La Sinistra is zoek (2)
De versnelde sociaaldemocratisering na 1991, riep binnen de nu ex-PCI interne weerstanden op. Maar reeds veel eerder waren er linkse stromingen en groepen naast de PCI. In 1969 stichtten enkele communistische intellectuelen rond Luigi Pintor en Luciana Castellina’ Il manifesto dat in 1971 een dagblad werd en dat nog is. In 1979 was er naast de PCI ook de PDUP, een links alternatief voor de PCI dat echter weinig aansloeg. De PCI en Berlinguer fascineerden toen tot ver buiten de grenzen.
Na 1991 was het hekken van de dam, naam, symbolen, programma sneuvelden. De PDS, nadien DS rook ministerportefeuilles. Als reactie daartegen richtten linkse communisten die de liquidatie niet zagen zitten, de Partito della Rifondazione Comunista op.
Leegtes
De operatie Mani pulite (Schone Handen) schudde in 1992 de Italiaanse politiek grondig door elkaar. De socialistische PSI bleek zo door en door corrupt, dat ze bijna vanzelf in rook opging. De tot voor kort zo machtige Bettino Craxi vluchtte naar Tunesië om aan de justitie te ontkomen, verscheidene andere belandden in de gevangenis. De tot dan almachtige Democrazia Cristiana (DC) viel in enkele centrumlinkse en rechtse brokstukken uit elkaar.
Er stonden lieden klaar om de leegtes op te vullen. Vooraan Silvio Berlusconi, superrijke zakeman uit Milaan die erg nauwe banden had met politici van de DC en met Craxi’s PSI. Al was Berlusconi een typisch product van het “oude systeem”, toch slaagde hij erin zich op te werpen als ‘il nuovo’, het nieuwe. Hij lanceerde met veel verve via zijn media Forza Italia dat in één klap massaal kiezers van DC en PSI binnenrijfde. Na zijn verkiezingssucces in april 1994 vormde hij zijn eerste regering met de postfascistische Nationale Alliantie en met de Lega Nord.
Nieuw links – de ex-communistische PDS (Democraten van links) voorop – moest dus nog even wachten om mee te regeren. Ze deden dat door zich steeds “respectabeler” op te stellen zodat de VS hun veto zouden opgeven. De regering Berlusconi duurde door interne onenigheid wel slechts zeven maanden, maar werd opgevolgd door de zoveelste – en niet laatste – regering van “technocraten”, geleid door bankier Lambero Dini. Met gedoogsteun van “links”.
Ulivo
De verkiezingen van april 1996 brachten eindelijk soelaas. Erfgenamen van de PCI en van de DC plus enkele kleinere groepen (Groenen, liberalen, sociaaldemocraten, de antimaffia-partij Rete….) hadden de handen in elkaar geslagen in een Olijfboomcoalitie – Ulivo. De leider ervan was Romano Prodi die uit de zogenaamde linkervleugel van de DC kwam. Prodi was ook alweer een typisch product van het “oude systeem”: acht jaar lang de baas van het IRI, de grote staatsholding waarbinnen de “lottizzazione” – de politieke verkaveling van posten en commissies – hoogtij vierde.
De Olijfboomcoalitie won de verkiezingen en vormde de eerste regering met ex-communistische ministers. De hoofdopdracht was tegemoet te komen aan de door de EU gestelde voorwaarden om van de lire mee naar de euro te kunnen overstappen. Prodi en de PDS deden er alles aan om te bewijzen dat ze een trouwe partner waren binnen de EU. Dat hield ook in dat er sneller moest worden geprivatiseerd en dat er bezuinigingen in de sociale uitgaven moesten worden doorgevoerd. “Nieuw links” had geen moeite met de neoliberale agenda.
Die regering werd van buitenaf gesteund door Rifondazione Comunista dat dus geen ministers leverde. Het was Rifondazione dat in 1998 zijn steun opzegde (tegen de voorgestelde begroting), wat tot een breuk binnen Rifondazione leidde: de stalinistische groep rond Armando Cossuta richtte daarop de Partito dei Comunisti italiani op (PDCI) die de regering verder had willen steunen..
Hondstrouw
Prodi stapte op (werd daarop voorzitter van de EU-Commissie) en ruimde plaats voor ex-communist Massimo D’Alema. Die zou bewijzen dat Italië volop een trouw lid van de Navo bleef: Italië nam volop deel aan de Navo-operaties in Servië-Kosovo. In zijn ijver om vooral “gematigd” over te komen, spaarde hij oppositieleider Silvio Berlusconi, onder meer door voorstellen tegen te houden die tegen diens zakenbelangen ingingen.
