Er was eens een meisje in Nicaragua
dat glimlachend rondreed op een jaguar.
Aan het eind van de rit
zat het meisje achter het gebit
en de glimlach op het gezicht van de jaguar.
(Nicaraguaanse limerick)
De glimlach van een jaguar
De feiten waren duidelijk voor mij in 1985: een arrogante Noord-Amerikaanse inmenging en fanatieke contra’s probeerden een prille revolutie de nek om te draaien. Dat was voor mij tevens een antwoord op het dilemma dat Salman Rushdie voorlegde via een anonieme Nicaraguaanse limerick in zijn Nicaraguaans reisverslag De glimlach van een jaguar. Hij schreef dat boek in 1986 tijdens zijn kort bezoek aan Sandinistisch Nicaragua. (1) In 1985 en in 1989 maakte ik deel uit van een syndicale brigade om de Sandinisten te ondersteunen. De internationale solidariteitsbeweging was groot toen. Het vertrouwen in de Sandinisten ook. Evenals het geloof in de revolutionaire veranderbaarheid van de maatschappij. Natuurlijk, dacht ik, staat het meisje voor de nog frisse revolutie en is de jaguar het yankee-imperialisme. Dat het jonge meisje ook wel eens Sandinistisch Nicaragua had kunnen zijn en de jaguar de revolutie die haar kinderen opeet, was op dat ogenblik ondenkbaar. Een land in oorlog moet noodgedwongen een verticale organisatiestructuur hanteren. Om te kunnen reageren op de sabotage van de CIA, op contra-aanvallen, op de economische boycot van de VS, op de tendentieuze artikelen in het liberale dagblad La Prensa en op de donderpreken van de conservatieve bisschop Obando y Bravo moest men ook autoritair kunnen optreden. Enige kritische distantie ten aanzien van het FSLN bestond er amper. (2) Wij, brigadisten, hadden het volste vertrouwen in de negen Sandinistische comandantes. En zeker in Daniel Ortega: guerrillero van het eerste uur, gevangene van dictator Anastasio Somoza en in 1985 tot Nicaraguaanse president verkozen.
Verkiezingen met een reukje
36 jaar later liggen de kaarten helemaal anders. Wat is er nog overgebleven van dat revolutionaire Sandinisme? En hoe springt de 76-jarige revolutionair van het eerste uur daar mee om met het oog op de presidentsverkiezingen van 7 november 2021? Hij en zijn vrouw Rosario Murillo, de huidige vicepresident, zijn de grootste kanshebbers om opnieuw en voor de vierde opeenvolgende keer verkozen te worden, want, zoals in de pers breeduit werd uitgesmeerd, zijn er zeven kandidaten, zowel van linkse als rechtse signatuur, op basis van een omstreden wet gevangen genomen wegens ondermijning van de ‘soevereiniteit en onafhankelijkheid’ van het land. Honderden tegenstanders van het regime werden van hun bed gelicht en verdwenen in de cel. Ook oud-strijders van het eerste uur, met name een aantal historische revolutionaire leiders, waaronder de legendarische guerrillacommandanten Dora María Téllez en Hugo Torres. Beiden namen deel aan de inval in 1978 in het Nationaal Paleis die de Somoza-dictatuur dwong om 60 politieke gevangenen te bevrijden, en Torres nam ook deel aan de gedurfde kerstfeestaanval van 1974 die Somoza verplichtte Daniel Ortega uit de gevangenis te bevrijden. Zo zie je maar… het kan verkeren
Ook ngo’s, vooral internationale, moesten het ontgelden. Het Nicaraguaanse ministerie van Binnenlandse Zaken beschuldigde ze ervan ‘de controle en het toezicht’ te belemmeren op hun rekeningen en op de herkomst en de begunstigden van de giften die ze beheren. Het gaat respectievelijk over de Amerikaanse ngo’s National Democratic Institute For International Affairs (NDI), International Republican Institute (IRI) en Helping Hands The Warren William Pagel M.B. Foundation en om de Europese organisaties Oxfam Itermon (Spanje), Oxfam Ibis (Denemarken) en Diakonia (Zweden).
