De maoïsten van Nepal zijn uit de jungle, in het parlement en (hoogstwaarschijnlijk) binnenkort ook in de regering. Als alles volgens plan verloopt zullen verkiezingen, voorzien voor midden juni, resulteren in een nieuwe grondwet. Op straat zijn de debatten hierover al volop geopend.
Bij een opstand in het zuiden van het land kwamen eind januari zeker dertig mensen om het leven. De madhesi’s of mensen van het laagland eisen meer inspraak en autonomie. Nu de premier een deel van hun grieven in beloftes omzette staan tal van andere groepen klaar om ook hun deel van de koek te eisen. Voor een stabiele vrede is meer nodig dan maoïsten in maatpak.
Een schreeuw uit de kelder van Nepal
Nepal wordt vaak geassocieerd met zijn bergen en de Everest, maar aan de voet van de Himalaya ligt een stuk Nepalese laagvlakte dat naadloos overgaat in de Indische vlakte: de Terai. Er wordt meer Hindi gesproken dan Nepali en in bijna alle opzichten lijkt de streek meer op India dan op de rest van Nepal. Op deze toegangspoort tot de Himalaya groeit naast een bloeiend economisch en stedelijk netwerk ook een politiek bewuste klasse. Hoewel hier tegenwoordig meer dan een derde van alle Nepalezen wonen is deze groep slecht vertegenwoordigd. Hun roep om autonomie heeft zowel met politieke marginalisering als met identiteit te maken. Al sinds de 18e en 19e eeuw beloonde het koningshuis elites door hen landrechten in de Terai te geven. De lokale bevolking werd vaak slaaf op eigen grond. Economische en ecologische vluchtelingen uit de bergen volgden en de burgeroorlog zorgde voor nog een toestroom. Opvallend veel pahadi’s, zoals de mensen van de heuvels genoemd worden, veroverden snel economische sleutelposities. Ook vandaag nog hebben madhesi’s geen toegang tot de strijdkrachten. Een voormalige minister, Harkha Bahadur Gurung, drukte het in de jaren tachtig van de vorige eeuw nog als volgt uit “You are a conquered people and as you may know, conquered people have got no rights!”.
De reden waarom het zo lang duurde voor deze massa opstond moet ook gezocht worden in de diversiteit waaruit ze bestaat. Een mengeling van religies, kasten, talen en etnische groepen zorgen voor een veelvoud aan identiteiten. Etnische kaarten van de verschillende groepen in Nepal zijn erg misleidend. Op bijna elke plek in Nepal wonen verschillende groepen samen, zij het meestal in verschillende enclaves verspreid over een gehucht. Méér bindmiddel dan de kloof tussen hen en de pahadi’s, of Nepalezen uit de bergen, is er meestal niet. De pahadi’s hebben zich op hun beurt een nationale identiteit aangemeten door zich verenigd te voelen in hun anders zijn t.o.v. de mensen van de vlaktes, waarmee ze de Terai én India bedoelen. Het zijn dan ook niet dé madhesi’s die nu in opstand komen tegen dé pahadi’s, maar een aantal lokale groepen uit de Terai die hun krachten verenigd hebben, vermengd met een paar extremistische maoïstische splintergroeperingen. Samen zijn ze sterk genoeg om de economisch motor van Nepal plat te leggen en aldus hun eisen door te drukken.
De nieuwe regering in Kathmandu kon niet totaal ongevoelig blijven voor hun grieven. Toch greep men pas in toen de wekenlange stakingen en wegblokkades Kathmandu zonder petroleum zetten. Met de belofte dat Nepal een federale republiek zal worden staat men weer een stap dichter bij de uitvoering van wat de revolutie vorig jaar in gang heeft gezet. Door de kiesdistricten op basis van het bevolkingsaantal in te delen en de mondelinge garanties dat de madhesi’s een autonome regio krijgen zijn de problemen nog lang niet van tafel. Veel madhesi’s vinden dat de toegevingen niet ver genoeg gaan. Voor hen moet de Terai een onafhankelijke natie worden en moet de huidige minister van binnenlandse zaken, vanwege de gesneuvelde betogers, ontslag nemen. Op beide punten lijkt een compromis onwaarschijnlijk. Andere etnische groepen beginnen rond ontevreden maoïsten hun eigen milities te vormen. Als men in Kathmandu niet snel een politiek antwoord op hun eisen geeft dreigt de etnische identiteitspolitiek die de Maoïsten zelf in gang staken zich als een boemerang tegen hen te keren.
