Media ontsnappen niet aan de logica van de alomtegenwoordige marktmechanismen. Media, dat zijn producten van ondernemingen en de meeste van die ondernemingen zijn in de kapitalistische wereld privé-eigendom. Een ondernemer is niet in de eerste plaats bezorgd om pluralisme of kwaliteit, hij (zelden zij) is er op uit zo groot mogelijke winsten te maken.
Voor ondernemers zijn mediabedrijven mogelijke investeringen. En zoals in veel bedrijfstakken, heeft ook de mediasector wereldwijd met versnelde bedrijfsconcentraties te maken. Het aantal zogenaamde ‘spelers’ aan de aanbodzijde vermindert, dat is nu eenmaal de logica van de “vrije markt”.
Investeren om winst te maken impliceert dat een onderneming haar producten op de markt afstemt. De mediasector ontsnapt daar niet aan. De inhoud van de media wordt daardoor steeds meer gewone koopwaar. Ook informatie moet gehoorzamen aan de zogenaamde wetten van de vrije markt. Informatie is in versneld tempo koopwaar geworden. Informatie moet het product helpen verkopen.
Concentratie in de mediasector, het steekt de ogen uit. Het wereldwijde imperium van Rupert Murdoch is een voorbeeld van een statenloze gemondialiseerde onderneming. In Frankrijk hebben ondernemers uit de wapensector grote mediagroepen in handen. Italië onderging onder de regering Berlusconi jarenlang een zeer specifieke concentratie van mediamacht.
In Brazilië oefent de dynastie Marinho via haar geconcentreerd mediabezit grote macht uit. In de VS controleren minder dan tien grote groepen het gros van de media. En zo verder.
In België maken we al decennia concentraties mee, maar het proces is verre van afgerond. De landsgrenzen zijn al een tijdje overschreden, maar ook dat is nog maar een begin.
De concentraties zijn er, ze gaan in versneld tempo verder. Welke gevolgen heeft dat voor de samenleving en is dat onomkeerbaar?
Een brede betrouwbare informatie waaier is toch onontbeerlijk voor een behoorlijk democratisch gehalte van de samenleving. Concentraties leiden automatisch tot een geringer aanbod. Concentraties worden uitgevoerd om hogere winsten te maken. De ermee gepaard gaande rationalisatie en synergie zijn dan eufemismen om informatie zo te stroomlijnen dat ze door lagere kosten meer winst oplevert.
Dus stemt men die informatie af op de “vraag op de markt”, met als logisch gevolg dat commerciële diensten een grotere inbreng hebben. Het gaat niet alleen om de vraag van de gebruiker, maar ook die van de advertentiemarkt.
De grote groepen die door de concentratie ontstaan voeren een harde strijd om die markten van gebruikers én adverteerders. In die concurrentiestrijd sneuvelt het ene principe na het andere in naam van de markt. In 1842 schreef de jonge Karl Marx: “De belangrijkste vrijheid van de pers bestaat erin geen industrie te zijn”. Dat is natuurlijk al lang niet meer waar, het is een industrie, al is het geen gewone omdat ze het wereldbeeld van de gebruiker voor een groot deel bepaalt. Daarom zijn concentraties in de mediasector voor de samenleving nog belangrijker dan in de rest van de economie.
Is dat proces van concentraties onomkeerbaar? Optimisten zien hoop in de ontwikkeling van de weblogs en andere informatiemogelijkheden van het Internet. Ook daar zijn echter al concentratiebewegingen bezig. Er zijn inderdaad meer mogelijkheden voor individuen en groepen om eigen informatiekanalen op te bouwen. Maar ook in die kanalen zien we het winstmotief opduiken, er worden adverteerders gezocht. Sommige weblogs worden kleine bedrijfjes in de hoop ooit een groot winstgevend bedrijf te worden. De marktlogica duikt op en dat stemt zeker niet tot optimisme.
Dan maar de concentraties ondergaan en erop betrouwen dat ook in de markt kwaliteit spontaan bovendrijft? Dit is weinig waarschijnlijk in een context van liberale mondialisering, in een samenleving die beheerst wordt door de markt. Maar we kunnen wel hoop putten uit de verzetsbewegingen tegen die dominantie van het marktdenken, dat sociale factoren al zolang heeft gemarginaliseerd.
Die kritiek slaat ook op de rol van de media. Hoe is het mogelijk dat het gros van de media in Frankrijk campagne voerde voor de goedkeuring van de Europese “grondwet”, en toch een grote meerderheid van de Fransen tegenstemde. Waarom staan de media in belangrijke kwesties – bijv. de Britse media tijdens de invasie van Irak, zo ver af van de publieke opinie? Dat aanzienlijke lagen van de samenleving weerstand bieden aan de hersenspoelingen van mediamagnaten is hoopgevend. Misschien zal die druk van onderuit de politieke wereld er toe brengen maatregelen te nemen die de trend enigszins ombuigen om andere initiatieven dan de mediagroepen die “de markt bespelen” een kans te geven en zo tenminste voor een beetje meer pluralisme te zorgen in een geconcentreerde mediawereld.
(Uitpers, nr. 77, 7de jg., juli-augustus 2006)
(Freddy De Pauw was journalist bij De Standaard van 1971 tot 2002, redactie buitenland. Is auteur van “Handelaars in nieuws”, Davidsfonds, 2005 en is lid van de redactie van Uitpers).