Jung Chang & Jon Halliday. 36,90. Mao. Het onbekende verhaal. (In het Nederlands vertaald door Paul Syrier). Uitg. Forum, Amsterdam, 796 blz., € 39,35.
Mao was een monster. Hij was erger dan Hitler. Hij is verantwoordelijk voor de dood van miljoenen Chinezen gedurende de burgeroorlog maar ook in vredestijd. Voor de overlevenden maakte hij China tot een hel. Let wel, niet door fouten bij het nastreven van zijn politiek ideaal, maar door zijn extreme egoïsme en zijn ziekelijke zucht naar geweld en terreur. Dat is de boodschap van Jung Chang, op te lezen op de eerste en de voorlaatste bladzijde van haar boek. De overige 792 bladzijden willen niets anders zijn dan de illustratie van die boodschap.
Voor al wie enige kennis heeft van de Chinese geschiedenis is het boek volstrekt onbetrouwbaar, zeer eenzijdig en vaak lachwekkend. De haat van Chang voor Mao is zo groot dat ze niet verder geraakt dan het cliché van de slechterik uit elke James Bond film: Mao als de boosaardige gek die over de wereld wil heersen en die daarbij maar al te graag miljoenen mensen uit de weg wil ruimen. Dat Chang wil klaarkomen met haar verleden en haar haat wil ten toon spreiden is haar gegund. Het probleem is dat ze die rancune handig “wetenschappelijk” verpakt en daardoor in heel wat kringen au sérieux wordt genomen.
Het boek is een aaneenrijging van halve waarheden, verdraaiingen, weglatingen, leugens, groteske interpretaties en hilarische hypothesen. We kunnen in dit korte bestek onmogelijk ingaan op alle kwakkels. We laten de lezer mee proeven van enkele straffe staaltjes: Mao lanceerde het idee van de Berlijnse muur, Stalin stierf aan een hartaanval uit ergernis bij het lezen van een rapport over de manoeuvres van Mao; Kim Il Sung stierf ook aan een hartaanval uit angst dat een Russisch document zou bekend worden waarin zijn koehandel met Mao uit de doeken gedaan werd. Tijdens de studentenrellen in ‘68 stuurde Mao in sabotage getrainde Europese maoïsten naar huis terug…
Wanneer Mao opkomt voor de boeren is het niet omdat hij iets voor hen wil doen maar omdat hij het verplichte vocabularium van de partij debiteert. Wanneer Mao in alle ellende van de burgeroorlog gescheiden wordt van vrouw en kinderen is het voor de auteurs duidelijk: hij gaf niets om hen en deed zelfs niet de moeite om hen op te zoeken. Had Mao zijn vrouw bij hem gehouden, dan zou Chang geschreven hebben hoe meedogenloos Mao wel was om zijn vrouw te dwingen bij hem te blijven in die omstandigheden. Dat ook Mao’s oudste zoon in deze oorlog sneuvelde is voor Jung Chang beslist geen teken dat Mao niemand wilde bevoordelen, maar uiteraard het zoveelste bewijs van Mao’s onmenselijkheid: zelfs zijn eigen kind was hem niet dierbaar. En zo gaat dat maar door.
Jung Chang verknipt en plakt citaten, knipt en plakt totdat je er om het even wat kan uit afleiden. Ze vermengt zonder dat de argeloze lezer het merkt betrouwbaar materiaal met onbetrouwbaar, plakt er wat uit een andere context geselecteerde gegevens bij, kruidt het geheel met liefst anonieme getuigenissen van bloederige en gruwelijke taferelen en laat dan haar verbeelding en denigrerend taalgebruik de vrije loop om het ‘onomstotelijk bewezen’ beeld te schilderen van ‘Mao en zijn rotgenoten’, de kampioen van egoïsme, gevoelloosheid, intrige, moord, geweld en terreur. Consequent citeert ze in haar hele boek geen enkele van de vele belangrijke Mao-teksten die haaks staan op haar cliché beeld van Mao. Integendeel we vallen regelmatig op gefabriceerde, uit de context gehaalde ‘uitspraken’ van Mao om het beeld wat extra horror te geven. Je zal ook grote stukken van de echte geschiedenis niet in het boek Mao, the untold story vinden. Wat niet in het plaatje van de psychopaat past wordt genegeerd of met behulp van complottheorieën en overdrijvingen verklaard. Hoe kon Mao met zijn boerenleger (waarvan hij volgens Jung Chang zelf delen had laten liquideren) een veel groter en door de Amerikanen materieel ondersteund Kuomintangleger verslaan? Alleen dank zij de buitensporige hulp van de Russen (de meningsverschillen met Stalin? nonsens blijkbaar) en de mollen in het leger van Chiang Kaichek.
Het blijft niet bij verdraaiingen of wilde interpretaties. Vaak zijn de historische feiten gewoon foutief. Zo werden gedurende de Grote sprong vele waterbekkens voor irrigatie gebouwd. Jung Chang vermeldt dat er ’20 jaar na Mao’s dood nog steeds 10,2 miljoen door reservoirs verdreven mensen waren’. Maar dat was in 1996, en het cijfer sloeg op mensen die moesten verhuizen omwille van de grote stuwdammen die in de jaren ‘80 en ‘90 gebouwd zijn… Jung Chang beweert dat Mao in de Culturele Revolutie tien miljoen ambtenaren liet ‘afmaken’. Dat is pure nonsens. Ik vermoed dat Jung Chang in het Engels een woord gebruikt heeft dat zowel ‘afmaken’ als ‘afzetten’ kan betekenen en dat de vertaler even argeloos als de lezer in de val van haar dubbelzinnigheid getrapt is.
