Achter de vijandelijke linies in het bezette Oost-Congo vecht een verzetsbeweging tegen de buitenlandse bezetter en zijn lokale collaborateurs. De Mayi-Mayi hebben zeer traditionele wortels. In 98-99 hebben ze zich verbonden met het Congolese regeringsleger. Vaak worden ze afgeschilderd als Forces Négatives. Maar in het gebied dat ze bevrijd hebben en controleren, beschermen ze de bevolking. Hun enige agenda-punt is de verdrijving van de buitenlandse bezettingstroepen en hun Tutsi-bondgenoten. Er bestaat ook een Mayi-Mayi-dissidentie. Die propageert de Derde Weg : Ni Kigali, Ni Kabila. De uitvoerders van de aanslag op president Kabila stonden onder haar invloed.
Het profiel van de Mayi-Mayi steunend op eigen bevindingen in Zuid-Kivu.
1/Voluit heten ze : Forces d’Autodéfense Populaire – Mayi-Mayi. Als zodanig vormen ze een burgerlijke tak van het Congolese leger, de Forces Armées Congolaises (FAC). De Mayi-Mayi waren de eerste gewapende Congolese burgers die zich als FAP manifesteerden. Gaandeweg worden er andere FAP-groepen opgericht. In december 2000 bestonden ze o.m. ook in Kinshasa, Bandundu en Lubumbashi.
2/Oorspronkelijk vormen de Mayi-Mayi boerenmilities die gewapenderhand de “gronden van de voorouders” beschermen. In 1905 vechten Mayi-Mayi in Oost-Tanzanië tegen de Duitse kolonisator. Vermoedelijk zijn deze opstandelingen eerder als slaven weggevoerd uit het tegenwoordige Oost-Congo.
3/Na de Congolese onafhankelijkheid van 1960 vormen de Mayi-Mayi van Zuid-Kivu een militair steunpunt voor het Lumumbistische verzet en de Conseil National de Libération waarin onder meer Laurent Kabila een leidersrol vervult. De opstand (van de Simba’s) van 1964-65 vertrekt vanuit Uvira in Zuid-Kivu. Verscheidene van de huidige Mayi-Mayi-leiders zoals de kolonels Kayumba en Dunia – die we beiden in bevrijd gebied ontmoet hebben -, de commandanten Louis Bidalira en Calixte Majaliwa, en de in Kinshasa verblijvende generaals Lwetcha en Sikatende hebben in die periode het maquis vervoegd.
4/Momenteel bestaan er drie FAP-Mayi-Mayi-zones : die van Fizi-Uvira-Kabambare onder leiding van de kolonels Dunia en Kayumba, die van de Route de Mwenga onder leiding van Georges Alunda en die van Shabunda-Bunyakiri onder leiding van generaal Padiri. De zones van Dunia en Padiri hebben een uiteenlopende geschiedenis, zoals trouwens ook hun chefs. Dunia behoort tot de eerste generatie van Congolese revolutionairen, Padiri is een dertiger die pas in de jaren ’90 als maquisard actief is geworden in etnische “schermutselingen” in Noord-Kivu (nu eens samen met en dan weer tegen Hutu-milities).
5/Sinds het uitbreken van de oorlog in Congo hebben de Mayi-Mayi van Zuid-Kivu een wisselend parcours afgelegd, met evenwel één constante : strijd tegen de Banyamulenge en hun (vermeende) Tutsi-verwanten. Wanneer Laurent Kabila met zijn Alliantie (AFDL) eind 1996 in opstand komt tegen het Mobutu-regime, verhinderen de Mayi-Mayi hem zéér hardnekkig de doorgang. Ze kennen Kabila persoonlijk, want ze hebben ze samen vanaf de jaren ’60 het socialistisch getinte maquis gedeeld van Hewa-Bora. Maar omdat Kabila nu optrekt met de Banyamulenge, verklaren de Mayi-Mayi hem de oorlog. In 1997 en ’98 stuurt Kinshasa Missions de Pacification naar Oost-Congo om de gewapende kernen ertoe te bewegen de wapens neer te leggen. Die zendingen, onder leiding van Sylvestre Lwetcha, hebben maar matig succes.
