Beginnen met een anekdote. Dat komt altijd goed, … zegt het ‘men’. Doe er mij dan maar meteen twee van! Zij illustreren de zijnstoestand van mensen in een tijdruimte. Een tijdruimte die al eens ondergewaardeerd wordt door Links.
Anekdote 1. Wel, begin jaren zeventig zette ik mijn eerste stappen binnen radicaal-links. Een ontdekking! Radicaal-links heeft mij veel geleerd (specifiek, de trotskisten van toen). Maar niet alles begreep ik. Een voorbeeld: ik was lid van Amnesty International, dat kwam op een dag ter sprake en een reactie van een toenmalige kameraad was: ”oei, een burgerlijke organisatie!”
[Het schenden van mensenrechten is wel een wapen van vieze mensen. Nog wat later, komt het feminisme tot de ontdekking dat het persoonlijke politiek is. Is dit irrelevant, omdat het ‘burgerlijk’ is?]
Anekdote 2. Midden jaren zeventig (zoiets?) was er een samenkomst te Sint Niklaas van het Groot Arbeiders Komitee. Een soort van algemene vergadering of’ ‘congres’. Het was met werkgroepen. In mijn werkgroep lanceerde ik het idee van ‘gratis waren’. Naïef gebracht, niet goed aangebracht, dat wel. Maar vrijwel direct kreeg ik op mijn bord: “de mensen gaan zeggen dat je zot bent.”
[Het jaar ben ik kwijt, maar wijlen Steve Stevaert heeft dan later ‘zoiets’ gedaan met het ‘gratis maken’ van het openbaar vervoer. Natuurlijk als een reformist, er had ook een andere keuze kunnen gemaakt worden van wat gratis zou kunnen zijn.]
Ruimte en tijd
Deze twee anekdotes als illustratie van ruimte en tijd en de mens in deze tijdruimte. In die zin dat dit een probleem is van en voor marxisten, omdat zij voorbij gaan aan het belang van tijd en ruimte en de (trage) processen daarin.
Mijn opvatting van tijd en ruimte in relatie tot het marxisme kan ik niet wetenschappelijk bewijzen. Dat is ook niet meer besteed aan mij. Mijn hoop is wel het belang van tijd, ruimte en marxisme aannemelijk te maken.
Wat is het punt dat ik wil maken? Uitgebreider en meer filosofisch onderbouwd is dat via de ‘Wayback Machine’ archivering te vinden. Door dat te lezen[1] is het onderstaande beter te plaatsen.
Beknopt: het komt neer op de vaststelling dat ruimte en tijd per definitie belangrijk zijn voor de mens en zijn activiteit (denk maar eenvoudigweg aan wereld- en denkbeelden van mensen en tijdperken). Hierdoor is het, per definitie, een belangrijke aanvulling voor het marxisme.
Uiterst beknopt is mijn punt het volgende: Marx stelde: ”De filosofen hebben de wereld slechts verschillend geïnterpreteerd; het komt er op aan haar te veranderen.”
Dat veranderen echter gebeurt in een context. En niet alleen de kapitalistische context die Marx tot op het bot analyseerde. Mensen veranderen door hun activiteit die wereld, maar mensen zijn een Zijn, en a priori aan de mens is er de tijdruimtelijke structuur.
De tijdruimte is de samenvoeging van tijd (dat wat gebeurt) met de plaats van handeling, de ruimte. De ruimte wordt gestructureerd door de activiteit. Een voorbeeld. Een miljard euro staat voor de activiteit van een x-aantal fabrieken. Maar het miljard verspreid over duizend fabrieken geeft een andere structuur dan een concentratie in één fabriek.
In de ruimte hebben we de fenomenen massa en energie. Wie kijkt die ziet dus analogieën. Mensen en hun denken werken analoog aan de wetten in deze ruimtelijkheid. De werkelijkheid krijgt gestalte in die ruimte en zo is in laatste instantie de waarheid over de werkelijkheid deze van verhoudingen in die ruimte. Met andere woorden, er zijn slechts objectieve uitspraken te maken over de ‘werking van de werkelijkheid’. Kennis is dus gefundeerd in het zien van verhoudingen die we als mens waarderen of afkeuren, vanuit het wereldbeeld dat we hebben en waarbinnen we handelen.
Omdat er dus die analogieën zijn van ruimte, tijd, massa, energie, enzovoort kan er gesteld worden dat het handelen liefst gebeurt met een minimaal verbruik van energie, ofwel: het weigeren van ongewenste verhoudingen.
