Is in Zuid-Amerika de progressieve regeringswind gaan liggen? Het heeft er alle schijn naar. In Argentinië wordt de rechtse multimiljonair Mauricio Macri de nieuwe president. In Venezuela haalt de rechterzijde een overwinning in de parlementsverkiezingen en zal niet nalaten alles in het werk te stellen om president Maduro uit z’n ambt te ontzetten. De Boliviaanse president Evo Morales verliest een referendum over een grondwetswijziging om nog een nieuw presidentsmandaat te kunnen betrachten. In Brazilië krijgt presidente Dilma Roussef het erg te verduren. Er is een impeachment-procedure tegen haar gestart en nu werd bovendien haar voorganger Lula in verband gebracht met corruptie. In ruil voor grote overheidscontracten zou Petrobras geld hebben toegeschoven aan PT-mensen.
Wijzen de arbeiders, boeren en de armere klassen hun voormalige leiders nu af? Of gaat het eerder om de groepen mensen uit de informele economie die niet langer geïnteresseerd zijn in een politiek proces waar ze menen niks meer te verwachten te hebben? Of kijkt de lagere middenklasse nu vooral naar rechts? Heel wat kiezers in elke geval lijken zich minder en minder te herkennen in de (nieuwe) leiders van de progressieve partijen. Ik denk dat er moet opgelet worden voor teveel veralgemening, en dat elk land in de eerste plaats vooral z’n lokale specifieke omstandigheden en ontwikkelingen kent die bijdragen tot een kentering in het politieke klimaat.
Toch zijn er wel een aantal elementen die voor de hele regio gelden.
Economische achteruitgang
Alle waarnemers zijn het erover eens om met aandrang te wijzen op het slechte, algemeen economische klimaat voor de landen van Zuid-Amerika, nu de grondstofprijzen – en voor sommige landen specifiek de olieprijs – al langere tijd super laag staan. De inkrimping van de Zuid-Amerikaanse economie is bijzonder significant. De overheidsbudgetten stuiken gewoon ineen door de neerwaartse zuigkracht van steeds dalende staatsinkomsten. Er gaan heel wat jobs verloren. En er is dus veel minder geld voor allerlei sociale programma’s, voor het afbetalen van de schuld, of om de munt stabiel te houden. Dat heeft voor een groot deel te maken het economisch beleid van de regeringen en met de structuur van de Zuid-Amerikaanse economieën die eigenlijk zeer afhankelijk zijn van grondstofprijzen : olie, gas, koper, ijzererts, voedselgewassen.
Blijvende ongelijkheid
Bovendien ging het progressieve beleid, algemeen gesteld, om sociale programma’s die de armste doelgroepen beter moesten maken: het ‘geen honger’-programma in Brazilië, de medische ‘misiones’ in Venezuela, e.a.. Maar dit assistentialisme heeft de structurele armoede niet opgeheven. Deze programma’s hebben de mensen wel effectief geholpen in hun dagelijkse noden, maar ze zijn niet altijd in staat gebleken om de begunstigden een duurzame sociale ontwikkeling te bieden. Het moet wel ook opgemerkt dat ‘links’ de president leverde in sommige landen, maar dat deze moest opboksen tegen een conservatieve parlementaire meerderheid. Het gevoerde beleid lag dan in het compromis van de ‘realpolitik’. Feit is dat de laatste tijd op vele plaatsen onder de bevolking de roep groeide naar werk aan een eerbaar loon, en niet langer naar het opeisen van recht op hulp, waar men dan afhankelijk wordt van allerlei reglementering, controles en politiek dienstbetoon. Kennelijk was dit in de huidige omstandigheden het hoogst haalbare: de progressieve regeringen hebben de armoede aangepakt, maar niet de ongelijkheid.
Consumisme
Anderzijds is er de vraag van dat deel van de bevolking dat wel wat hoger op de sociale ladder is kunnen klimmen, naar meer kwaliteit: kijk maar naar de betogingen in Brazilië die een beter openbaar vervoer eisten. Het algemeen klimaat dat het consumisme tot menselijk geluk heeft uitgeroepen is ook van aard om mensen naar individualisme te drijven tegenover het discours van solidariteit of sociale rechtvaardigheid dat uit officiële kringen komt. Met andere woorden, bovenstaand zou dan ook kunnen wijzen op een gebrek aan politiek-ideologisch succes van het officiële progressieve discours. In het begin van de progressieve kentering zagen we voor een groot deel van de bevolking een directe verbetering, maar die verbetering stagneerde. De progressieve regeringen botsten op de grenzen van hun aanpak en veel van hun energie werd aangewend om in het (regerings)zadel te kunnen blijven. Heeft dat te maken met leiders, machtshebbers en tussenkaders die niet meer als politieke ‘voorgangers’ worden gezien, maar die corruptie, inefficiëntie hebben getolereerd of zelf tot nieuwe rijken zijn geëvolueerd? Heeft dit ook te maken met te weinig politiek maatschappelijke vorming onder de brede lagen van de bevolking? Met te weinig participatieve organisatie aan de basis?
Media
Wellicht heeft en ander ook van doen met de dominante aanwezigheid van conservatie media, die een neoliberaal kapitalisme als de hoogste vrijheid bestempelen. Natuurlijk waren die media er ook toen links in een opgaande conjunctuur zat, maar bovengenoemde tekortkomingen werden gretig gebruikt en uitvergroot om de linkse leiders maximaal in diskrediet te brengen. De progressieve machtshebbers wilden absoluut hun beleidslijnen realiseren maar daarbij was er niet altijd evenveel aandacht voor nuancering, bijsturing, inspraak. Laat staan zelfkritiek of fouten toegeven. Rechtse partijen identificeren zich met het volksprotest en de pers zorgde ervoor dat de hele natie dit te weten kwam. Rechts kan zich aldus opwerpen als verdediger van de volksbelangen. De meeste regeringen vonden en vinden daar geen antwoord op dat aanslaat bij de meerderheid van de bevolking.
Extern kader
Vergeten we natuurlijk het mondiaal kader niet waarbinnen de progressieve koers van de verschillende Zuid-Amerikaanse leiders moet gerealiseerd worden. De dominantie van de dollar als internationaal betaalmiddel is nog niet echt opzij geschoven door de jonge, alternatieve instellingen van de Brics-landen. De vrijhandelsregels van de WTO (Wereldhandelsorganisatie) bepalen strikt hoe een en ander verloopt. Eerder in november 2015 nog kreeg Ecuador een boete van 1,1 miljard dollar voor een claim van Occidental Petroleum, die het niet eens was met een onteigening. De boete bedraagt meer dan drie procent van de begroting voor 2016. Over de aasgierfondsen zei presidente Fernandez de Kirchner: “Er is een verschil tussen onderhandelen en afpersen”. En zeker voor Venezuela geldt dat Uncle Sam niet kon aanvaarden wat er in zijn achtertuin aan het gebeuren was.
Besluit
Zoals ik al stelde betreft bovenstaande een aantal ontwikkelingen die zich voordoen in de verschillende landen in de regio. Ze zijn op zich onvoldoende om alle moeilijkheden van de progressieve regeringen te verklaren. Elk land heeft zijn eigen kenmerken, gebeurtenissen en beleidslijnen die mede een rol spelen in het dalend vertrouwen van de kiezers in de progressieve projecten die de beleidspartijen aanbieden, of in staat zijn te realiseren.