6/Twee jaar later slaat de situatie helemaal om. In juli ’98 bedankt president Kabila de Rwandese en Ugandese kaders voor bewezen diensten en vraagt hen terug naar huis te gaan. De vorige maanden was de sfeer tussen beiden al serieus verslechterd. Kigali en Kampala pikken de scheiding niet en starten begin augustus ’98 een blitzoffensief om Kabila’s regering omver te werpen. De invasie verzandt in een stellingenoorlog die intussen al tweeëneenhalf jaar duurt. Dit keer gaan de Mayi-Mayi aan de kant van de Congolese regering staan, tegen de gemeenschappelijke vijand : de bezettingstroepen uit Rwanda, Uganda en Burundi en hun lokale collaborateurs.
7/Deze positie-verandering is een proces van langere adem. Begin december 1998 houden de Mayi-Mayi van de FUK-zone een algemene vergadering. Daar beslissen ze toenadering te zoeken tot Kinshasa en commandant Sikatende met een missie te belasten. In de loop van 1999 schuiven de Mayi-Mayi organisatorisch in het Congolese leger. In september ’99 wordt een half dozijn chefs door Kinshasa gepromoveerd, Dunia tot kolonel, Padiri en Lwetcha tot generaal. Bovendien wordt Lwetcha – hij is in de zeventig – aangesteld tot stafchef van het Congolese leger. Vanaf nu heet de beweging FAP-Mayi-Mayi.
8/Maar enige dubbelzinnigheid blijft. Waarom wordt de jonge Padiri generaal terwijl de oude Dunia slechts kolonel wordt ? En waarom is precies de bejaarde Lwetcha tot chef van het leger benoemd ? Lwetcha kan niet eens zijn functie opnemen. Hij is in Kivu op de vlucht voor de bezettingstroepen. Pas in januari 2000 slaagt hij erin via Tanzanië in Kinshasa te geraken. Hij zou slechts een protocolaire figuur zijn terwijl anderen echt beslissen, onder meer generaal-majoor Joseph Kabila, de chef van de Landmacht. (In de dagen volgend op de moord op president Kabila is het volgens sommige waarnemers echter Lwetcha die de gretige “kroon”-pretendenten (vice-premier Kakudji, Justitie-minister Mwenze Kongolo en vleugel-adjudant Eddy Kapend) heeft afgeblokt en Joseph Kabila zijn vader als president doet opvolgen).
9/In Kinshasa wordt sinds langere tijd geklaagd dat het leger – de FAC – de FAP niet bevoorraden. Deze klacht valt – zeker in oorlogstijd – moeilijk te documenteren. Slechte coördinatie is wel een feit. Dissidente kringen zien daarin meteen de slechte wil van Kinshasa. Zelf heb ik kunnen vaststellen dat er wel degelijk bevoorrading naar kolonel Dunia in zijn hoofdkwartier in Kilembwe (waar er een vliegveldje is) gaat, maar ook dat zulks een zeer hachelijke onderneming is. Het is onbekend hoe het in de andere zones verloopt.
10/De FAP-Mayi-Mayi zijn een berooide beweging. Ze begonnen in 1996 met traditionele wapens te vechten en maakten de eerste vuurwapens buit op de vijand. Nu beschikken ze over individuele wapens, raketwerpers en lichte mitrailleurs, maar geen zwaardere kalibers ter ondersteuning. Ze hebben nauwelijks eigen telefonie. Dat bemoeilijkt aanzienlijk de coördinatie met de FAC-hiërarchie (en de bevoorrading). De mannen hebben geen uniformen of schoenen. Ze ontvangen geen soldij. Op patrouille gaan ze overal familieleden of kennissen groeten. Sommige lokale commandanten vragen een effort de guerre aan ambulante handelaars of mijnwerkers in ruil voor veiligheid.
11/Met hoeveel strijders ze zijn, valt onmogelijk te schatten. Het moeten er vele duizenden zijn. In principe heeft elk dorp in bevrijd gebied zijn eigen sectie van twaalf “militairen”. Die zijn niet allemaal gewapend. In Kananda en Kilembwe worden recruten opgeleid, ook door instructeurs van de FAC. Er komen veel recruten uit de vluchtelingenkampen in Tanzanië (Nyaruguzu, Lugufu…) waar naar schatting 150.000 Congolezen verblijven maar waar het leven ellendig is (eind 2000 zijn de rantsoenen er nog met 40 % verminderd).