Energie
Fysicalisme en natuurfilosofie is uiteraard reeds meermaals bedreven in de filosofie, zonder een bij mijn weten bevredigend resultaat. Maar het zou onlogisch zijn, een drogreden zijn, om het hierom af te schrijven. Bovendien, mijn benadering is van het primair zijn van de ruimte, met zijn tijd en analogieën betreffende het menselijke gedrag. Dat geeft een verschil.
Zonder Marx af te breken of opzij te schuiven, is er deze grotere, bredere context. Dat wil ik verbinden, koppelen aan de marxistische analyse. Met een metafoor: we hoeven Newton niet weg te gooien, omdat er een Einstein gekomen is; we hoeven Einstein niet te dumpen, omdat er ooit een Newton geweest is. Zij kunnen elkaar versterken.
De analyse van Marx is blijvend. Waarom? Omdat Marx uitspraken deed over dat wat werkt, over ruil en waarde, over winstvorming en meerwaarde, enzovoort.
[Kent een vis het water, waarin de vis zwemt? Kent de vis het water, zoals wij het kennen? De kans is enorm groot dat de vis die kennis niet heeft. Maar op zijn niveau, zal de vis wel de kennis hebben van wat wel en niet werkt. Dat is de werkelijkheid van de vis.
Kunnen wij de ruimte kennen? Wat is de aard van onze ruimte?
Een verduidelijking? Het aanwenden van energie kan hoog zijn om een doel te bereiken of te verwezenlijken, maar een hoog verbruik van energie, een hoog verbruik van arbeid kan ook wijzen op een fout.
Kan! Want het is ingewikkelder dan het lijkt – er moet gekeken worden naar de concrete situatie en wat ontstaat uit de concrete situatie. Bijvoorbeeld, in een vlaag van woede iemand een pandoering geven, dat is verbruik van energie, hoger dan normaal. Maar omgekeerd: het bedwingen van de woede is dat ook; weliswaar op een andere wijze – in een andere ruimtelijke constellatie. Uiteindelijk kan het resultaat van de bedwongen energie resulteren in het gebruik van minder arbeid. Heeft radicaal-links al niet enorme arbeid/energie gestoken in het bestrijden van de kapitalistische productiewijze? Heeft radicaal-links al een blijvende verandering of wijziging kunnen realiseren? Nee. Kan dit hoge verbruik van arbeid dan niet wijzen op een fout? Ik denk het wel!]
Zwaarte
Mensen zijn een (er)zijn. Het zijn als zijnde, dat is iets in de ruimte. Het kan niet anders. Ruimte en tijd zijn ons gegeven. Bij de mens is het ‘tijdruimtelijk’, niet ruimtetijd. Ook dit is een verschil. In het tijdruimtelijke is er het ‘nu’ enerzijds en het historische proces anderzijds. Met wetten die ook analoog gelden op het menselijke niveau. De wetten die de tijd snel of traag laten lopen, de wetten van massa en zwaartekracht.
[Angst. Dit gevoel dat duidelijk tijdruimtelijk is, laat zien dat het denken in categorieën in een tijdruimtelijkheid zeker een maatschappelijke dimensie heeft. Dat dus het denken in analogieën, betreffende ruimte en tijd in relatie tot de menselijke activiteit, geen fantasietje is. Angst, dat komt van eng(te). Dat wil zeggen: weinig bewegingsruimte. En dat gebeurt dan ook bij de mens. Een mens, overvallen door angst, is ‘vastgenageld’. Verder weten we toch allemaal dat politici/kapitaal door het introduceren van angst, de legitieme verzuchtingen van de mensen tegengaan, of zelfs opruimen.
Nog sceptisch? Spreken we niet over het fenomeen dat ‘rijken meer politiek gewicht hebben’? Wie rijk is, heeft meer ‘zwaarte’ en weegt op de gegeven omstandigheden. Wordt beweerd dat deze zegswijze enkel figuurlijk is, dan mag mij wel uitgelegd worden wat wij in de praktijk wel zien, namelijk dat de rijken de dienst uit maken. Houden we het erop dat het een keten van belangen is dat zorgt dat de rijken hun zin krijgen – omdat zij mensen voor hen kunnen laten werken, dat zij mensen kunnen (om)kopen, enzovoort – dan verschuift dit slechts de discussie, want dat ‘belang’ komt niet uit de lucht gevallen.]
Traagheid
De geschiedenis laat ons zien dat mensen geen goed beeld hebben van het ‘nu’ en de relatie tot een historisch proces. De waan van de dag, wordt al eens gezegd.