De Ulivo schoof steeds verder naar rechts op en trok in 2001 naar de verkiezingen onder leiding van Francesco Rutelli, ooit leider van de linkse Verdi (groenen), die in 2002 belandde aan het hoofd van de centrumgroep Margherita, een coalitie van christendemocraten en liberalen binnen de Ulivo. Die Ulivo werd van langs om meer een bont allegaartje waar ook zeer rechtse politici hun gading vonden.
Berlusconi won de verkiezingen van 2001 met zijn coalitie “van de vrijheden”: Forza Italia, Nationale Alliantie en Lega Nord. Vijf jaar lang zat de Ulivo in de oppositie zonder echter naar links op te schuiven. Integendeel, er werd alsmaar verruimd om in 2006 met een wel zeer ruime “Unione” naar de kiezer te trekken. Met onder meer als bondgenoot de Udeur, een partijtje van DC-origine van de sinistere Clemente Mastella. Goed voor 1,4%. Links was er Rifondazione Comunista met 5,8%, de PCDI 2,3%
De nieuwe regering Prodi ging werkelijk van uiterst-links tot en met rechts. Maar het enige progressieve aan het beleid was het toekennen van rechten aan homoparen. Op economisch vlak bleef het de grote trouw aan het Europese stabiliteitspact, met de offers die dat vergde.
De rechtse Mastella lokte als minister van Justitie begin 2008 een crisis uit toen men hem niet buiten de wind wou zetten, in een corruptiezaak. Alles wijst erop dat het Vaticaan hem tot die crisis aanspoorde.
PD
Intussen was de Ulivo ontworteld. Walter Veltroni, ex-communist en burgemeester van Rome, pleitte er al langer voor erfgenamen van de PCI en de DC in één grote partij samen te brengen. Een partij die zou aanleunen bij de fameuze ‘derde weg’ die Tony Blair eerder was ingeslagen. Een Democratische Partij zoals die van Bill Clinton, ook een adept van die derde weg. Dat werd in 2007 dan de Partito Democratico, PD. De socialistische fractie in het Europarlement moest haar naam veranderen (met toevoeging van ‘en Democraten’) om die PD op te vangen. De term socialist kon niet voor iedereen.
Die partij herbergde van bij de aanvang diverse politieke pluimage. Veltroni wou zelfs Pier Ferdinando Casini, leider van de UDC, een rechtse afsplitsing van de DC, binnendoen. Een veelbetekenend detail diezelfde Casini is op 25 september in de senaat gekozen voor de PD!
Enkele belangrijke politici zijn na 2007 uit onvrede over de lijn, of over hun beperkte rol in de partij, opgestapt. Zoals Massimo D’Alema die vertrok toen Matteo Renzi in 2013 partijleider (en in 2014 premier) werd. Die regering Renzi pakte uit met de ‘Jobs Act’ wat neerkwam op een “flexibiliteit” die ontslag makkelijker maakt. De regering van Mario Monti had in 2012 al met steun van de PD hervormingen in die zin doorgevoerd.
Dat iemand als D’Alema ineens links zou staan van de PD zegt erg veel over die partij: ze tracht zich vooral van eurosceptisch rechts te onderscheiden door haar trouw aan de EU en aan de westerse allianties.
Heropstanding?
Intussen heeft radicaal links – Rifondazione – een zware prijs betaald voor haar rol in de regering Prodi 2006-2008 waar ze geen enkel verschil maakte. Bij de verkiezingen daarop viel de partij onder de drempel om nog zetels te halen. Sindsdien zit ze in een sukkelstraatje, in feite wordt ze kunstmatig in leven gehouden. Bij de jongste verkiezingen maakte ze deel uit van de Unione popolare van Luigi De Magistris, gewezen burgemeester van Napels, die met zijn brede unie 1 % van de stemmen haalde.
De rest van links van de PD stelt niet veel meer voor dan die Unione. De hoop dat de vakbonden, de grote CGIL voorop, een grotere rol zouden spelen in mobilisaties tegen uiterst-rechts, blijken totnogtoe ijdel.
Een deel van links dacht/denkt zich te vinden in de Vijfsterrenbeweging, M5S. Diezelfde groep zat in het EU-parlement in één fractie met de uiterst-rechtse groep van Nigel Farage en vormde in 2018 een coalitieregering met de eveneens uiterst-rechtse Lega van Matteo Salvini.
Tot daar de zeer sombere balans over het feitelijk verdwijnen van een linkerzijde waar in Europa zo lang naar werd opgekeken. Door decennia lang geen enkel alternatief te bieden tegenover het neoliberalisme, blijft er alleen diepe ontmoediging over.
Is alle hoop dan verloren? Af en toe duiken hoopgevende tekenen op. Zoals eind 2019 de ‘sardine’, de sardines, die massaal mobiliseerden tegen de uiterst-rechtse Salvini. De jongste dagen de vrouwenbewegingen die manifesteren tegen de te verwachten aanvallen op vrouwenrechten. Een linkse heropstanding., het zal van de piazza’s moeten komen.