12/De Mayi-Mayi hebben een groot gebied bevrijd en staan er in voor de veiligheid van de bevolking. Zelf heb ik le territoire de Fizi helemaal doorkruist, een administratieve eenheid van 16.000 km2, dus groter dan half België. Vijandelijke garnizoenen bezetten daar enkele de stedelijke centra Fizi, Baraka en Kalimiya en de onmiddellijk nabijheid. In Mwenga en Shabunda is de situatie identiek.
Er zijn regelmatig gevechten, zoals begin december 2000 rond Makobola nabij Uvira, en rond Saramabilla in de provincie Maniema, waar een goudmijn en een vliegveldje liggen.
Naast de militaire overheid, vertegenwoordigd door de commandanten van de FAP-Mayi-Mayi, zijn ook andere overheden present: bijna elk dorp heeft een capita of “burgemeester”, een politiek animator van de Comités de Pouvoir Populair en een agent van het Agence Nationale de Renseignements.
13/Zij controleren de bewegingen in het gebied. Voor passanten bestaat er meldingsplicht. Iedereen heeft een vrijgeleide nodig. Wie, zoals ik, vanuit Tanzanië komt, moet een door de regering in Kinshasa gewettigde feuille de route kunnen voorleggen.
Ze houden ook stevig de hand aan de discipline. Ongedisciplineerd gedrag wordt stante pede bestraft met stokslagen, één keer omdat een “militair” zijn wapen op een burger had gericht, een andere keer omdat iemand uit het gelid was gebroken, een derde keer omdat een strijder op bevel van zijn commandant op een andere patrouille had gevuurd. Onderlinge rivaliteit voor het leiderschap in een sub-zone komt wel degelijk voor. Aan het Tanganyika-meer ben ik getuige geweest van een geval van banditisme tegen de passagiers – vooral handelaars – van een boot uit Uvira. Allicht bleef deze “collectieve diefstal” nochtans niet ongestraft, want een commandant trok meteen met een bezwarend rapport naar de hogere hiërarchie.
14/In dit incident waren ook strijders betrokken van een FDD-eenheid. De Forces pour la Défénse de la Démocratie zijn één van de Burundese rebellengroepen die tegen het minoritaire Tutsi-regime in Bujumbura vechten. Ze hebben basissen in Congo, onder meer op het schiereiland Ubwari vanwaar ze maar het Tanganyika-meer hoeven over te steken om Burundi te bereiken. Hun leider Jean Bosco heeft zijn hoofdkwartier in Lubumbashi en de FDD krijgen substantiële steun van de regering in Kinshasa. FDD-strijders zijn door de bevolking allesbehalve graag gezien. Ook met de FAP-Mayi-Mayi leven ze op gespannen voet. Half januari kwamen “vele Mayi-Mayi” om tijdens een treffen met FDD in Rugeja, ten Zuiden van Bukavu.
Interahamwe heb ik in Zuid-Kivu niet ontmoet, ik heb er evenmin gehoord dat ze er vroeger zouden zijn geweest. Als ze nog in Congo opereren, dan enkel in Noord-Kivu. Overigens staat het wel vast dat het Rwandese leger provocaties uitvoert die nadien als acties van de Interahamwe worden voorgesteld.
15/Verontrustend is wel dat de racistische Interahamwe-ideologie de mentaliteit van haast alle Kivutiens verziekt. Weinigen zijn nog vatbaar voor de stelling dat de Banyamulenge – door de Belgische kolonisator “geïmporteerde” allochtone Congolezen – jarenlang als tweederangsburgers zijn gediscrimineerd.
16/In dit verband moet andermaal aangestipt dat de FAP-Mayi-Mayi – behalve hun ene drijfveer (de bevrijding van de gronden van de voorouders) – geen politiek programma hebben. Ze hebben geen “maatschappij-project” en zijn in de jaren ’60 blijven hangen. De ervaringen van toen en van het maquis van Hewa-Bora zijn slechts formeel verwerkt. Een tekst, getiteld “Zeven Fouten”, benadrukt dat Hewa-Bora ten onder ging aan de slechte relaties met de bevolking, zonder veel precizering. De politieke lacune laat ruimte zat voor ethnicisme en racisme.