Ook Marx bijvoorbeeld, met zijn enorm historisch inzicht, was de gevangene van zijn ‘nu’. Ook hij verwachtte een snel verval en omwenteling van de kapitalistische productiewijze. Het ‘nu’ begrenst nu eenmaal de horizon van het menselijk denken. Ook individueel. Dit is een factor van de soms tergende inertie, zowel maatschappelijk als individueel. Vanuit de eigen geschiedenis en vanuit de gegeven context wordt geoordeeld en dat werkt vertragend op individuele en maatschappelijke evoluties.
[Dit geeft aan dat het allerminst iets is van ‘de minste weerstand’; integendeel, er kan veel weerstand zijn tegen een nieuwigheid. Het gaat om ‘arbeid’ die verzet moet worden, opdat het nieuwe herkend en aanvaard wordt. Arbeid die bij gebrek aan inzicht verloopt langs de Weg van de Minste Arbeid.]
De conclusie is helaas dat we te maken hebben met heel trage processen. Het kapitalisme, zelf een historisch proces zijnde, kan je zien als een enorme zwaarte, een enorme massa, die dan ook zijn ‘eigen tijd’ stelt en enerzijds met zijn massa de ruimte structureert, anderzijds het gebeuren (de tijd) vertraagt.
[Uitgaande van de invloed van de factor ruimte op het proces van de materiële productie – de stofwisseling zou Marx kunnen schrijven – is het duidelijk dat het argument van liberalen en anderen in de verdediging van de op hun leest geschoeide vrije markt duidelijk fout is. Met name klopt het ‘trickle-down effect’ niet: “als de rijken beter worden, worden we er allen beter van.” Want hoe kan de beweging, het vergaren van rijkdom op rijkdom, zich egaliseren, als die rijkdom weegt op de maatschappelijke structuur, analoog aan de massa die de ruimte kromt in de Einsteinaanse ruimte?]
Marx
We moeten concluderen dat we het anders moeten doen. Maar dat betekent niet dat we van Marx moeten weg gaan. Wel, dat we ons anders moeten verbinden met Marx. Wat zei Marx nu eigenlijk?
“De rijkdom van de maatschappijen, waarin de kapitalistische productiewijze heerst, heeft de vorm van een ‘kolossale opeenhoping van waren’, waarvan de afzonderlijke waar de elementaire vorm is. Ons onderzoek begint dan ook met de analyse van de waar.”
“Enerzijds is alle arbeid besteding van menselijke arbeidskracht in fysiologische betekenis en in deze hoedanigheid van homogene menselijke of abstract menselijke arbeid vormt de arbeid warenwaarde. Anderzijds is alle arbeid besteding van menselijke arbeidskracht in een bepaalde doelbewuste vorm en in deze hoedanigheid van concrete nuttige arbeid brengt de arbeid gebruikswaarde voort.”
“Het geheimzinnige van de warenvorm ligt dus eenvoudig in de omstandigheid dat deze vorm voor de mensen het maatschappelijk karakter van hun eigen arbeid weerspiegelt als het concrete karakter van de arbeidsproducten zelf, als de maatschappelijk-natuurlijke eigenschappen van deze dingen; hierdoor wordt ook de maatschappelijke verhouding van de producenten tot hun totale arbeid weerspiegeld als een buiten hen om bestaande maatschappelijke verhouding van voorwerpen.”
“Het is slechts de bepaalde maatschappelijke verhouding van de mensen zelf, die voor hen de fantasmagorische vorm van een verhouding tussen dingen aanneemt.”
“Gebruiksvoorwerpen worden trouwens toch pas waren, omdat zij producten zijn van onafhankelijk van elkaar verrichte individuele soorten arbeid. Het complex van deze individuele arbeid vormt de maatschappelijke totale arbeid. Aangezien de producenten pas door de ruil van hun arbeidsproducten in maatschappelijk contact treden, treedt ook het specifiek maatschappelijke karakter van hun bijzondere arbeid door deze ruil aan het daglicht. Anders gezegd: de individuele arbeid doet zich inderdaad pas gelden als schakel van de maatschappelijke totale arbeid door de verhouding, waarin de arbeidsproducten, en via deze ook de producenten, door de ruil worden geplaatst. Voor de producenten krijgen de maatschappelijke betrekkingen van hun individuele soorten arbeid daardoor het voorkomen van wat zij werkelijk zijn, dat wil zeggen niet de onmiddellijk maatschappelijke verhouding van de individuen in hun arbeid, maar juist zakelijke verhoudingen van personen en maatschappelijke verhoudingen van zaken.”