‘Het is een situatie die we niet meer hebben gezien sinds de tijd van de Somoza’s of van de oorlog tegen de Verenigde Staten. Het is angstaanjagend,’ zegt de bekende schrijfster Gioconda Belli, voorzitter van de afdeling Nicaragua van PEN International en ooit medestander van Daniel Ortega en het FSLN van de jaren 1980. Volgens Belli heeft het Sandinistische regime ‘de verschrikkingen van de Latijns-Amerikaanse dictaturen uit het verleden overtroffen’ door zijn aanvallen op boeren, studenten, feministen, religieuze groeperingen en ten slotte journalisten en media.
Hoe links is Ortega?
De westerse eensgezindheid van links rond de steun aan het Sandinistische Nicaragua dateert van de jaren tachtig, maar die is intussen ver te zoeken. Het regime-Ortega wordt scherp op de korrel genomen door een deel van de linkerzijde en weggezet als een regelrechte dictatuur. Volgens hen zit – remember de Nicaraguaanse limerick – het meisje dat de revolutie voorstelt nu achter het gebit van de jaguar. In open brieven aan Daniel Ortega (zie uitpers), ondertekend door vele solidariteitswerkers uit de jaren tachtig, wordt de Nicaraguaanse regering opgeroepen ‘meer dan 130 politieke gevangenen vrij te laten, de draconische nationale veiligheidswet waaronder deze personen werden gearresteerd in te trekken en ongeldig te verklaren, en te onderhandelen over electorale hervormingen om vrije en eerlijke verkiezingen te garanderen.’ Belangrijk hierbij op te merken is dat de briefondertekenaars benadrukken dat de misdaden van de Amerikaanse regering – in het verleden en heden – geen rechtvaardiging of verontschuldiging zijn voor de misdaden tegen de menselijkheid begaan door het huidige regime van Daniel Ortega en Rosario Murillo.
Daartegenover stellen de linkse verdedigers van het huidige Ortega-regime dat Nicaragua een nieuw revolutionair proces doormaakt en dat de Verenigde Staten erop uit zijn het Sandinistische regime omver te werpen. Twee belangrijke argumenten worden daarvoor aangehaald.
Er wordt ten eerste verwezen naar de sociale programma’s die door Daniel Ortega zijn geïntroduceerd toen hij in 2007 weer aan de macht kwam en die Nicaragua volgens hen op socialistische weg hebben gehouden. Ten tweede wordt er zeer uitdrukkelijk verwezen naar de Amerikaanse financiering voor een aantal Nicaraguaanse organisaties die banden zouden hebben met de anti-Sandinistische oppositie. Een bekende vertolker van dit standpunt is Maurice Lemoine, ex-hoofdredacteur van Le Monde Diplomatique, die zeer uitvoerig en met veel eruditie analyseert welke nefaste invloed de VS op het binnenlands beleid van Nicaragua heeft en die van daaruit het repressieve beleid van de Ortega-regering als het ware legitimeert. (3) Diezelfde eenzijdige en pardonnerende benadering komt ook terug in de analyse van sommige linkse auteurs in ons land.
Interne ontwikkelingen
Inderdaad, Nicaragua behoorde altijd tot de zogenaamde achtertuin van Uncle Sam met alle gevolgen van dien – en dat blijft ongetwijfeld nog steeds de ambitie van de VS – , maar daarnaast kunnen we toch ook niet voorbij gaan aan de interne ontwikkelingen van het Sandinisme in Nicaragua in de ruim dertig jaar tussen 1990 en vandaag.