17/De analyse van de huidige situatie daarentegen is overduidelijk. Voor de oorlog zien ze economische en politieke redenen. Rwanda, Uganda en Burundi bezetten Congo in opdracht van Westerse grootmachten. Ze willen het land annexeren en plunderen. De Mayi-Mayi zijn als de dood voor een “tweede Berlijnse Conferentie” waar de grenzen van de landen aan de Grote Meren zouden worden hertekend. De VN-missie MONUC past volgens hen in dat project. MONUC-waarnemers zullen immers posities innemen aan het front, in plaats van aan de grenzen met de buurlanden. “Als de VN zich in Kivu waagt, schieten we erop”, zo wordt gezegd.
President Kabila beschouwen ze als de spirituele zoon van Lumumba, die vecht voor de territoriale integriteit en het zelfbeschikkingsrecht van Congo. Omdat Kabila zich niet plooide naar de eisen van de economische mondialisering, moest hij wijken.
Ze vragen steevast waarom België als voormalige kolonisator zo passief blijft. Het lopende onderzoek naar de moord op Patrice Lumumba doet hen inzien dat in België nog steeds dezelfde reactionaire milieus als destijds regeren : het koningshuis, uiterst conservatieve katholieken en aan de NAVO verknochte militairen en geheime diensten.
18/Bijzonder levendig blijft de Mayi-Mayi-mystiek, een arsenaal van bijgeloof, rituelen en een gedragscode voor de guerrillastrijder. De “echte” strijder is geïnitieerd en als dusdanig “onkwetsbaar” voor de kogels van de vijand. De blindage moet voor elk gevecht ververst worden, de strijders worden dan met een speciaal brouwsel gewijd. De rituelen hebben hun naam gegeven aan de beweging : mayi betekent water in het Lingala of Swahili, na de initiatie ketst de kogel als water af op de huid van de strijder. Uiterlijkheden zoals fetisjen van flesjes, schelpen en talismannen zijn omnipresent. De analogieën met de Simba’s van de jaren ’64-65 zijn geen toeval. Zij gebruikten tijdens de gevechten de slogan Mulele-Mayi. De gedragscode is vermoedelijk verwant aan Mao Zedong’s regels voor de guerrillastrijder.
19/De Mayi-Mayi komen uit de bevolking. In elk gesprek brengen ze de catastrofale menselijke situatie in Kivu ter sprake.
De RCD-rebellen en de bezettingstroepen heersen in hun gebied met terreur. Gedwongen inlijving bij zogenaamde Local Defense-groepen van de bezetter is schering en inslag. Openbare manifestaties van hulde aan monseigneur Kataliko (overleden in oktober kort na zijn terugkeer uit haast tien maanden ballingschap) van Bukavu of president Kabila zijn manu militari onderdrukt.
De beruchte massacres duren voort. Ik noteerde zelf een getuigenis van een administrateur uit de streek van Kabambare waar in oktober in de buurt van Panda zo’n 25 mensen zijn vermoord.
De onveiligheid is groot. Maar gevraagd waarom het RCD-gezag niets doet tegen de aanvallen op parochies in dorpen in de streek van Ngweshe antwoord Joseph Mudumbi van de RCD-Goma (op 24 januari 2001): “De onveiligheid en de overvallen daar zijn te wijten aan het feit dat de mensen van Ngweshe bijdragen betalen aan de Mayi-Mayi”.
De door de Mayi-Mayi-gecontroleerde zones zijn van de buitenwereld afgesloten en voedsel en medicijnen zijn er schaars. In elk dorp heb ik er telkens minstens een half dozijn kinderen en adolescenten gezien met Bwaki (of kwachiorkor), hun vel en haar verbleken door een accuut tekort aan proteïnen.
Het voedseltekort is des te nijpender omdat vele duizenden vluchtelingen en Displaced Persons nu in bevrijd gebied hun toevlucht zoeken. Alleen al op het schiereiland Ubwari aan het Tanganyika-meer zouden ze nu met 120.000 zijn. Ik zag er nieuwe dorpen hoger in de bergen waar het woud wordt gekapt om er velden te kunnen aanleggen.
