Op 13 mei 2001 stuurden de Italiaanse kiezers Silvio Berlusconi voor de tweede maal naar het Palazzo Chigi om er een regeringscoalitie van rechts en uiterst-rechts te leiden. Een jaar later heeft die regering gedaan wat van haar werd gevreesd: ze verdedigde in de eerste plaats de persoonlijke belangen van haar leider. «Ze voert een beleid ten gunste van de rijken », zo vat Gianpaolo Salvini, directeur van het prestigieuze jezuïetenblad ‘Civiltà cattolica’ dat beleid samen. En het moet gezegd dat de maffiabazen daar ruim mee van profiteren. Zij moeten zich onder deze regering alleszins niet teveel zorgen maken.
Bankier Roberto Calvi van de fameuze Banco Ambrosiano is twintig jaar geleden, 18 juni 1982, wel degelijk vermoord. Dat is de conclusie van een speciale ploeg van experts die in opdracht van de Romeinse rechter Otello Lupacchini de dood van «de bankier van God en van de maffia » onderzochten. Twintig jaar na de feiten bevestigt die ploeg wat iedereen wel wist, maar wat de Italiaanse justitie steevast bleef ontkennen, namelijk dat Calvi, van de samenzweerdersloge P2, in Londen is vermoord in opdracht van Pippo Caló, de ‘schatbewaarder’ van de Siciliaanse maffia die daarvoor kon rekenen op de helpende hand van Flavio Carboni. De maffiabaas was zeer ontevreden omdat Calvi zou getracht hebben het bankroet van zijn bank af te wenden met opbrengsten die Caló hem had doen toevertrouwen.
Deze Carboni is niet om het even wie: veroordeeld voor moordpoging op de curator van de Banco Ambrosiano, eveneens lid van de loge P2 en jarenlang zakenpartner van een beginnende bouwaannemer op Sardinië, Silvio Berlusconi.
Over de moord op Calvi is een boek verschenen ‘I banchieri di Dio’ (De bankiers van God) die nu ook is verfilmd door Giuseppe Ferrara, auteur van films over de moord op Aldo Moro en over de moord op maffiajager Giovanni Falcone. Die film is echter op bevel van een magistraat ingetrokken. De magistraat ging daarmee in op het verzoek van … Carboni. Het zegt veel over de grote invloed die dat wereldje van die loge P2 heeft nu een van de gewezen leden eerste minister (en minister van buitenlandse zaken) is.
Het is deze maand ook tien jaar geleden dat Falcone, zijn vrouw en zijn beschermers in opdracht van de maffia werden vermoord. Falcone had een zeer grote bijdrage geleverd aan de strijd tegen de maffia. Hij had twee strijdmiddelen uitgewerkt: het stelsel van de pentiti (spijtoptanten) om de interne keuken en netwerk van medeplichtigheid te leren kennen, plus het inschakelen van financiële analisten om het witwassen van de opbrengsten aan te pakken. Het had enkele spectaculaire successen geboekt, maar die waren tijdelijk. Want de enorme netwerken van beschermende politici, zakenlieden, magistraten, chefs van politiek en geheime diensten hadden er telkens voor gezorgd dat die maffiosi toch ongehinderd konden doorgaan, desnoods zelfs vanuit de gevangenis (zoals Caló).
Het elan van 1992
Na de moord op Falcone (23 mei 1992) en kort daarop ook op zijn opvolger Paolo Borselino was er een enorm elan om de maffia eindelijk ernstig aan te pakken. Het was tegelijk de periode van de operatie Mani pulite (Schone handen) die de politieke beschermers van de maffia, vooral kopstukken van de christen-democratie (DC) en van de socialistische PSI, opzij schoof. Er was eindelijk, mede onder druk van de ‘straat’, de politieke wil om de maffia ernstig aan te pakken.