“Hun eigen maatschappelijke beweging bezit voor hen de vorm van een beweging van zaken, zaken die hen controleren in plaats van dat zij die zaken controleren.”
“Het is echter juist deze voltooide vorm, de geldvorm van de warenwereld, die het maatschappelijk karakter van de individuele arbeid, dus de maatschappelijke verhoudingen van de individuele arbeiders met een sluier omhulde in plaats van deze aan het licht te brengen.”
“De gedaante van het proces van het maatschappelijke leven, dat wil zeggen van het materiële productieproces, ontdoet zich pas dan van de geheimzinnige nevelsluier wanneer zij het voortbrengsel is van mensen, die zich uit vrije wil hebben verbonden en wanneer zij onder het bewuste en stelselmatige toezicht van die mensen staat. Hiervoor is echter een materiële basis of een reeks materiële bestaansvoorwaarden nodig, die zelf weer de natuurlijke uitkomst zijn van een lang en pijnlijk ontwikkelingsproces.”
Al deze citaten komen uit Het Kapitaal, boek 1, hoofdstuk 1.
Patat. Van bladzijde 1 af, direct de kern waar het om gaat: de veralgemeende koopwarenproductie.
De andere elementen van Marx’ analyse zijn uiteraard eveneens belangrijk. Anders is het niet te begrijpen. Maar de essentie is de kapitalistisch georganiseerde, veralgemeende koopwarenproductie die mensen – in de fabrieken én als consument – in situaties en denken plaatst zoals hierboven de citaten van Marx aangeven.
[Het privé-eigendom van de productiemiddelen is uiteraard belangrijk, daar wordt beslist over wat en hoe te produceren en leidt onder andere naar het produceren om te produceren, wat een fundamenteel aspect is van de kapitalistische productie. Toch kan, volgens Rudolf Boehm: ”… de afschaffing van het privé-eigendom in de productiemiddelen het kapitalisme op de spits (…) drijven, in plaats van het te overwinnen.”[2]
Marx zelf spreekt herhaaldelijk over de afschaffing van de loonslavernij. Het is eigenlijk super eenvoudig: herhaaldelijk spreekt Marx uit, dat kapitaal in wezen bestaat uit waren. En een waar is maar een waar als het koopwaar is. Anders gesteld: niet het terugdringen, maar het afbreken van de commodificatie moet gebeuren. Een voorbeeld: uiteraard kennen we allemaal het fenomeen van verzekeringen. Zo zijn we verzekerd tegen brand. Maar waarom moet – als die ramp je overvalt – de verzekeraar winst maken op je ongeluk? Wat is daar logisch aan? Trouwens de huidige benadering van de sociale zekerheid als een handeling van leverancier-klant relatie, reduceert met deze act de sociale zekerheid tot een koopwaar.]
Revolutie en vooruitgang
Marx conclusie was dat er moet gebroken worden met de kapitalistische productiewijze. En heel het staatsapparaat en heel het ideeënapparaat zijn een belangrijke factor in de overheersing van de wereld van het kapitaal op de wereld van de arbeid.
Veelal wordt uitgegaan van het revolutieconcept om te breken met de kapitalistische productiewijze. Hoewel hier een vraagteken kan gezet worden als we de latere Friedrich Engels lezen. Maar dat in het midden gelaten, is het vandaag zo eenvoudig te doen? Sommige marxisten stellen dat de mogelijkheden er zijn, maar de subjectieve factor (zeg maar: het politieke bewustzijn bij de werkenden) ontbreekt.
Dat is een waarheid, die tegelijk onwaar is. Deze bewering is namelijk te vaag om concreet waar te zijn, maar door de vaagheid is het een ‘waarheid’.
En het fenomeen ‘revolutie’ zelf. Is dat eenduidig? Op het einde van zijn leven stelde Sartre dat een revolutie een misverstand is. Daar is zeker iets voor te zeggen, want in een revolutie doen vele mensen mee met een verscheidenheid aan motieven. Die komen dan later aan de oppervlakte als de revolutie de oude overheersing gebroken heeft. Al is de ontsteker van een revolutie een concentratie van het vele in één vorm, een ‘single issue’; dan is daarmee de meervoudigheid niet verdwenen.