Volgens Deepak Thapa, een vooraanstaand auteur over het conflict in Nepal, is de cruciale vraag of etnische autonomie wel economisch haalbaar is. Bovendien moet men volgens Thapa vermijden dat de dominantie van de bahuns, de hoogste kaste, niet per regio vervangen wordt door etnische dominantie van lokale etnische groepen over minderheden. Een recent rapport van de UNDP beschrijft hoe groepen zoals de Chepang en Badi enorme moeilijkheden hebben om gewoon nog maar als Nepalese burgers erkend te worden. De Sattars en Mangta zijn zelfs nog meer gemarginaliseerd, omdat voorgaande groepen nog aandacht krijgen van bepaalde donors. Aangezien deze mensen geen papieren hebben kunnen ze officieel geen land bezitten of verkopen, niet deelnemen aan verkiezingen en op geen enkele manier hun stem laten horen. De herschikking van de macht dreigt volledig aan hen voorbij te gaan. Etnische autonomie is zeker nog geen garantie voor een inclusieve democratie en een stabiele vrede.
Het democratisch deficit
De overwinnaars van de volksopstand vorig jaar, zijnde de zeven grootste partijen plus de maoïsten, maken van de situatie in de Terai gebruik om met een aantal politieke vijanden af te rekenen. De koningsgezinde ministers die nog geen jaar geleden voor koning Gyanendra werkten worden nu, onder het voorwendsel dat ze de onrusten in het zuiden aanstookten, gevangen genomen. Anderen worden van het gewelddadig onderdrukken van de revolutie beschuldigd, inclusief de koning zelf. Die weigerde te antwoorden op vragen van een onderzoekscommissie, maar voorlopig zonder gevolg. Hij durfde het onlangs zelfs aan om zijn coup van twee jaar geleden openlijk te verdedigen, wat er op kan wijzen dat hij binnen bepaalde politieke en militaire kringen nog op steun kan genieten. Ook hier loopt de stem van de straat voor op de politieke actie. Bij een bezoek van de koning aan een tempel werd zijn konvooi door demonstranten met stenen bekogeld. De tijd dat hij zich op zijn goddelijke status kon beroepen is definitief gedaan, maar hem echt vervolgen durft of kan men nog niet.
Ondertussen draait de verkiezingscampagne van de maoïsten op volle toeren. Op een grote bijeenkomst gaf Prachanda, de grote man van de maoïsten, voor het eerst in 25 jaar een publieke speech in de hoofdstad. Hun bewering dat de democratie er op vooruit gaat klonk iets geloofwaardiger dan toen de koning twee jaar eerder, op de dag van de democratie, hetzelfde beweerde. Die laatste speech kwam nog geen drie weken nadat hij het voltallige kabinet afgezet had, ministers en journalisten in de cel zaten en hij naast god en koning ook premier was. Toch heeft die democratie vooral op het platteland nog een lange weg te gaan. Volgens de laatste VN rapporten komen bedreigingen, ontvoeringen, politiek geweld en afrekeningen daar nog systematisch voor. Een deel van het probleem is dat de maoïsten niet volledig ontwapend worden. Hoewel de VN toeziet op de opslag van wapens in containers en de plaatsing van soldaten uit het ‘People’s Army’ in kampen mag ander ‘veiligheidspersoneel’ zijn of haar wapen bijhouden. Dat dit soms nodig is blijkt uit een paar voorvallen waarbij lokale dorpelingen wraak nemen op eerder onrecht begaan door de maoïsten. Het gebrek aan een soort waarheid- en verzoeningcommissie legt een tijdbom onder de legitimiteit van de politiek in zijn geheel. Die was reeds zwaar aangetast door het wanbeleid van de partijen in de jaren ’90 en de wreedheden van de maoïsten. Ondertussen wordt het houden van tijdige, vreedzame en eerlijke verkiezingen steeds moeilijker haalbaar.
Laat honderd bloemen bloeien
In Dolpo, het gebied waar elf jaar geleden de eerste aanslag van de maoïsten plaats vond, leek men niet al te optimistisch over de vrede. In de tien jaar dat de maoïsten daar de plak zwaaien moest de eerste brug, school of hulppost er nog gezet worden. Op een vraag aan de lokale partijleider waarom dit zo is komt het even gemeende als simpele antwoord: “first comes destruction, then construction”. Het zou geen slechte zet zijn mocht ‘de partij’ ook in dat laatste het voortouw nemen. De maoïsten zorgden alvast voor een primeur door in hun parlementaire delegatie een groot aantal vrouwen en dalits (kastelozen) op te nemen. Zoals uit lokale en vaak populaire experimenten met ‘volksrechtbanken’ blijkt zijn er wel degelijk constructieve krachten aanwezig. Anderzijds zijn de maoïsten als enige partij tegen een parlementaire oppositie. Pas na de verkiezingen zal blijken of de nieuwe garde, mét maoïsten, ook voldoende capabel is om een nieuwe en uiterst moeilijke evenwichtsoefening aan te gaan: de heropbouw van het land, een proces van verzoening doorgaan en de honderd bloemen die nu bloeien elk hun eigen plek in Nepal’s nieuwe tuin geven.
(Uitpers, nr. 84, 8ste jg., maart 2007)
Nick Meynen is onderzoeker bij IPIS (International Peace Information Service) en werkt daarnaast als freelance journalist voor MO*, Vrede en Nepalese media