Het kroonstuk van Chang’s inquisitie is de beschuldiging dat Mao zo’n 70 miljoen doden op zijn geweten heeft in vredestijd. Om te beginnen is het cijfer van 70 miljoen fantaisistisch, maar het heeft wel een belangrijke politieke bedoeling. Dankzij dat cijfer kan ze Mao boven Hitler rangschikken in de lijst van grootste schurken. Ernstige historici zoals de professoren Wertheim en Ching-Yuan Tung gewagen van enkele miljoenen doden als gevolg van hongersnood en enkele tienduizenden tijdens de Culturele Revolutie. Uiteraard, elke dode is er één te veel, maar je moet wel een beetje serieus blijven met je aantallen.
En voorts, de vraag is wie voor die doden verantwoordelijk kan gesteld worden. Net zoals in de rest van Azië, werd China tot voor de revolutie om de zoveel jaar geteisterd door een massale hongersnood. Tijdens de Mao-periode heeft zich dat nog één keer voorgedaan en zeker, dat was niet het gevolg van een opzettelijk misdadige uithongering maar van een strategische fout in de rudimentaire – hoe kon het ook anders – ontwikkelingsstrategie van de Chinese leiding op dat moment. Die fout werd hersteld en er werd uit geleerd. Sindsdien heeft zich in tegenstelling tot de buurlanden geen enkele hongerramp meer voltrokken in China. Onder Mao is de voedselbevoorrading per persoon gestegen ondanks de snel stijgende bevolking.
In België sterven jaarlijks 11.000 mensen door fijn stof in de lucht, dat stond op 22 september in de kranten. Door geen doortastende maatregelen te nemen tegen luchtvervuiling is de regering daarvoor minstens gedeeltelijk verantwoordelijk. Omgerekend naar het China van Mao tussen 1949 en 1976 komen die 11.000 dode Belgen overeen met 20 miljoen Chinezen. Zullen we Verhofstadt maar meteen opnemen in het lijstje van de grootste massamoordenaars ‘in vredestijd’?
Mao heeft het altijd gedaan. Bij elke van de vele gewelddadige confrontaties uit de hedendaagse Chinese (en als het enigszins kan, Koreaanse, Vietnamese, Indonesische en ook de Russische) geschiedenis, krijgt Mao de misdadige hoofdrol. Zijn tegenstanders, krijgsheren, privé-milities van landheren, de dictator Chiang Kaishek, het Japanse veroveringsleger, ze hebben nauwelijks schuld aan de dood van naar schatting 50 miljoen Chinezen tussen 1927 en 1949. Uiteindelijk herleidt Chang de geschiedenis van een zeer grote en complexe maatschappij met allerhande sociologische, economische, culturele en andere aspecten tot de veronderstelde psychologische afwijkingen van één individu. Dat is geen geschiedschrijving maar het spiegelbeeld van een hagiografie. Volgens Thomas Bergstein van de Columbia University in New-York is het boek dan ook “een grote ramp voor de hedendaagse China-studie. (…) Het resultaat is een verbluffend aantal citaten die uit de context gerukt zijn, verdraaiingen van feiten en weglatingen van veel van wat Mao een complexe, tegenstrijdige en veelzijdige leider maakt.” Steve Tsang van de Oxford University vindt dat de auteurs “onthutsend oneerlijk” zijn geweest in het gebruik van de bronnen die ze beweren geconsulteerd te hebben. Anderen wijzen op de flagrante onwaarheden in het boek. De bekende Britse essayist James Heartfield merkt op dat het beeld van Mao dermate negatief is, dat je niet meer begrijpt hoe zijn boerenleger in 1949 aan de macht kon komen; Jung Chang ziet zich daardoor verplicht in toenemende mate onwaarschijnlijke complottheorieën uit te vinden om de communistische successen uit te leggen.
De 20ste eeuw was in China bijzonder gewelddadig, en de revolutie was geen feestje (dat heeft Mao wél echt gezegd). Op zoek naar de juiste strategie heeft de Chinese Communistische Partij nogal gezwalpt en – onvermijdelijk – fouten gemaakt. Na 1949 stonden de Chinese communisten voor de nooit geziene uitdaging een reusachtig boerenland met weinig natuurlijke bronnen te moderniseren en te ontwikkelen. Onder de leiding van Mao werden met vallen en opstaan heel wat antwoorden gegeven op de vragen die zich toen stelden. Dat Mao vandaag nog door de Chinezen beschouwd wordt als de vader des vaderlands kan volgens Jung Chang echter niets te maken hebben met verdiensten. Hersenspoeling van de ouderen en gebrek aan historische kennis van de jongeren, meer kan ze als verklaring niet bedenken.
Tot slot, haar boodschap is niet bestemd voor China. Dat weet Chang maar al te goed, want zelfs de Chinese dissidentie neemt haar niet ernstig. Maar buiten China kan ze blijkbaar op heel wat erkenning rekenen. Wellicht omdat haar verhaal zeer goed past in de hedendaagse mythen over China en in de groeiende sinofobie.
(Uitpers, nr. 71, 7de jg., januari 2006)
Frank Willems is oud-voorzitter Vereniging België-China