De revolutie wordt geboren uit conservatisme, zou Hannah Arendt kunnen schrijven. Marx wijst op het feit dat de productiekrachten in tegenspraak komen met de productieverhoudingen. Het verlies, gebaard uit de wijziging van de materiële toestand door het conflict tussen productiekracht en productieverhouding, dat wil de mens niet. Algemeen gesproken: mensen willen geen nodeloze inspanningen.
Met andere woorden, uit conservatisme gaan mensen in verzet. De gewijzigde verdeling van de geproduceerde meerwaarde wordt in vraag gesteld. De ene wil terug naar het oude, de andere begrijpt dat dit niet kan, maar is zeker niet tevreden met de toestand die zich aankondigt. De revolutie is een misverstand, geboren uit conservatisme. De uiting ervan gebeurt in de vorm van een (subjectief) ervaren van onrecht of recht.
Wat natuurlijk gerelateerd is aan inzicht en politiek bewustzijn. Algemeen gesproken: mensen willen geen nodeloze inspanningen. Zij willen de Weg van de Minste Arbeid (WMA). Wat niet in een absolute zin te begrijpen is, maar afhankelijk is van context en inzicht in de problematiek.
Met de Weg van de Minste Arbeid – zal een criticus zeggen – kunnen we alle kanten op. WMA is te subjectief. In het ene is het zus, in het andere zo. Maar WMA is minder subjectief als we beseffen dat natuur en werkelijkheid zich organiseert in eenheden, verzamelingen, entiteiten, die te onderscheiden zijn. En elke eenheid, verzameling, entiteit, heeft haar WMA.
Het is mijn overtuiging dat met onderzoek en computerprogramma’s dit ooit kwantitatief te berekenen en te voorspellen zal zijn. Net zoals nu reeds enigermate menselijk gedrag te voorspellen is.
[Dit spoort met het gegeven dat (doorgaans) arbeiders en lager opgeleiden op ethisch vlak conservatief zijn, maar progressief op economisch niveau; waar hoger opgeleiden het spiegelbeeld zijn: (doorgaans) economisch conservatief, ethisch progressief. Maar het ontstaan uit conservatisme, dat betekent daarom niet een beperking van het bewustzijn. Vallen de eertijdse omstandigheden weg en is er vervanging door andere sociale omstandigheden, dan zijn er mogelijkheden voor enorme progressieve ideeën; zie maar de progressiviteit van denken tijdens en kort na de Russische Revolutie van 1917. Verderop in deze tekst hebben we het kort over vrijheid. Dat er een ethische omslag, een verruiming van het denken komt, is een evidentie als de beperkende en begrenzende vormen van de productieverhouding wegvallen. Dit verklaart de sprong van conservatisme naar progressiviteit.]
Revolutie, zoals wij het hier begrijpen, leidt altijd – er is mij niet direct het tegendeel bekend, tenzij de Amerikaanse revolutie, maar volgens Arendt was deze revolutie een ‘misverstand’ – tot een teruggang van de materiële productie. Tijdelijk soms, maar niettemin wel ingrijpend op het menselijke bestaan. Dat The powers that be hier vuile streken uithalen en zich hemeltergend bevuilen om de revolutie te torpederen, dat staat als een Mount Everest buiten kijf. Er zit bloed aan die propere handen! Maar het is wel een verdomde realiteit waar rekening mee te houden is.
Laat mij nu toewerken naar een besluit. We hebben het menselijke Zijn in een tijdruimtelijke gegevenheid. Historisch en contextueel, maatschappelijk en individueel. We zien dat processen van verandering op het niveau van intermenselijke relaties gruwelijk traag ontwikkelen; hoe graag ook de radicale linkerzijde ‘de nieuwe mens’ ziet ontstaan uit een radicaal omgooien van de productiewijze, een socialistische productiewijze. Ernest Mandel bijvoorbeeld, was van oordeel dat de arbeidersklasse in de Sovjet-Unie veel verder stond qua bewustzijn en cultuur dan de Westerse, dankzij hun andere bestaanswijze in een planeconomie, zelfs al was die planeconomie niet optimaal.
Maar wat zien we? Een Kerk die terug machtig is, geen emancipatie van homo’s, een sterk nationalisme.
Zo eenvoudig was en is het blijkbaar niet.
Reformisme
Nu het bijeenbrengen van de twee factoren.
– De ontologie van de mens.
– De analyse van Marx en Engels.
Marx: ”Hun eigen maatschappelijke beweging bezit voor hen de vorm van een beweging van zaken, zaken die hen controleren in plaats van dat zij die zaken controleren.”
