Sommige boeken vertellen zo overtuigend de waarheid dat ze een bedreiging vormen voor regimes die leugens verkondigen. Dat gaat in hoge mate op voor Isaac Babel en Vasili Grossman onder Stalin. Michel Krielaers maakt met ‘Alles voor het moederland’ een zeer boeiende zoektocht naar het werk, het leven en het tragische lot van beide Russische auteurs
De Nederlandse journalist Michel Krielaars heeft wat met Rusland. Hij werkte er niet alleen jarenlang als correspondent, hij spreekt de taal en schreef ook ‘Het brilletje van Tsjechov, reizen door Rusland’, waarvoor hij in 2015 de Bob den Uyl Prijs kreeg.
In ‘Alles voor het moederland’ maakt hij opnieuw een reis door het land, maar dan vooral met de bedoeling om een niet zo fraai stukje van de Sovjet-Unie geschiedenis in beeld te krijgen: de Stalinterreur ten tijde van Isaak Babel en Vasili Grossman, zoals de ondertitel van zijn omvangrijk en boeiend boek aangeeft.
Babel en Grossman zijn twee van de belangrijkste 20ste-eeuwse auteurs die tijdens de Stalinperiode in ongenade zijn gevallen. Aan de hand van het leven en het werk, aangevuld met reizen naar de plaatsen waar die twee auteurs over schreven, maar ook via gesprekken met nog in leven zijnde tijdgenoten probeert Krielaars te reconstrueren hoe het wankele bestaan van twee succesvolle Sovjetschrijvers er tijdens het stalinisme uitzag. Wat mocht je publiceren en wat niet, hoe streng was de censuur, hoe verhield het regime zich tot je als je succes had, en in welke kringen verkeerde je vanaf dat moment, wat moest je doen om niet gearresteerd te worden, en wat gebeurde er met je als je toch in ongenade viel? Dat zijn de kernvragen waarop Krielaars een antwoord bij elkaar schrijft.
‘Ingenieurs van de ziel’
In tegenstelling tot veel andere gevierde Sovjetschrijvers zijn Babel en Grossman nooit tot de Communistische Partij toegetreden, ook al geloofden ze op hun manier wel degelijk in het nieuwe politieke systeem waarin ze leefden. Zeker dan in de eerste jaren na het afschaffen van het tsarendom geloofden Babel en Grossman zo fanatiek in de nieuwe mens die om hen heen werd geschapen dat ze door hun idealisme werden verblind en te laat inzagen dat het systeem in hun land steeds meer veranderde in een dictatuur, waarbij die van de tsaren verbleekte. Voor Stalin waren schrijvers ‘de ingenieurs van de ziel’ (met als opperingenieur de auteur Maksim Gorki) die het socialistisch realisme in hun werk moesten laten zien. Wie dat niet deed riskeerde zoals Zinovjev, Kamenev en Boecharin, ooit politiek vertrouwelingen, na folteringen en showprocessen gedood te worden of op afstand geliquideerd zoals Leon Trotsky die in Mexico City vermoord werd. Tijdens de Grote Terreur in 1937-1938 werden volgens Krielaars in totaal twee miljoen mensen gearresteerd van wie er 700.000 direct zijn terechtgesteld.
Een ervan was de schrijver Isaac Babel, nochtans lang een trouwe intimus van Stalin, in 1939 geëxecuteerd, aangeklaagd wegens landverraad, terreurdaden tegen Sovjetmachthebbers en het organiseren en voorbereiden ervan. Met hem verdween ook zijn literair werk dat veel groter was dan wij nu kennen, maar in zijn la bleef zitten en geconfisqueerd werd. Alleen zijn brilletje bleef over. In ‘Brieven naar Brussel 1925-1939’, vertaald en ingeleid door Charles B. Timmer, van Isaac Babel aan zijn moeder en dochter die daar woonde, komt zeer goed tot uiting dat hij zich ongemakkelijk voelde als broodschrijver voor Stalin waardoor hij zijn echt literaire werk niet durfde boven te halen.
Journalist Krielaars die het huidige Rusland onder Poetin goed kent, merkt op dat de figuur van Stalin stilaan gerehabiliteerd wordt. Er worden geen massale arrestaties meer gehouden, maar, zoals hij schrijft, ‘gebogen voor de macht wordt er niet minder dan toen’. Het aantal Russen dat Stalins daden goedkeurde schommelt volgens hem tegenwoordig rond de vijftig procent. In 2009 nog werd in de centrale hal van een metrostation de inscriptie ‘Wij zijn opgevoed door Stalin om trouw te zijn aan het volk’ aangebracht.