Een meedogenloze Amerikaanse interventie in de jaren 1980, waaronder een contrarevolutionaire militaire campagne, een economisch embargo en interne politieke inmenging leidden er uiteindelijk toe dat de Sandinisten in 1990 uit hun ambt werden gestemd. Vanaf dat cruciale jaar waarin het FSLN zeer nipt de verkiezingen verloor en Violeta Barrios de Chamorro president werd, begon de internationale solidariteit met Nicaragua sterk af te zwakken. In de hele wereld verminderde de aandacht voor dat Midden-Amerikaans land. Managua, eens het centrum van de internationale pers, werd terug de gewone hoofdstad van een klein Midden-Amerikaans landje met nu ongeveer 6,4 miljoen inwoners.
De Sandinistische partij was na de machtswisseling aan herbronning toe en dat gebeurde buiten het blikveld van internationaal links dat andere richtingen uitkeek. De electorale nederlaag van 1990 dompelde de Sandinistische partij in een scherpe interne crisis over programma’s, ideologische oriëntatie en strategie. De Sandinistische achterban verzette zich tijdens de Chamorro-regering van de jaren negentig weliswaar tegen het neoliberale programma dat het land werd opgelegd door de Verenigde Staten en de internationale financiële agentschappen in samenwerking met de lokale kapitalistische klasse en conservatieve politici, maar tegelijk ontstond er een kloof tussen de kleine Sandinist van de straat en een nieuwe elite die zich begon te vormen. De zogenaamde piñata, een uitdeelfeestje dat plaats vond tijdens de regimeverandering van 1990 waarbij sommige Sandinisten, waaronder de gebroeders Ortega, aanzienlijke eigendommen hadden verworven die tot het collectieve patrimonium van de revolutie behoorden, was een zeer veeg teken aan de wand. In de jaren tachtig trokken de negen comandantes naar buiten toe aan één zeel, maar de piñata toonde een minder voorbeeldige kant van enkele vooraanstaande Sandinisten. Het was de voorbode van die tweespalt in het Sandinisme.
Neoliberaal Sandinisme
‘Naarmate de jaren 1990 vorderden, begonnen nieuwe Sandinistische landeigenaren en zakenlieden een affiniteit te ontwikkelen met de klassenbelangen van en zich aan te sluiten bij de traditionele bourgeoisie. Gedurende dat decennium en het daaropvolgende decennium verlieten honderden historische Sandinistische leiders samen met duizenden partijleden het FSLN of werden uit het FSLN verdreven omdat de Ortega-factie een ijzeren greep op het partijapparaat kreeg en alle pogingen om de partij te vernieuwen en te democratiseren onderdrukte. Hierdoor werd het FSLN gereduceerd tot een lege huls van de historische partij. Toch bleef de FSLN-leiding zichzelf legitimeren met een revolutionair discours dat niet langer overeenkwam met enig ander politiek programma of gedrag dan dat van het bevorderen van de eigen groepsbelangen en het veiligstellen van een plaats onder het dominante blok in de nieuwe neoliberale orde.’
Dat schrijft William I. Robinson die nu hoogleraar sociologie en Latijns-Amerikaanse studies is aan de Universiteit van Californië in Santa Barbara. Hij werkte in de jaren tachtig in Managua bij het Nicaragua News Agency en het Nicaraguaanse ministerie van Buitenlandse Zaken. Tot 2001 was hij verbonden aan de UCA, de Centraal-Amerikaanse Universiteit van Managua. (4) Volgens hem ging het FSLN almaar meer de opportunistische toer op en in 1999 werd een pact gesloten met een vleugel van de traditionele oligarchie, bekend als de Liberale Alliantie, waarbij de twee politieke krachten onderhandelden over een regeling voor het delen van de macht. Ook met de voormalige leden van de gewapende contrarevolutie ( de zogenaamde contra’s) en met de conservatieve katholieke kerkhiërarchie en evangelische sekten raakten Ortega on speaking terms.
