees misdaadmilieu in dienst van de westerse belangen. Voor de eerste maal werd zo een maffiastaat boven de doopvont gehouden door een militaire interventie van de NAVO onder leiding van de VS zonder VN-mandaat en dus in tegenstrijd met het VN-charta.
Naïevelingen dachten dat de landsgrenzen een fundamenteel principe vormen van het internationaal recht. Maar dat principe werd door het optreden van de NAVO en Bill Clinton in de prullenbak gegooid. Met luchtaanvallen in Irak en Servië experimenteerde het Pentagon een revolutie in de militaire handelingen van de VS. In de plaats van grondtroepen te zenden, met het risico van vele dode soldaten, verkoos Washington de tactiek van de chirurgische asymmetrie van perfecte luchtaanvallen om het geviseerde land tot een puinhoop te herleiden en geen verliezen te hebben in het kamp van het ‘goede’.
Deze drie innovaties vormden het nieuwe paradigma voor de buitenlandse politieke strategie van Washington. Hier zijn George W. Bush en Obama niet van afgeweken. Bush startte na de 9/11 aanslagen in 2001 een oorlog tegen de terreur die concreet in Afghanistan werd gevoerd, maar zonder politiek of militair resultaat bleef. Door dit fiasco kozen de VS-kiezers een democraat tot president in 2008 in de hoop dat hij het gevaarlijke oorlogsscenario zou stoppen. Maar de illusie was van korte duur, de neoconservatieve oorlogspolitiek werd geen strobreed in de weg gelegd.
President Barack Obama heeft weliswaar een akkoord met Iran getekend en de dialoog met Cuba opgestart. Hij heeft vermeden om Amerikaanse grondtroepen naar slachtvelden te zenden, om de voorkeur te geven aan de strategie van “leading from behind”. Gelijktijdig heeft hij echter zijn drone aanvallen opgevoerd en het illegaal gevangenkamp Guantánamo niet gesloten. Hij besloot meer gebruik te maken van huurlingen uit de privésector. Hij heeft kleine landen die hun soevereiniteit niet wilden verkwanselen, zoals Libië en Syrië, gedestabiliseerd en tot een puinhoop herleid met de hulp van zijn proxy krijgers. In zijn retoriek vergelijkt hij Rusland met Daesh, hij heeft een rakettengordel opgesteld in Oost-Europa die Moskou bedreigt, de staatsgreep in Kiev gefinancierd en – samen met zijn Europese onderdanige vazallen – Rusland sancties opgelegd.
De verkiezingscampagne van Hillary Clinton toont duidelijk aan dat ze vastbesloten is als ze haar intrek in het Witte Huis neemt de agressieve VS-politiek voort te zetten. Het paradigma van de ‘uitverkoren elite die de wereld moet leiden’ gaat mooie dagen tegemoet. Het door haar beloofde Amerika heeft een unipolaire wereld nodig, die met militaire suprematie moet worden verdedigd.
Het is toch Jean Jaures die ons er attent maakte dat het kapitalisme de oorlog in zich draagt zoals de wolken de regen?