Hij verwijst ook met instemming naar ‘Het einde van de rode mens’ van de Wit-Russische onderzoeksjournalist en schrijfster Svetlana Alexijevitsj aan wie in 2015 de Nobelprijs voor Literatuur werd toegekend. Zoals Vasili Grossman kreeg zij voor haar eerste boeken ook problemen met de censuur. Ze werd beschuldigd van anticommunistische activiteiten en ze verloor daardoor haar baan. In dat magistrale, aan de ribben plakkend boek ontpopt zij zich tot de literaire kroniekschrijver van de emoties van de rode individuele mens die zich probeert staande te houden in en na de Sovjettijd. Op het einde van dat boek laat zij een oud vrouwtje aan het woord van wie de man onder Stalin werd gefusilleerd. ‘Eigen schuld,’ zegt ze, ‘ik heb geen medelijden met hem. Hij kon zijn mond niet houden.’ Michel Krielaars becommentarieert deze passage: ‘Het klinkt bijna alsof het omaatje met zijn doodvonnis instemt. En zo moet het vaak geweest zijn, want de massapsychologie die de stalinistische propaganda bewerkstelligde, leek ieders autonoom denken uit te schakelen.’ (p. 110)
Vasili Grossman
Babel krijgt in Krielaars boek minder aandacht dan Grossman. Dat heeft natuurlijk te maken met het feit dat hij in ongenade viel bij Stalin en geliquideerd werd. Vasili Grossman had meer geluk en is waarschijnlijk keer op keer door het oog van de naald gekropen. Het grootste gedeelte van het boek is dan ook een zoektocht geworden naar de drijfveren die Grossman bezielde om, eerst stalinist zijnde, zich daarvan, soms op een ambigue manier van los te maken, totdat hij uiteindelijk een felle criticus van het stalinisme is kunnen worden zonder daarbij volledig in ongenade te vallen bij Stalin en zijn opvolger Chroesjtsjov.
Vasili Semjonovitsj Grossman werd in 1905 geboren in Berditsjev, een van de Joodse ‘hoofdsteden’ van de Oekraïne. In de jaren twintig trekt hij naar Moskou waar hij scheikunde studeert. Al vrij vlug voelt hij zich aangetrokken tot de journalistiek en de literatuur en vanaf 1934 wordt hij beroepsauteur. Zijn eerste werken worden zeer gesmaakt in de USSR en vertonen alle kenmerken van de ideologische sovjetverheerlijking onder het stalinisme. Vanaf de Tweede Wereldoorlog komt daarin verandering. Grossman wordt de beroemdste oorlogscorrespondent van de Sovjet-Unie. Hij is bij alle gevechten betrokken: voor Moskou, in Stalingrad, in de Oekraïne en in Polen. In 1945 is hij met het Rode Leger ook aanwezig bij de ontdekking van een aantal Joodse massagraven (waaronder dat van zijn moeder in Berditsjev) en de verovering van Berlijn. Over al die gruwel schrijft hij na de oorlog de roman ‘Stalingrad’, die hij in de jaren vijftig omwerkt tot ‘Leven & Lot’. Tijdens de oorlog en na het zien van de massamoord op de voornamelijk Joods-Russische bevolking – hij bezocht gruwelplaatsen als Berditsjew, Babi Yar en Treblinka – was Grossman als mens én auteur volledig veranderd.