Ortega kwam dan uiteindelijk in 2007 opnieuw aan de macht en bleef het tot op vandaag. Hij beloofde absoluut respect voor privé-eigendom en onbeperkte vrijheid voor het kapitaal en regeerde vervolgens samen met de kapitalistische klasse, georganiseerd in de Hoge Raad voor het Particulier Bedrijfsleven (COSEP), tot deze laatste met Ortega brak in de nasleep van de protesten van 2018 waarbij heel veel doden vielen. William I. Robinson: ‘Na haar herintreding nationaliseerde de regering opnieuw de gezondheidszorg en het onderwijs, verhoogde ze de sociale uitgaven, investeerde ze in infrastructuur en introduceerde ze andere welzijnsprojecten (uit te delen via FSLN-patronagenetwerken). Deze sociale programma’s waren welkome en belangrijke aanwinsten voor de volksklasse na jaren van meedogenloze privatisering en bezuinigingen. Maar ze veranderden niets aan het in essentie neoliberale model dat was ingevoerd door de drie regeringen die aan Ortega’s terugkeer naar de macht voorafgingen. Ortega-Murillo verdedigde krachtig en gewelddadig de bestaande klasse- en eigendomsverhoudingen en kreeg lof toegezwaaid van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Wereldbank voor hun pro-kapitalistische, pro-multinationale ondernemingsbeleid, alsook lof van de Verenigde Staten voor hun samenwerking met het Amerikaanse Southern Command, de DEA (Drug Enforcement Agency) en het Amerikaanse immigratiebeleid.’ (5)
De eerste jaren van zijn regering ging het Ortega voor de wind: de grondstofprijzen waren hoog, internationale kredieten bleven overvloedig vloeien en de kraan van enkele miljarden dollars van de Venezolaanse petro-dollarsubsidie bleef open … tot de economische crisis vanaf 2014 toesloeg. De armoedecijfers begonnen fors te stijgen tot bijna 45 procent van de totale bevolking. In 2018 sloeg dan de sociale vlam in de pan nadat bezuinigingsmaatregelen van de regering geleid hebben tot de verlaging van de pensioenen en verhoging van de pensioenbijdragen door werknemers en werkgevers. De protesten waarbij vaak ironisch genoeg ook de kinderen van de eerste generatie Sandinisten betrokken waren, werd bloedig onderdrukt. Denken we maar aan het ook in België bekend geval van Amaya Coppens die maandenlang in de gevangenis doorbracht.
Wil de VS wel regimeverandering?
Het tweede argument dat gehanteerd wordt om het het harde optreden van de Ortega-regering te rechtvaardigen is de bewering dat de gearresteerde Nicaraguanen buitenlandse agenten zouden zijn die deel uitmaken van een Amerikaanse samenzwering om een staatsgreep uit te voeren. Ter ondersteuning van deze bewering wijzen aanzienlijke delen van internationaal links op Amerikaanse financiering voor Nicaraguaanse oppositieorganisaties. Er wordt dan gewezen op de miljoenen dollars die het U.S. Agency for International Development (USAID) via de National Endowment for Democracy (NED) uitgeeft aan niet-gouvernementele organisaties, mediakanalen en ondernemersorganisaties die banden hebben met de oppositie.
Is dat wel zo en – vooral – willen de VS wel een regimeverandering? Dat zijn de vragen die Willliam I. Robinson opwerpt in een tweede artikel onder de titel in vraagvorm ‘Crisis in Nicaragua II: probeert de VS de regering Ortega-Murillo omver te werpen?’ (6)
Geven de VS via het USAID en het NED financiële steun aan sommige niet-gouvernementele organisaties, mediakanalen en bedrijfsverenigingen die bij de oppositie betrokken zijn?