Lokale (onbetaalde) gezondheidswerkers zonderen mensen met besmettelijke ziekten (cholera, lepra, tuberculose) af in kleine centra maar ze hebben niets om hen te verzorgen. De landelijke vaccinatie-campagnes gaan aan bevrijd gebied voorbij. In 2000 zijn vanuit Uvira wel vaccinatie-teams richting Fizi getrokken, maar enkel om in te enten tegen polio. Ze stootten op groot scepticisme, de bevolking vreest voor vergiftiging op last van de bezetters. Omdat de Mayi-Mayi er onderling niet kunnen communiceren, wil de ene commandant wel meewerken maar de andere bij gebrek aan orders niet. Voor alle andere besmettelijke (kinder-) ziekten zoals mazelen of kinkhoest is in dit gebied sinds jaren niet meer gevaccineerd. Ze komen er frequent voor.
Veel uitrusting is sinds het begin van de oorlog in 1996 geplunderd. De meeste scholen of hulpcentra hebben geen golfplaten-daken of meubelen meer. Leerkrachten laten zich soms door de ouders betalen om toch iets te verdienen.
Aan het humanitaire drama wordt van buitenaf niets gedaan. Humanitaire organisaties blijven al jaren weg, zogenaamd omdat de situatie er onveilig is. Zoals de zaken er nu voorstaan, zouden ze nochtans met de plaatselijke Congolese overheden kunnen samenwerken.
20/De Mayi-Mayi-dissidentie wordt tegenwoordig onder de noemer Troisième Force gekatalogeerd. Hoe uiteenlopend ook, je kan haar objectief samenvatten met: Noch Kabila Noch Kigali. In Kinshasa is ze niet georganiseerd, ze varieert van frustratie omdat de regering niets voor de Mayi-Mayi zou doen, over UDPS-politici afkomstig uit Kivu tot gemeenschappen van uitwijkelingen en vluchtelingen uit Kivu. Een gangbaar argument is dat president Kabila in de Akkoorden van Lemera (die in oktober 1996 de vorming van zijn alliantie beklonken) de rijke ondergrond van Congo aan zijn vroegere bondgenoten Rwanda en Uganda heeft verpatst en daarom niet voluit achter de Mayi-Mayi is gaan staan. Dat argument steunt op vervalste documenten.
In Tanzania bestaan wel dissidente organisaties. Zoals de UFRC (Union des Forces Congolaises de Résistances), opgericht door Pagiel Mulengwa en Vincent Tambwe, de GRAP (Groupe de Réflexion et d’Action pour la Paix au Congo) en de CROE (Conseil Régional pour la Lutte contre l’Occupation Etrangère). Voorjaar 2000 stuurde Congo een nieuwe ambassadeur naar Tanzanië die de Tanzaniaanse overheid hard tegen deze groepen doet optreden. Sommige van deze groepen krijgen steun van Europese en Amerikaanse NGO’s en van politici uit het Mobutu-tijdperk in Europa.
De FAP-Mayi-Mayi maken korte metten met de propagandisten van de Derde Weg. Die van de GRAP zijn in juli 2000 op last van kolonel Dunia hardhandig uit de streek van Fizi verjaagd.
21/Tot slot, de moordaanslag op president Kabila verandert niets aan de strategie van de FAP-Mayi. De bevrijdingsstrijd blijft aan de orde van de dag. Joseph Kabila – deels in Hewa-Bora opgegroeid, en als chef van de Landmacht de feitelijke superieur van Dunia, Padiri en Alunda – betekent voor hen bovendien politieke continuïteit.
Vraag is of de FAP-Mayi-Mayi tesamen met de Kivutiens in het algemeen niet de dupe zullen worden van een bepaalde berichtgeving. Die situeert de complotteurs onder gefrustreerde paleiswachten uit Kivu, “die zeker niet door Westerse machten gestuurd zijn”. Le Monde verkondigde die stelling met veel nadruk en feitelijke informatie. (Volgens L’Observatoire pour l’Afrique Central (www.obsac.com) is Le Monde in deze door de Franse geheime dienst gemanipuleerd). Hun frustratie overlapt die van de “dissidente Mayi-Mayi”. Wie zegt dat ook de “echte” Mayi-Mayi dan niet het mikpunt worden van de aangewakkerde ressentimenten ?
Raf Custers
raf.custers@euronet.be
(Uitpers, maart 2001)