Marc Broere, Berichten over armoede, een journalistieke kijk op ontwikkelingssamenwerking, KIT Publishers, Amsterdam, 2009, 224 blz. ISBN 9789460220456
De Nederlandse journalist Marc Broere is hoofdredacteur van lokaalmondiaal (www.lokaalmondiaal.net) en volgt de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking al jaren op de voet. Een van zijn bekendere boeken De bewogen beweging, een halve eeuw mondiale solidariteit schreef hij samen met de Nederlandse activist/publicist Hans Beerends. In oktober 2009 bestond de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking zestig jaar en dat was voor Broere de reden om opnieuw het pennetje vast te houden met Berichten over armoede, een journalistieke kijk op ontwikkelingssamenwerking.
Veel reden om te juichen is er niet, constateert de auteur in zijn inleiding. De ontwikkelingssamenwerking zit meer dan ooit in het verdomhoekje. Hij verwijst daarmee naar twee publicaties die in 2009 verschenen. Er was De crisiskaravaan van Linda Polman die de noodhulpondernemingen hard aanpakt (zie Uitpers april 2009) en Dead Aid van de Zambiaanse econome Danbisa Moyo die de westerse landen opriep om te stoppen met ontwikkelingshulp aan Afrika.
Zullen we dan maar ophouden met ontwikkelingssamenwerking? Neen, zegt Broere, want dat is alleen maar kind en badwater met elkaar weggooien. Er bestaat volgens hem ook goede ontwikkelingshulp, die er kan toe leiden dat mensen zich met vallen en opstaan weten te bevrijden uit een ogenschijnlijk vicieuze cirkel van armoede. Die benadering plukt hij uit de mond van meestal oudere en eigenzinnige ontwikkelingssamenwerkers die er een mening op na houden die vaak haaks staat op de dominante trends van het ogenblik in de ontwikkelingssamenwerking. Het boek van Marieke de Wal Een sector onder vuur (zie Uitpers januari 2010) is daarvan een voorbeeld. Het beperkt zich tot een afstandelijke, academische beschrijving van het terrein, terwijl de geëngageerde Broere juist het veld in trekt en spreekt met ‘basiswerkers’.
Bottom-up
Volgens pater Hans Burgman, al eeuwenlang in Kenia actief, is ontwikkelingswerk een kunstwerk dat alleen met volledige toewijding kan worden gecreëerd. “Een goede ontwikkelingswerker moet eerst zelf een klap van de misère krijgen. Als hij zich helemaal buiten het probleem stelt, wordt hij een theoreticus. Daarom is ons uitgangspunt om eerst deel te worden van die gemeenschap.” (p. 18) Dat lijkt mij zeer terecht, maar dat is volgens het officiële boekje van de ontwikkelingssamenwerking vloeken in de kerk, want zo zegt men, een ‘goede’ ontwikkelingssamenwerker moet afstand kunnen houden van de lokale bevolking en zich richten naar de plannen van de donor die hem/haar uitgestuurd heeft. Baarlijke onzin natuurlijk?
De ervaren Nederlandse armoedebestrijder Willem Zevenbergen treedt Burgman echter bij: “Ontwikkelingssamenwerking is tot op de dag van vandaag een gevecht tussen bottom-uppers en top-downers, tussen degenen die de wensen van de lokale bevolking serieus nemen en degenen die vanuit hier menen te kunnen bepalen hoe mensen zich daar moeten ontwikkelen. De koppige houding van de twee Britse tseetseevliegbestrijders die ergens in Kenia in een tent wonen is daarvan een goed voorbeeld. Toen hun werk vruchten begon af te werpen, kregen ze het aan de stok met hun werkgever. Ze zeggen aan Broere: “ICIPE vond dat we niet te voortvarend moesten te werk gaan, omdat buitenlandse fondsen anders overbodig zouden worden. Dat zou de organisatie banen kunnen kosten. Wij waren verbijsterd en hebben onze biezen gepakt.” Niet iedereen in het wereldje van expats kan die moed opbrengen.
