Sommige boeken zijn mooi. Ze ontroeren door hun kunstig taalgebruik, door rake beschrijvingen, door diepe inzichten. Andere boeken zijn interessant, als ze nieuwe visies bieden en kennis overdragen. En nog andere boeken zijn gewoon nuttig, als ze praktische ideeën geven over hoe kan gehandeld worden in moeilijke situaties.
Het nieuwe boek van Dominique Willaert beantwoordt aan de drie criteria. Het is goed geschreven, levert boeiende weetjes op en, vooral, vertelt over hoe er wel degelijk iets is te doen aan de sterker wordende dreiging van uiterst rechts in onze samenleving.
Willaert is wekenlang op stap geweest in de Denderstreek, dat is van Denderleeuw naar Aalst en naar Geraardsbergen, Ninove, Liedekerke en daar rond liggende dorpen. Hij praatte er met Jan en alleman, blank en gekleurd en luisterde naar wat deze mensen te vertellen hadden.
En kijk, wie had dat gedacht! Al deze mensen, echt al deze mensen leven met dezelfde verlangens en hoop, met dezelfde aspiraties in het leven. Ze willen rustig leven, goed werk hebben, een degelijk inkomen, een goede woning, een goede school voor de kinderen, een rustige en veilige toekomst uitbouwen voor hun gezin.
Of met andere woorden: het maakt niet uit hoe jong of oud je bent, ‘zwet’, een ‘vremde’ of ‘van hier’, je leeft onder de kerktoren met meer gemeenschappelijke kenmerken dan je zou durven denken.
De Denderstreek wordt gekenmerkt door een hoog aantal mensen met een migratie-achtergrond, . meer dan dertig procent in Denderleeuw, bijna dertig procent in Aalst. Meer dan de helft van de kinderen in Denderleeuw komt ergens anders vandaan. Dat zijn hoge cijfers en opgeteld bij de snelheid waarmee deze veranderingen zijn opgetreden lijkt het logisch dat het tot spanningen leidt.
De Denderstreek, zo beschrijft Willaert, is de Vlaamse ‘rustbelt’, een oude industriezone waaruit bijna alle fabrieken stilaan zijn weggetrokken. Dat op zich zorgt voor onzekerheid en dalende welvaart. Wie herinnert zich niet ‘de stekskesfabriek’ van Union Match. Er werkten vijftienhonderd mensen, nu staat de fabriek in Hongarije.
Met deze desindustrialisering kwam ook het recentere beleid van wegtrekken van openbare diensten, het verdwijnen van de volkshuizen en de café’s, de stationsloketten, bankautomaten en ziekenhuizen, het verdwijnen van de zuilen en het oh zo nuttige dienstbetoon! “Er wordt bespaard op alles wat jullie tot bondgenoten zou kunnen maken, op alles wat gericht is om de bevolking met elkaar in contact te brengen en met elkaar te verbinden. Alle activiteiten waarmee de inwoners zich in elkaar leren te verplaatsen staan onder druk.”
Aan de basis van bijna alle problemen, zo stelt Willaert vast, ligt een gebrek aan kennis, de mensen weten niets van elkaar, ze kennen elkaar niet want ze praten niet met elkaar. Tel daarbij leugenachtige partijen die komen vertellen hoe al die ‘vremde’ bevoorrecht worden met sociale woningen en allerhande uitkeringen, en je krijgt inderdaad explosieve situaties.
“Wie op het Vlaams Belang stemt is niet dom, ziek of marginaal”, maar weet gewoon niet beter en gelooft de praatjes van wie enkel uit is op stemmengewin door het polariseren van de maatschappij. De ‘oude’ Vlamingen hebben meestal geen enkel vertrouwen meer in politici, zien ze allemaal als ‘zakkenvullers’. En ze hebben geen illusies: “Al wie kritisch uit de hoek kwam, werd brutaal de mond gesnoerd. Als ik onze Europese elites hoor zeggen dat we ons schouder aan schouder moeten verzetten tegen de extreemrechtse populisten, moet ik eens hard lachen. Ze maken zich zorgen over het succes van extreemrechts, terwijl ze er zelf de oorzaak van zijn. Maar ondertussen zie ik de rij mensen aan de voedselhulp hier in Zottegem steeds langer worden’, zegt Christian ietwat verbeten.”
Willaert heeft het aangedurfd enkele mensen bij elkaar te zetten, die ‘van hier’ met die ‘zwette’ en ‘vremde’, en kijk, makkelijk was het niet, maar er kwam een goed gesprek en zelfs inzicht van. Vlamingen leerden dat hun dialect een hinderpaal kan zijn voor wie Nederlands kent of het aan het leren is, die ‘vremde’ leerden dat taal inderdaad een voorwaarde is om zich echt ‘aan te passen’.
