Paus Johannes Paulus II kreeg na zijn dood veel postume lof toegezwaaid voor zijn historische bijdragen tot de wereldgeschiedenis. Hij werd door massa’s personaliteiten en media tot in den treure de doodgraver van het communisme genoemd, de man die de Muur van Berlijn had doen vallen en het IJzeren Gordijn had doen ophalen door in Polen de eerste grote domino te doen vallen. Geen wonder dat de geheime Sovjetdienst KGB in 1981 een aanslag op hem deed plegen. Of was het toch niet zo eenvoudig als zonder veel tegenspraak werd voorgesteld?
Karol Wojtyla, paus Johannes Paulus II, heeft ongetwijfeld een rol gespeeld in de gebeurtenissen in Polen. Maar een historische? Is dat neostalinistische bouwwerk ten onder gegaan ten gevolge van een complot? Of uit zichzelf, met een stootje vanuit Washington dat door het opvoeren van de bewapeningswedloop op het einde van de jaren 1970 de Sovjeteconomie wat sneller deed kraken?
Wojtyla werd paus eind 1978, in een periode dat de Poolse economie vierkant begon te draaien. In de eerste helft van de jaren 1970 leefde Polen in euforie, onder het bewind van de Poolse partijleider Edward Gierek waren er grote investeringen en een sterke groei. Maar die groei was gebouwd op een schuldenberg. Toen de schulden moesten worden afbetaald, kwam snel de ontnuchtering. In 1976 waren er al grote stakingen geweest (in Radom en Ursus) die geleid hadden tot de oprichting van het KOR, het comité voor verdediging van de arbeiders, dat door de kerkelijke hiërarchie argwanend werd bekeken. Polen had ook al in 1956 en 1970 grote stakingen gekend.
De stakingen op de scheepswerven van Gdansk hadden een voorgeschiedenis van arbeidersstrijd. Er was nu inderdaad een Poolse paus, maar er was vooral de wereldwijde crisis van het «Sovjetcommunisme ». Begin van de jaren 1980 maakten wetenschappers in de Sovjet-Unie ten gerieve van de Sovjetleiders een rapport op waarin werd uitgelegd hoe diep de maatschappelijke en economische crisis wel zat, hoe dringend hervormingen wel waren. Sovjetleider Joeri Andropov, die in 1981 Brezjnev (kortstondig) opvolgde, wist als gewezen chef van de KGB beter dan zijn collega’s dat de toestand zeer ernstig was, dat het land de door Washington opgedreven bewapeningswedloop niet aankon. Gorbatsjov probeerde vanaf 1985 nog wat hervormingen door te voeren, maar verder dan wat oplapwerk kon hij niet komen. Hij was zelf een product van dat systeem, met zijn beperkingen. En vooral, dat kwam veel te laat. Het systeem implodeerde.
Speelde Johannes Paulus II daar een rol in? Een dergelijke stelling gaat uit van een complotvisie op de geschiedenis. De bewapeningswedloop heeft de implosie van het systeem versneld, maar de paus? Polen was niet het enige land waar het systeem op het einde van de jaren 1980 kraakte, dat was nog meer het geval in Hongarije waar de partijleiders zelf de begrafenis van het systeem organiseerden om zelf de leiding van een “nieuw”, een kapitalistisch, te kunnen nemen. In Polen kwam de crisis van het systeem op een ogenblik dat Solidariteit zelf in crisis verkeerde, dat het aanhang had verloren en intern was verdeeld. Het waren de bureaucraten rond generaal Jaruzelski die de leiding van Solidariteit omzeggens smeekten om de macht te delen. Het Sovjetsysteem ging in Polen en elders te onder aan zijn interne kwalen en niet door de gebeden van Wojtyla.
Ali Agça
Verscheidene media herinnerden ook aan de aanslag van 13 mei 1981 op het Sint-Pietersplein. De paus werd gewond, de dader, Ali Agça, werd opgepakt. Die Agça was lid van de extreem-rechtse Turkse beweging van de Grijze Wolven. Hij was uit een Turkse gevangenis ontsnapt waar hij vastzat wegens moord op de hoofdredacteur van een liberale krant. Later bleek dat hij bij de aanslag vergezeld was van een ander kopstuk van de Grijze Wolven.
Toch hadden veel media het in 2005 over de aanslag beraamd door de Bulgaarse geheime dienst en de KGB. Om die stelling nogmaals te staven, was er eind maart plotseling sprake van een dossier dat in de archieven van de Stasi, de vroegere geheime dienst van de DDR, was gevonden. Daarin zouden brieven zitten waarin de Stasi haar Bulgaarse collega’s vraagt ervoor te zorgen dat de Stasi uit de zaak wordt gehouden.
Voorzover bekend, maar weinig is precies bekend, gaat de briefwisseling over pogingen om de Bulgaarse piste tegen te spreken. Het is nogal wiedes dat die geheime diensten buiten de zaak probeerden te blijven terwijl de CIA alles in het werk stelde om die Bulgaarse piste te stofferen. Dat is verre van een schuldbekentenis. Ook rijst de simpele vraag waarom schuldige geheime diensten nu zo onvoorzichtig zijn daarover een drukke briefwisseling te voeren.
Maar wat zien we? Dat Vincent Cannistraro weer opduikt. Cannistraro was in 1981 hoofd van de CIA in Italië. Het was toen dat Amerikaanse journalisten en propagandisten met “onthullingen” over de Bulgaarse piste kwamen.
Het enige wat vaststaat is dat de dader lid was van de Grijze Wolven en reeds eerder was veroordeeld voor een moord in opdracht van die Grijze Wolven. Toch kreeg de KGB, onbewezen, bij veel van onze media de schuld.
Calvi en Marcinkus
Waarover we veel minder, of niets, te horen en lezen kregen, waren de affaires waarin het Vaticaan in de jaren 1970 en 1980 betrokken raakte. Die affaires draaiden rond de Banco Ambrosiano van Roberto Calvi, bijgenaamd bankier van God en van de maffia (en later bleek hij ook bankier te zijn van de socialistische PSI) die nauw samenwerkte met monseigneur Paul Marcinkus, een vertrouweling van Johannes Paulus II. De paus hield deze Litouwer de hand boven het hoofd na het bedrieglijk bankroet van de Banco Ambrosiano in 1981. Calvi werd in Londen vermoord in opdracht van maffiabazen die zich gedupeerd voelden.
Marcinkus had als directeur van de Vaticaanse bank (Istituto per le opere religiose, instituut voor religieuze werken) de patronagebrieven ondertekend waarmee Calvi voor 70 miljard BEF (1,75 miljard euro) naar Panamese ondernemingen had versluisd. Het geld bleef spoorloos. Een Pools blad meldde later dat een deel van dat geld naar Polen was versluisd, maar in Polen werd dat onderwerp taboe. Een Italiaanse rechtbank veroordeelde het Vaticaan tot de betaling van schadevergoeding aan de gedupeerde klanten van de Ambrosiano.
Tegen Marcinkus werd een aanhoudingsbevel uitgevaardigd. De man kon het Vaticaan niet verlaten tot 1986. In dat jaar sloot de Italiaanse premier, de socialistische leider Bettino Craxi, een overeenkomst met het Vaticaan waarbij de spons over de affaire werd geveegd. De paus zorgde ervoor dat Marcinkus nog een vruchtbare loopbaan had.
Maar in de media idolatrie rond Johannes Paulus was er weinig plaats voor nuances en kritische noten.
(Uitpers, nr 64, 6de jg, mei 2005)