De spontane bezetting van openbare plaatsen in een zestigtal Spaanse steden, en stilaan ook in tal van andere landen, is zowel een uiting van wanhoop en walging als een intentieverklaring: een echte, menselijke democratie is mogelijk!
Het stond eigenlijk al bij voorbaat vast dat premier Zapatero en zijn sociaaldemocratische partij PSOE de lokale verkiezingen gingen verliezen, maar het verdict was uiteindelijk nog veel zwaarder dan voorspeld. De partij haalde liefst anderhalf miljoen stemmen minder in vergelijking met de stemronde van vier jaar geleden en verliest zo haar greep op zowat het hele land. Zelfs in de armere regio’s als Andalusië en Extremadura die traditioneel wat linkser georiënteerd waren vond er een stevige ruk naar rechts plaats. De conservatieve partij Partido Popular (PP) oogstte bijna 2 miljoen stemmen meer dan de PSOE, wat gezien kan worden als een voorbode van meer ergs voor de PSOE bij de parlementsverkiezingen van maart 2012. De kans dat Zapatero volgend jaar opgevolgd wordt door iemand binnen zijn eigen partij – ook die strijd woedt nog hevig – is dus erg klein, bij de PP zet men de feestdrankjes intussen al koud en blinkt men de troon van Mariano Rajoy, dauphin van de verschrikkelijke Aznar, ijverig op.
Hoe complex het mediterrane land op politiek vlak ook is, de reden voor de verkiezingsoverwinning van de PP is redelijk eenvoudig: de strategie bestond er van begin af aan in de regering ervan te beschuldigen dat ze de zware economische crisis in Spanje eerst veroorzaakt en daarna erbarmelijk slecht aangepakt heeft. Een simpel discours, maar met de steun van de gewillige media werkt zoiets perfect. Daarbij komt nog dat de maatregelen die de PSOE genomen heeft om de crisis te bestrijden nogal rechts getint zijn: verlaging van de salarissen van ambtenaren en pensioenen, minder subsidies, genereuze steun aan de banken, versoepeling van de ontslagregeling…
Onder het lemma “als we een rechts beleid willen, stemmen we wel op een rechtse partij” is een belangrijk deel van de bevolking daarom halsoverkop in de armen van de Partido Popular gelopen. Heel wat ontevreden burgers zijn ook gewoon thuisgebleven (rond de 34%), of hebben blanco/ongeldig gestemd (een partij met het totaal van de blanco en ongeldige stemmen zou de vierde grootste politieke macht in Spanje uitmaken).
De talloze corruptieschandalen die (vooral) de Partido Popular teisterden hebben nauwelijks invloed gehad op de verkiezingsuitslag, zo blijkt. Het tegendeel lijkt zelfs waar: PP-kopstukken in o.m. Valencia en de Balearen die uitdrukkelijk genoemd worden in allerhande louche zaakjes zijn populairder dan ooit. Volgens Spaanse sociologen is dit omdat de “gewone mens” geen verband ziet tussen corruptie en fraude enerzijds en zijn eigen portemonnee anderzijds. Er zijn echter nog een aantal verklaringen mogelijk: alsof het een bizarre vorm van het Stockholmsyndroom betreft krijgen mensen medelijden met politici die hard aangepakt worden door rechters en journalisten. En dan is er vanzelfsprekend nog het adagium “there’s no such thing as bad publicity”…
De opmerkelijke resultaten in het Baskenland (waar de nieuwe nationalistische alliantie Bildu meteen de tweede grootste partij is geworden) en Catalonië (met onrustwekkend veel stemmen voor de xenofobe partij Plataforma per Catalunya) even buiten beschouwing gelaten, kwam de stembusgang dus opnieuw neer op een duel tussen PP en PSOE.
Dat zagen heel wat mensen al op voorhand aankomen en dat was meteen ook een van de hoofdredenen om spontaan pleinen te gaan bezetten. De enthousiaste demonstranten willen zo protesteren tegen het Spaanse politieke landschap waar de keuzevrijheid beperkt is tussen “niet kunnen” (PSOE) en “niet willen” (PP) dat er iets grondig verandert aan de huidige conjunctuur. Ze protesteren ook tegen de hoge werkloosheid en de uitzichtloosheid van deze schrijnende situatie, tegen de macht van de banken en de peperdure vastgoedprijzen, tegen de onbeschaamdheid waarmee politici hun eigen belangen nastreven. De jongeren willen tonen dat ze wel degelijk maatschappelijk engagement aan de dag kunnen leggen, de oudere deelnemers dat ze niet louter conservatief kiesvee zijn.
Hoe het na deze verkiezingen verder moet is nog niet duidelijk. Wellicht zal de beweging, die zich de “indignados 15-M” (verontwaardigden van 15 mei) noemt, zich opsplitsen – het devies “think globally, act locally” indachtig – en in de vorm van wijkraden verder werken aan concrete voorstellen, waaronder een hervorming van de kieswet (met een eerlijkere zetelverdeling), werkelijke scheiding van de machten (onafhankelijke justitie, nieuwe functie voor de Senaat enz.) en “zuivering” van de politiek (overheidsfinanciering van politieke fracties afschaffen, veroordeelde personen de toegang tot openbare functies ontzeggen, meer controle op het privévermogen van politici enz.).
Volgens de journalist Luis Del Pino maken deze protesten drie zaken duidelijk (bron: http://www.libertaddigital.com/):
- De sociale onrust is onhoudbaar geworden.
- De mensen zijn begonnen zich op eigen houtje te organiseren omdat de traditionele partijen er niet in slagen deze onrust te kanaliseren.
- De mensen zijn zich ervan bewust geworden dat het mogelijk is een succesvolle massademonstratie te houden door gebruik te maken van het internet, ondanks de volstrekte apathie van de traditionele media.
De toekomst zal uitwijzen of dit vreedzaam protest, dat volgens cijfers van de Spaanse televisiezender Antena 3 door bijna de helft van de bevolking gesteund wordt, ook een vervolg krijgt op institutioneel gebied.
(Uitpers nr. 132, 12de jg., juni 2011)