Wanneer is een project geslaagd? Volgens Edith Sizoo van het South-North Network Culture and Development wanneer de mensen voor wie het bedoeld is het als hun eigen project beschouwen. Bouba Dicko uit Burkina Fasso onderstreept: “In onze cultuur maken ontwikkelingsprojecten geen enkele kans als dat aspect van eigenwaarde niet voldoende aanwezig is. As mensen op hun trots worden gewezen, komt de rest vanzelf.” (p. 80)
Wederkerigheid
Een kernbegrip in de benadering van Broere is het begrip ‘wederkerigheid’. Hij laat daarvoor weer Edith Sizoo aan het woord: “Het probleem blijft dat het geld altijd naar projecten gaat die wij zinvol achten voor de mensen daar. Die keuzes zijn heel nauw verbonden met ons eigen referentiekader.” Volgens Sizoo is een partnerrelatie een relatie die van twee kanten moet komen en daarom moeten ook westerse hulporganisaties ook openstaan voor kritiek uit ontwikkelingslanden op onze maatschappij.
Het begrip ‘wederkerigheid’ wordt gelanceerd in hoofdstuk drie dat gaat onder de titel “De beste bedoelingen van de jaren negentig” en geeft zeer goed aan op welke manier Broere te werk gaat voor de compositie van dit boek. Hij vertrekt van een van zijn veldreportages die hij in de loop van de voorbije jaren, voornamelijk in Afrika, schreef voor tijdschriften als Vice versa, onzeWereld, IS, National Geographic Magazine, AD Magazine en Trouw en daaraan koppelt hij een stukje theorie. Zo brengt hij in hoofdstuk drie de uitspraken van Edith Sizoo over wederkerigheid in verband met recente ontwikkelingen in de sector. In het begin van de jaren negentig werd – mede onder invloed van Jan Pronks beleidsnota ‘Een wereld van verschil’- vaak verwezen naar begrippen als wederkerigheid, gelijkwaardigheid en dialoog. Op die manier brengt Broere de contrasterende stemmen tussen ‘veld’ en ‘beleid’, tussen bottom-up en top-down bij elkaar. Elk hoofdstukje eindigt met een vet gedrukte alinea waarin de auteur de draad van de vaak gedateerde reportage weer oppakt en doortrekt tot op de dag van vandaag.
Andere aanpak
In zijn nawoord benadrukt Broere zeer terecht dat niet alleen de ontwikkelingssamenwerking, maar ook de journalistiek over landen en onderwerpen waar ontwikkelingsorganisaties zich mee bezig houden onder druk staan. Broere pleit voor een totaal andere journalistieke aanpak waarvoor hij graag de Vlaamse reisschrijfster Lieve Joris citeert: “De buitenlandjournalistiek valt alleen te redden als we haar vertragen. Stilstaan, ademhalen, kijken, ruiken, proeven. De goede buitenlandredacteur laat zich drijven door zijn nieuwsgierigheid voor die nieuwe en onbekende wereld, niet door de haast van de redactie.” (p. 219) Met lokaalmondiaal kiest Marc Broere voor die journalistieke aanpak. “Een politiek beladen onderwerp als landhervormingen op de Filippijnen pakken wij niet aan door met politici in de hoofdstad te gaan praten, maar door een week in een dorp te verblijven waar een keiharde strijd om die grond gevoerd wordt.” (p. 221) Tijd nemen om met de gewone mensen te gaan praten. Ook dat klinkt tegenwoordig als een vloek in het snelle medialandschap.
Berichten over armoede, een journalistieke kijk op ontwikkelingssamenwerking is een sterk boek waarvan ik hoop dat het bij zestig jaar ontwikkelingssamenwerking niet alleen in Nederland maar ook in Vlaanderen ruim gelezen zal worden. De grote verdienste van Broere is dat hij op een deskundige, journalistieke manier het kind uit het besmeurde badwater van de ontwikkelingssamenwerking weet te redden. De specifieke aanpak van ontwikkelingssamenwerking zoals door de auteur voorgesteld, moet niet onder schot, maar verdient de aandacht van iedereen die een bottom-up benadering en wederkerigheid als kernbegrippen in de sector beschouwt.
(Uitpers nr. 120, 11de jg., mei 2010)
U kunt dit boek via de link hieronder rechtstreeks bestellen bij:
en wie via Uitpers bestelt, helpt Uitpers!
De link:
http://www.groenewaterman.be/anne/index.dll?webpage=index.htm&inpartcode=924136&refsource=uitpers