Mensen leven in maatschappelijke verhoudingen als een nu. Als een tijdelijkheid met een gegeven horizont die arbeid vraagt om die horizont te verleggen, te verruimen, groter te maken. De mens is een ontologisch[3] knooppunt, tijdruimtelijk een Zijnde. Gestolde energie, bepaald door geschiedenis en context. In de kapitalistische productiewijze is de drager van de arbeidskracht – omdat de arbeidskracht een waar is – een middel. Met andere woorden, de arbeidende mens is zelf een koopwaar, als drager van die arbeidskracht.
Wat is nu altijd al het streven geweest van Links, ongeacht de keuze van revolutie of reformisme? Dat is de uitbouw van een vakbond, uitbouw van de sociale bescherming en tal van andere en dergelijke eisen die de geproduceerde meerwaarde meer en anders ten goede wil laten komen aan de producenten van de meerwaarde, de werkenden. Niet het kapitaal.
Au fond echter breekt deze sociale bescherming niet de kapitalistisch georganiseerde veralgemeende koopwarenproductie. Het vraagt om een apart onderzoek, maar een breuk met de kapitalistische productiewijze op basis van een revolutie geeft ook geen wezenlijke breuk met de koopwarenproductie en daaruit die nefaste maatschappelijke verhoudingen.
Een voorbeeld: arbeiderscontrole. Het idee is dat dit een middel is tot overgang naar een socialistische productiewijze. Dat de werkenden door controle op hun arbeidsprocessen een hoger bewustzijn verwerven, dat er zelfs een situatie van dubbele macht kan ontstaan. Maar zou zelfs die arbeiderscontrole algemeen zijn en ideaal worden toegepast, dan verandert dat niets aan de koopwarenproductie. Want de essentie van de kapitalistische productiewijze blijft dan buiten schot.
Sterker: de ‘overgangseis’ van de arbeiderscontrole blijft binnen het kader van de koopwarenproductie. De arbeidskracht blijft zo een waar … maar duurder en prijst zich uit de markt … En bijkomend is er uiteraard de sabotage door de krachten van Rechts.
Er zijn dus vertragende krachten. Gaat alles toch op de schop, dan is dat feitelijk een maatschappelijk misverstand. Al zijn de actoren zich nog zo goed bewust van hun handelen.
De andere weg, het reformisme is zoals het woord zegt: hervorming. Maar hervormen sluit per definitie een breuk met de kapitalistische productiewijze uit.
Een andere weg is deze: we moeten programmapunten zoeken en ontwikkelen die de arbeidskracht als waar, dus ook de drager, de arbeid(st)ers, onttrekt aan ‘de markt’. Dat is meer dan een vakbond en/of een prima sociale zekerheid!
[Valt het niet op dat er momenteel de tendens is de sociale zekerheid kapitalistisch te organiseren? Door te individualiseren, de sociale risico’s te onderwerpen aan een marktlogica, er een product van te maken met een leverancier-klant-relatie en het onderuithalen van de solidariteit op basis van een vereniging?]
Verhouding weigeren
In de kapitalistische productiewijze is een spelregel dat de drager van de arbeidskracht, de arbeider, de werkende, een element is, in en van de veralgemeende koopwarenproductie. De drager van de arbeidskracht verlossen van de logica van de veralgemeende koopwarenproductie breekt zo met de kapitalistische productiewijze, maar zonder reformisme of revolutie. De drager van de arbeidskracht niet meer een waar te laten zijn, is een weigering – weigeren van ongewenstheden. Dat geeft een ander perspectief en/of verhoudingen en plaatst meteen een andere logica op de agenda.
Wel of niet meedoen met de spelregel, dat is hier de scheidslijn tussen breken en reformisme.
[Weigeren? “Hoe kan je nu iets veranderen met een weigering, is een staking niet meer aangewezen om de verhouding te veranderen!”, kan er geopperd worden. Etymologisch en praktisch is er een kwalitatief verschil tussen staken en weigeren.
– Staken gaat etymologisch terug op het stoppen van een fenomeen.
– Weigeren gaat etymologisch terug op strijden en overwinnen!
Dikwijls – en absoluut voor 99,9 procent terecht – richt een staking zich tegen ongewenste toestanden, maar dat blijft een stoppen. Want even dikwijls worden de stakers omgekocht met een hoger loon of andere arbeidsvoorwaarden, dat geen jota verandert aan de loonslavernij.]
Naar vorm breekt de revolutie met het heersende, met de kapitalistische productiewijze. Maar niet – zoals we hebben gezien – inhoudelijk. De verklaring is dat de individuele mens zijn ontologie heeft, die niet te veranderen is met een vingerknip. En aan de andere kant er het systeem is van de veralgemeende koopwarenproductie die als een ‘zwaarte’ zijn logica blijft opdringen aan de revolutionairen.