Na anderhalve eeuw van stevige inplanting, kregen de maffiagroepen in enkele maanden tijd zeer zware klappen. De meeste kopstukken van de Siciliaanse Cosa Nostra en van de Napolitaanse camorra zaten het jaar daarop achter slot en grendel. Er was een toestroom van pentiti, de wet op het confisqueren van maffiabezittingen werd eindelijk toegepast. Magistraten die lang hadden geholpen om maffiabazen uit de gevangenis te houden, werden opzij geschoven. Ineens werkte de truc met de cassatie (om procedurefouten) niet meer. De maffiabazen uitten hun misnoegdheid met enkele aanslagen, waaronder die op het Uffizi in Firenze. Maar tevergeefs. Ze kozen voor een defensieve strategie, die van de discretie, in afwachting van betere tijden.
Een kort elan
En die betere tijen kwamen er snel aan toen de coalitie van Berlusconi in april 1994 de parlementsverkiezingen won. De prioriteiten van die regering waren snel duidelijk: amnestie voor al wie vast zat wegens corruptie, controle over de overheidszender Rai en het ‘bijsturen’ van de strijd tegen de maffia. Minister van Justitie Alfredo Biondi liet had veel meer attenties voor de advocaten van de maffiabazen dan voor de maffiajagers.
De maffiabazen, op zoek naar nieuwe beschermers, hadden al eerder doorgehad dat ze hun eieren best in een nieuwe korf legden, die van Forza Italia. Die partij was trouwens eind 1993 opgericht door Marcello Dell’Utri, niet alleen de baas van Berlusconi’s reclamefirma Publitalia, maar volgens de maffiajagers van Palermo al sinds jaar en dag een beschermer van maffiaclans. Berlusconi zorgde er goed voor dat Dell’Utri gebruik kan maken van parlementaire onschendbaarheid.
De regering Berlusconi I duurde slechts zeven maanden. Maar het elan van de maffiabestrijding was gebroken. Die regering had met haar lakse houding erg weinig politieke tegenwerking gekregen. Maar bovendien werd haar ‘beleid’ door de opeenvolgen de regeringen voortgezet (die van Dini, Ciampi, Prodi, D’Alema, Amato). Geen enkele van deze door centrum-links gesteunde of gevormde regeringen, maakte van maffiabestrijding een prioriteit. Integendeel, ze deden alsof het gevaar geweken was en hielpen intussen om het stelsel van de pentiti te ondergraven.
Het kamp van Berlusconi voerde jarenlang grof geschut aan om in naam van de ‘rechtsstaat’, het ‘garantismo’, aan te voeren dat iedereen recht heeft op de grootst mogelijke bescherming van zijn rechten. Sinistere figuren als journalist Giuliano Ferrara en cultuurcriticus Vittorio Sgarbi, momenteel onderminister van Cultuur (en censuur) vielen stelselmatig pentiti en maffiajagers aan. In naam van datzelfde beginsel had rechter Carnevale, vriend van zevenvoudig premier Giulio Andreotti, bij het Hof van Cassatie jarenlang vonnissen tegen maffiabazen verbroken omdat er toch altijd wel ergens een procedurefout was gemaakt.
Het ergste is dat de partijen van de centrum-linkse Ulivo daarin mee stapten. Die regeringen lieten gouden kansen verloren gaan om niet alleen de maffia te bestrijden, maar tegelijk de medeplichtigheid van Berlusconi’s omgeving aan te klagen. Vooral Massimo D’Alema, de grote baas van de Linkse Democraten (Democratici di sinistra, DS) is schuldig aan medeplichtig verzuim. Hij koesterde de illusie met Berlusconi tot een akkoord te komen over een ‘modernisering’ van de grondwet, maar de rechtse leider liet D’Alema toegeving op toegeving doen om dan toch af te haken.
Intussen liet centrum-links de maffiajagers aan hun lot over. En met hen ook de magistraten die toch nog wilden verder gaan met de strijd tegen corruptie, met voorop Berlusconi zelf en zijn topadvocaat Cesare Previti, een sinistere uiterst-rechtse figuur die in 1994 minister van defensie was.
Nog erger
Met de regering Berlusconi II is het nog veel erger geworden. Minister van Openbare Werken Pietro Lunardi zei vlakaf dat regeerders moeten leren met de maffia samen te leven. "De maffia is er altijd geweest en zal er altijd zijn. We moeten met die realiteit leren leven. Dat mag ons er niet van weerhouden infrastructuurwerken uit te voeren", zei de minister tot ontzetting van onder andere de weduwe van Libero Grassi, een kleine ondernemer die indertijd door de maffia werd vermoord omdat hij geen ‘pizzo’ (afpersingsgeld) betaalde.