Die Vlaamse bevolking voelt zich in de steek gelaten, achtergesteld. Zij die de goede naoorlogse jaren hebben meegemaakt en met hard werken en sparen een huis hebben kunnen kopen, echte sociale mobiliteit hebben weten te bereiken, voelen zich vandaag plots weer de onderklasse. Ze waren zo trots op wat ze hadden bereikt in het leven, maar zien nu troosteloos toe op hoe andere bevolkingsgroepen hun plaats komen innemen. Ze ervaren het als een degradatie, een stap terug in wat volgens hen een succesvol leven was geweest. Het is logisch dat dit hard aankomt.
In de vele verhalen die Willaert optekende komen twee elementen steeds terug: het belang van taal, op de eerste plaats, wie geen Nederlands spreekt zal nooit als volwaardig burger beschouwd worden. En twee, de grote hinderpaal van té veel en té ingewikkelde procedures en regels voor zowat alles. Mensen weten niet eens waar ze recht op hebben, en dat geldt voor migranten zowel als voor de oude inwoners.
En er volgt een belangrijke les uit: inburgering kan en moet een wederzijdse werkwijze worden. Mensen moeten elkaar leren kennen om met elkaar te kunnen leven, want nogmaals, iedereen wil een goed pensioen, een stevig dak boven het hoofd, goede scholen en een eerlijk loon. Daarin verschillen mensen hoegenaamd niet van elkaar. Wat nodig is, is een “bereidheid te luisteren, niet alleen naar de noden en verzuchtingen, maar ook naar de dromen van de mensen. Elke mens droomt van vooruitgang, niet alleen op het materiële of economische vlak, maar ook in de manier waarop we zorg dragen voor elkaar en voor onze planeet, en in de wijze waarop we met elkaar omgaan, plezier maken en vriendschap sluiten.”
“Bijna iedereen sprak de hoop uit dat de kinderen het later goed zullen hebben. Haast iedereen hoopt op een betaalbare huur- of koopwoning, een eerlijk betaalde en werkbare job, een pensioen dat hoog genoeg is om niet in armoede te verzeilen en een straat, wijk of dorp met een goede sociale cohesie. “
“Laten we alvast proberen om vaker woorden en taal te gebruiken die de vele talenten en waardevolle bijdragen van de mensen benoemen en erkennen, ongeacht hun leeftijd, gender of afkomst!”
Wat betekent dit dan voor het beleid? Ik lees in dit boek drie belangrijke opdrachten. In eerste instantie de leugens ontkrachten die sommige rechtse partijen permanent verspreiden. Dit is een punt voor de media, voor academici, voor politici. Twee, een eind maken aan het beleid van afbouw en ontmanteling. Het kan niet dat oude mensen een halve of hele kilometer moeten lopen om bij een post of een bankautomaat te komen. Dienstverlening is essentieel, ook op het vlak van voorlichting. Licht mensen in over wat er is of niet is en waarom, over wat hun rechten zijn. Het dienstbetoon van vroeger is een goed voorbeeld. En drie, voortdurend benadrukken dat alles in het leven en/en is, slechts zeer zelden of/of. Samenlevingen veranderen, voortdurend, aanpassingen komen van twee richtingen, altijd.
Tenslotte nog dit: na de eerste zwarte zondag van 1991 werd het hele ‘migratieprobleem’ gezien als een ‘grootstedelijke problematiek’ en met een beter stedenbeleid zouden de problemen kunnen verdwijnen, vandaar de ‘sociaal impulsfondsen’. Dat gebeurde natuurlijk niet en het waren de migranten, ongeduldig wachtend op betere levensomstandigheden die grootsteden als Brussel verlieten. Dat zegt heel veel over het beleid in Brussel en heel veel over die migranten. Want net als Vlamingen en andere Belgen trekken ze dan liever ‘naar de buiten’, ze gaan pendelen om in Brussel te werken, en dromen van een vredig leven onder de kerktoren. Het klinkt misschien een beetje cynisch, maar hoe veel meer kan je je nog ‘aanpassen’ in dit land? Doen zoals andere jonge gezinnen met kinderen?
Ik kan dit boek van Willaert alleen maar sterk aanbevelen, het bevat zoveel evidente en toch niet gekende feiten en overwegingen. Hoe zouden mensen die elkaar niet kennen ook goed kunnen samenleven? Alles begint inderdaad met te luisteren naar elkaar, met een minimum aan goede wil om de ander te begrijpen, een minimum aan empathie om te zien wat die ander beleeft, wederzijds. Op die manier komt ‘aanpassen’ vanzelf, in twee richtingen. Alle politieke partijen met het hart op de goede plaats moeten dankuwel zeggen nu iemand – eindelijk! – zonder sociologisch jargon de simpele feiten op een rijtje zet. Dit is vooral een erg nuttig boek.