Breken met het kapitalisme, dat kan echter ook door het ‘revolutionair misverstand’ uit de weg te gaan, maar zonder te hervormen, zonder reformisme. Namelijk: het niet aanvaarden van een spelregel. De spelregel zelfs te bestrijden, zonder een omwenteling van het geheel; door het weigeren van de regel. Een regel die zich presenteert als normaliteit.
Vanuit context en geschiedenis kiezen mensen voor (niet-)verandering langs de Weg van de Minste Arbeid. Hoe zou je zelf zijn! Maar dat is natuurlijk een moment op een continuüm. Naargelang inzicht, is de keuze voor een Weg van de Minste Arbeid, de weg zus of de weg zo. Het socialisme van een ongeschoolde arbeider is anders dan het socialisme van een academicus.
Voor de massa moet het te begrijpen zijn, ze moet er brood in zien, om het volks te zeggen. Het moet te vatten kunnen zijn, bij wijze van spreken vast te pakken: grijpen, be-grijpen. Radicaal (georganiseerd)-links is té dikwijls te abstract qua programma, methode en propaganda, om begrijpbaar te zijn voor heel veel mensen (uitzondering nu, is de Belgische PVDA? – en de SP in Nederland?).
Het komt erop neer begrijpbaar te zijn, maar tegelijk de weg op te gaan naar een andere economische ordening. Het is belangrijk Marx Nederlands te laten spreken.
Dit is gelijk aan de methode van het overgangsprogramma. Maar het verschil is de ordening. Het is niet het veranderen van de economie vanuit het bewustzijn. Maar de economische verhoudingen tussen de mensen moeten veranderen.
De ‘beweging van zaken’ moet andere maatschappelijke verhoudingen initiëren. Maatschappelijke verhoudingen waar mensen brood in zien, belang bij hebben in de praktische zin. Belangen met een hoog concreet gehalte. Met het gevolg: de aanzet tot een andere economische structuur, bijgevolg: een anders denken.
Breken met de marktlogica
Oké. De menselijke ontologie en Marx’ analyse. Oftewel het breken met de marktlogica, met respect voor de traag werkende kracht in het menselijke bestaan.
Nationalisatie van industriële sectoren en/of banken als zodanig, dat breekt niet fundamenteel met de kapitalistische productiewijze. Al is het een politieke daad met een behoorlijk niveau, heeft het geen concreet effect op het politieke bewustzijn betreffende intermenselijke relaties en vrijheid. De veralgemeende koopwarenproductie is niet aangetast.
[Nationalisatie impliceert een graad van planning. Om Einstein te citeren: ”Het is evenwel noodzakelijk om te herinneren dat een geplande economie nog geen socialisme is. Een geplande economie kan gepaard gaan met het volledig onderdrukken van het individu.”]
Een exemplarisch voorbeeld van wat het wel kan zijn.
Veel mensen krijgen helaas te maken met kanker. Al is er gelukkig nog altijd een (goede?) sociale zekerheid, uiteindelijk krijgen ze toch te maken met de markt. Ook voor een ziekte als kanker. Er worden ook geldinzamelacties gedaan.
Is dit (moderne) bedelen nog van deze tijd? Is het niet de plicht van de samenleving te zorgen dat kankerpatiënten niet te maken krijgen met de markt, dat geldinzamelacties niet nodig zijn? Zou dit niet getuigen van een hoger politiek bewustzijn, dan bijvoorbeeld een nationalisatie?
Dit geeft een andere economische ordening en intermenselijke verhoudingen. Mensen controleren dan de ‘beweging van zaken’.
Andere intermenselijke verhoudingen zijn ook te realiseren door het afschaffen van de monarchie en het opschuiven naar een onbetwistbaar heldere seculiere staat. Het moet, nu in 2017, minimaal duidelijk zijn dat monarchie (een duizend of wel meer jaren oud feodaal reliek!) en Kerk bewust en onbewust de menselijke intelligentie onder de korenmaat zet.
Als een abstractum zijn monarchie en Kerk een ‘beweging van zaken’ en hinderen zij de ‘beweging van intermenselijke relaties en vrijheid’. Monarchie en Kerk zijn beslist geen fenomenen van emancipatorisch denken en sociale organisatie. Om het met Trotski te zeggen: Zolang de mens zijn sociale organisatie niet meester is, zal deze als zijn noodlot boven hem uit torenen. Marx: De emancipatie van de arbeidersklasse slechts het werk kan zijn van haar, de arbeidersklasse zelf.