Ja natuurlijk, schrijft de linkse auteur, dat behoort nu eenmaal tot het DNA van de imperialistische VS, maar dat is niks nieuw. Hij argumenteert: ‘Financiering in Nicaragua begon al halverwege de jaren tachtig en is nooit gestopt. Het is niet nieuw in de Ortega-Murillo-periode. In de jaren tachtig maakte het deel uit van de contrarevolutionaire strategie. Vanaf 1990 heeft het regime geprobeerd de pro-neoliberale/kapitalistische krachten te versterken, deze krachten te helpen de hegemonie in het maatschappelijk middenveld te bereiken, de transnationale kapitalistische agenda in het land te promoten en elke radicalisering van de basis te voorkomen. De beschuldiging dat deze financiering bedoeld was om de regering omver te werpen, is moeilijk vol te houden, aangezien Ortega mede heeft geregeerd met dezelfde krachten, ondersteund door de NED. Het NED-programma in Nicaragua verschilt echter van dat in landen als Cuba, Venezuela of Iran, waar ze een onderdeel vormen van totale destabilisatiecampagnes.’ (7)
Volgens William I. Robinson is de houding van de VS ten opzichte van die drie landen heel anders dan tegenover Nicaragua waartegen onder de Ortega nieuwe versie geen verwoestende destabilisatiecampagnes met economische blokkades en sancties worden gevoerd zoals in de jaren tachtig en die nu ook nog in die drie landen plaats vinden. Neen, Nicaragua blijft vanaf het aantreden van Ortega in 2007 en dat tot op heden onderdeel van de Midden-Amerikaanse Vrijhandelsovereenkomst (CAFTA). De Verenigde Staten blijven bovendien ook Nicaragua’s belangrijkste leverancier van aardolie. De handel met de Verenigde Staten trekt aan en bedroeg in 2020 meer dan $ 5 miljard.
Robinson merkt ook op dat de financiering van USAID voor Nicaragua in de 14 jaar dat Ortega aan de macht is honderden miljoenen dollars bedraagt. Hij benadrukt dat het overgrote deel van dit bedrag naar de regering zélf gegaan is – naar gezondheids- en onderwijsprogramma’s, export-importondersteuning, voedselhulp en goederenondersteuning, drugsbestrijdingsoperaties, technische bijstand voor ontwikkelingsprogramma’s van de overheid, enzovoort.
Zijn conclusie is dan ook duidelijk: het is daarom gewoon niet houdbaar om te beweren dat USAID-programma’s in Nicaragua ‘regimeverandering’ nastreven. William I. Robinson:‘De voornaamste zorg van Washington in Nicaragua is niet Ortega uit de weg te ruimen. De belangrijkste zorg van Washington in mijn analyse is niet om van Ortega af te komen, maar om, in het licht van een crisis die voortkwam uit interne tegenstellingen, de belangen van het transnationale kapitaal in het land en de hegemonie van het kapitaal over elk politiek project na Ortega te behouden.’ (8)
Een deel van de linkerzijde weigert om de interne tegenstellingen en de repressie van de Ortega-clan te analyseren en schuift, zoals Maurice Lemoine, alle schuld daarvoor in de schoenen van de yankees. De waarschuwing die vervat zit in de Nicaraguaanse limerick waarnaar Salman Rushdie al in 1986 verwees, nodigt echter uit om ook de verwording van het revolutionair proces onder ogen te zien. De revolutie is al lang niet meer het jonge meisje dat op de jaguar zit. Het zit nu achter het gebit van een jaguar die almaar meer de trekken van Daniel Ortega begint te vertonen. Het Orteguisme heeft het Sandinisme verdrongen. Mocht Augusto César Sandino weten hoe zijn naam misbruikt wordt zou hij zich zeker omdraaien in zijn graf.
*Met dank aan William I. Robinson en aan www.grenzeloos.org voor de vertaling van zijn teksten uit het Engels
- Salman Rushdie, De glimlach van een jaguar, Amsterdam, 1986
- In 1998 deed ik dat wel in mijn boek ‘Deuken in Sandino’s hoed, over internationale solidariteit’.
- Maurice Lemoine, Vol d’hypocrites au-dessus du Nicaragua, 1 juli 2021
- William I. Robinson, Crisis in Nicaragua I: is de regering Ortega-Murillo links? grenzeloos.org van 29 augustus 202
- William I. Robinson, op. cit. zie voetnoot 4
- William I. Robinson, Crisis in Nicaragua II: probeert de VS de regering Ortega-Murillo omver te werpen? grenzeloos.org van 29 augustus 2021
- William I. Robinson, op.cit. zie voetnoot 6
- William I. Robinson, op. cit. zie voetnoot 6