‘Leven & Lot’
Leven & Lot’ is een zeer sterke oorlogsroman, met in het middelpunt de slag om Stalingrad in de winter van 1942-1943. Naar Stalingrad, waar het Duitse- en Sovjet-leger in maandenlange gevechten elkaar in het nauw proberen te drijven, keert de handeling steeds terug. Maar Grossmans vertelling waaiert breed uit. Grossman maakt gebruik van de ruimte die een groot epos biedt tot nuancering en het eindeloos vervlechten van verhaallijnen. Hij neemt de lezer mee naar een Duits concentratiekamp met Russische krijgsgevangenen, maar ook naar Russische steden langs de bovenloop van de Wolga waar evacués een veilig heenkomen hebben gezocht. Hij beschrijft de lijdensweg van de Joden in de Oekraïne vlak voor ze bijeengedreven en vermoord worden (waaronder zijn moeder, zoals hij achteraf zal vernemen) en de terugkeer naar Moskou wanneer de eerste evacués mogen terugkeren. Net als bij Tolstoj, zijn grote voorbeeld, wisselt hij episodes aan het front en in de achterhoede af met scènes uit het burgerleven, die zich bij hem afspelen in een elektriciteitscentrale, in de Kalmukse steppen, in een werkkamp in Siberië, in een laboratorium, in een wagon op weg naar de gaskamers en in huiskamers en keukens in Kazan, Koesjbysjev en Moskou. Hij beschrijft ook het leven in ‘huis 6/1’, een door de Duitsers omsingelde observatiepost van het Rode Leger. Michel Krielaars becommentarieert deze passage: ‘Zoals Huis 6/1 waren er vele observatieposten in Stalingrad, die net zo’n sleutelrol in de strijd speelden. Maar meer nog dan een microkosmos van de verdediging van Stalingrad kun je de post zien als een pars pro toto voor het hele land. Het is een klein eilandje in een zee van geweld, waar de echte socialistische samenleving is opgebouwd in de vorm van zelfbestuur en individuele vrijheid.’ (207)
De lezer leeft mee met Mostovskoj, de bejaarde bolsjewiek van het eerste uur die in Duitse krijgsgevangenschap even hard vasthoudt aan zijn onbuigzame overtuigingen als aan zijn leven; met Ljoedmila, de vitterige echtgenote van hoofdpersoon Viktor Strum, die nadat haar zoon gestorven is haar man, dochter en moeder verwaarloost; en met Nikolaj Krymov, de doorgewinterde partijfunctionaris die de hypocrisie en de terreur van de partij pas begint te doorzien als hij er zelf het slachtoffer van wordt.
In scherp contrast met de ideologische voorschriften van z’n tijd zijn Grossmans figuren geen helden of boeven. Niemand is uit één stuk gehouwen. De Sovjet-generaals niet – ze piekeren over hun vrouw of liefje, ze zuipen zich soms een stuk in de kraag, ze zijn grof en ze maken ruzie over wie de overwinning op de Duitsers op zijn naam kan schrijven; de krijgsgevangenen ook niet – ze wantrouwen elkaar en ze twijfelen of ze zullen overlopen. Grossmans beschrijving van het complexe gedrag van de geniale natuurkundige Viktor Strum, zijn hoofdpersoon, is een van de hoogtepunten van het boek. Strum is een fysicus, die in Kazan tijdens zijn evacuatie vrijmoedig met collega’s van gedachten wisselt. In die periode meenden ze dat Stalin z’n langste tijd had gehad en dat de vrijheid nabij was, maar na de overwinning van Stalingrad was dit perspectief vervlogen. Terug in Moskou weigert Strum aanvankelijk berouw te tonen en raakt in isolement. Als zijn lot ineens een positieve draai krijgt, nota bene door een telefoontje van Stalin zelf, merkt hij bij zichzelf dat zijn denken zich soepel aanpast. Hij weet zijn plek te behouden, maar niet dan nadat hij verraad heeft gepleegd.
De dubbelzinnige houding van Strum lijkt sterk op die van de auteur. De wetenschap dat Grossman zelf zijn handtekening heeft gezet onder een beschuldiging tegen Joodse artsen en daar ontzettend spijt van heeft gehad, geeft ‘Leven & lot’ een diepe tragiek.
‘Gearresteerde’ roman
Grossman had na de Tweede Wereldoorlog gehoopt, zo schrijft Krielaars, dat de socialistische idealen eindelijk gerealiseerd zouden worden omdat het volk zoveel offers had gebracht, maar die hoop bleek ijdel. Stalin bleef de genadeloze dictator die het latente racisme bij de Russische bevolking opnieuw wist aan te wakkeren. Grossman hield zich dus lange tijd gedeisd en besluit ‘Leven & Lot’ pas in 1960 ter publicatie voor te leggen, want Stalin was in 1953 gestorven en er zou onder zijn opvolger Chroesjtsjov sprake zijn van meer openheid. Dat dacht Grossman althans. In februari 1961 kloppen officieren van de politieke politie bij hem aan de deur. Het is een teken des tijds dat ze de schrijver niet arresteren, maar ermee volstaan het manuscript te arresteren.
De Frans-Bulgaarse filosoof Todorov die het werk van Grossman uitvoerig bestudeerde, schrijft cynisch: ‘Onder Stalin werden de schrijvers gearresteerd en gedood; onder Chroesjtsjov laat men de lichamen in vrijheid en sluit men alleen maar de werken van de geest op.’ Grossman schreef een boze brief naar Chroesjtsjov maar kreeg nooit antwoord. In 1964 sterft hij aan kanker. Pas in 1989 verschijnt de eerste complete Russische versie van ‘Leven & Lot’.