Maar geef de arbeidersklasse de tijd, want van nature kiest zij de Weg van de Minste Arbeid. Is zij verschrikkelijk traag in het grondig veranderen van haar zelf. De sociale verhoudingen zijn bovenmatig bepalend voor de ideeën en praktijk van de arbeidersklasse. Het is nu eenmaal zoals Alain Van Hiel in Iedereen racist. De multiculturele droom ontleed (2016) schrijft, we zijn ‘oermensen’. Sociale situaties zijn overduidelijk bepalend voor de psyche, zowel voor de groep, als een individu. Naargelang de (sociale) context is er gedrag in de ene of in de andere zin. Zo overduidelijk, dat het duidelijk moet zijn dat we hier rekening mee moeten houden.
Vrijheid
En zo is onze cirkel rond. Want de sociale omstandigheden hebben te maken met tijdruimtelijke verhoudingen. De ‘beweging van zaken’, dat is een aliënatie. De mens als soortwezen, verliest de controle over de zaken. Marx in zijn Parijse Manuscripten (het eerste), De gealiëneerde arbeid: ”… zoals de gealiëneerde arbeid de zelfstandige, vrije activiteit tot middel verlaagt, zo maakt zij ook het soortelijk leven van de mens tot middel voor zijn fysieke bestaan.” En: ”in de verhouding van de gealiëneerde arbeid beschouwt daarom ieder mens de andere mensen volgens de normen en de verhoudingen waarin hij zichzelf als arbeider bevindt.”
Goed, laat ons wat meer soortwezen in het hoofd worden, dat zal zijn tijd nemen. Maar met traag te stappen in de gegeven tijdruimte, kunnen we sneller ter bestemming komen. Omdat we beter onze weg en ons doel zien dan bij een snelle vermeende vooruitgang zonder veel denkwerk.
[Snel en traag, “onmiddellijk” breken met de kapitalistische concepten. Onmiddellijk … dus zonder ‘middelen’. Dat is om over na te denken! Iets anders verwoord: misschien is het minimale, als het de kern treft van de kapitalistische productiewijze, het meest geavanceerde?]
[Er zijn natuurlijk marxisten die nadenken over tijd en ruimte. Bijvoorbeeld, Doreen Massey.[4] Maar worden deze mensen politiek vertaald naar politieke actie?
Is er nog iemand die weifelt? Kijk dan nogmaals bij Marx, in De Duitse ideologie.[5] Hij schrijft daar over de vrijheid om ” (…) in de communistische maatschappij, waar niemand één exclusieve sfeer van werkzaamheid heeft, maar iedereen zich in welke richting hij maar wil kan bekwamen, de maatschappij de algemene productie regelt en mij juist daardoor de mogelijkheid geeft, vandaag dit en morgen dat te doen, ‘s ochtends te jagen, ‘s middags te vissen, ‘s avonds veeteelt te bedrijven en na het eten de kritiek te beoefenen, al naar gelang ik verkies, zonder ooit jager, visser, herder of criticus te worden’‘.
Dit zal allicht een droom blijven, maar vrijheid is een fundament en hier zien we dat dit ruimtelijk is. Vrijheid, dat is wezenlijk: het vrij zijn van een vorm. De vrijheid om een eigen inhoud vorm te geven. Vrijheid is in essentie meer dan de positieve of negatieve vrijheid van I. Berlin.[6] Om de echte vrijheid te benaderen moet de drager van de arbeidskracht loskomen van de markt. Dat is de voorwaarde om los te komen van de ”verstarring van de sociale activiteit, deze consolidering van ons eigen product tot een objectieve macht over ons, die onze controle ontgroeit, onze verwachtingen doorkruist, onze berekeningen teniet doet.”(De Duitse ideologie)]
Voetnoten:
[1] https://web.archive.org/web/20160111231333/http://translatie.be/
[2] Vlaams Marxistisch Tijdschrift, nummer 2, 1982.
[3] Ontologie gaat over het Zijn en de algemene eigenschappen van het Zijn. Hoe de dingen zijn.
[4] https://nl.wikipedia.org/wiki/Doreen_Massey
[5] https://www.marxists.org/nederlands/marx-engels/1845/duitse_ideologie/index.htm#De_opheffing_van_de_arbeidsdeling:_
[6] https://nl.wikipedia.org/wiki/Isaiah_Berlin