En dan is er nog de staatssecretaris voor binnenlandse zaken Carlo Taormina die als verdediger bleef optreden voor maffiabazen tegen wie de staat zich burgerlijke partij stelde. Natuurlijk komen wetten tegen het opsporen van witwaspraktijken de maffiabazen ook zeer goed uit.
Intussen geven Berlusconi en zijn medeplichtigen vrije loop aan hun rancunes tegen al wie hen ooit durfde aan de kaak stellen. Onder hen journalisten die wat te kritisch waren en die de regering nu van de schermen van de Rai wil verwijderen. Maar vooral de magistraten die hun operatie Schone handen bescheiden verder willen zetten.
Reactie
Het is vooral de verontwaardiging over de felle aanvallen van de berlusconiani tegen de magistraten die begin dit jaar tot het eerste massaal protest tegen de regering leidde. Dat protest gebeurde volledig buiten de partijen van de Ulivo om, maar kwam vanuit wat we hier tegenwoordig het ‘middenveld’ noemen, de ‘société civile’.
Een van de drijvende krachten is het tijdschrift MicroMega dat een speciaal nummer uitgaf "No alle leggi ‘Forza ladri’" (Nee aan de wetten van de ‘dievenmacht’, Forza verwijzend naar Forza Italia). Daarin wordt een grondige analyse gemaakt over de manier waarop de strijd tegen corruptie en maffia volledig wordt uitgehold, niet sinds vorig jaar maar al lang daarvóór. Het wordt de onderzoeksrechters bijna onmogelijk gemaakt om in die strijd nog normaal hun werk te doen, zeker na de wetten die bij voorbeeld het speuren naar witwasserij in het buitenland praktisch beletten. "Zoveel onbeschaamdheid, het is niet te geloven", zegt de Zwitserse magistraat Bernard Bertossa.
Marco Travaglio, coauteur van het vorig jaar verschenen boek ‘L’odore dei soldi’ over Berlusconi’s fortuin, schetst gedetailleerd hoe Previti ondanks de ijzersterke bewijzen van gigantische corruptie, toch uit handen van de justitie kan blijven. Met de hulp van zijn vrienden, maar ook van een deel van centrum-links komt de verjaring in zicht. Hij kan ook rekenen op een collega-parlementslid, de vooraanstaande neofascist Ignazio La Russa, en op de grote broederschap van de samenzweerdersloge P2 waarvan hij en Berlusconi lid waren. Hij heeft bovendien kunnen rekenen op de regering van de Ulivo die onder impuls van de DS in 1999, tot aangename verrassing van rechts en tot ontzetting van de magistraten, een wet doordrukte waardoor de procesvoering tegen Previti en compagnie weer een stuk lastiger werd.
Travaglio spaart zijn kritiek niet op de "Democraten van Links" (DS). Hij citeert Piero Fassino, gewezen minister van justitie en sinds enkele maanden leider van de DS: "Laten we de financiële delicten uit de strafwet halen. We moeten de gevangenis vooral voorbehouden voor sociaal gevaarlijke delicten, voor de andere delicten moeten we alternatieve vormen van sancties voorzien". Geen wonder dat de "Democraten van Links", althans de leiders, het voortouw niet hebben genomen in de verdediging van de magistraten die door de regering Berlusconi zwaar worden aangepakt. Het is een van de redenen waarom het zo rommelt aan de basis van de DS die deze politiek van medeplichtigheid met Berlusconi en compagnie beu is en een echte oppositie wil. Het is een van de impulsen die vorige maand leidde tot de stichting van een nieuwe linkse bundeling binnen de DS, de beweging ‘Aprile’ die ook aansluiting zoekt bij de andersglobalisten, bij de culturele wereld die in verzet komt en vooral bij de arbeiders en hun vakbonden die massaal in actie zijn gekomen tegen een regering die een beleid voert ten gunste van de rijken en dan vooral van de rijken die zelf in die regering zitten.
(In volgende Uitpers: herschikkingen bij Italiaanse linkerzijde).
(Uitpers, mei 2002)