Op 17 januari werd Jos, een stad in centraal-Nigeria voor een vierde keer opgeschrikt door een uitbarsting van geweld en destructie. De crisis in Jos haalt telkens het wereldnieuws, vooral dan om aan te geven dat ook in Nigeria een botsing der beschavingen aan de gang is: het is een strijd tussen moslims en christenen. Maar ondanks de religieuze en tribale ressentimenten is de Joscrisis eerder het gevolg van een politieke machtstrijd, economische vervreemding en de hoge bevolkingsdensiteit.
Jos, volgens plaatselijke christenen een acroniem voor ‘Jesus our saviour’ is de hoofdstad van de Plateau deelstaat. Hoewel de stad slechts de tiende grootste stad is in Nigeria is ze met haar 800.000 inwoners wel de meest dichtbevolkte van het West-Afrikaans land. De stad ligt op de scheidingslijn tussen het overwegend christelijke zuiden en het overwegend islamitische noorden van Nigeria. Jos werd decennialang gezien als een kosmopolitische stad waar diverse stammen, religies en westerlingen vreedzaam samenleefden. Het vredige Jos vervulde dan ook een voorbeeldfunctie voor andere Nigeriaanse steden.
Toch hangt er aan het kosmopolitische imago van Jos een schaduwzijde vast. De overwegend christelijke Berom, Afizere en Anaguta stammen beschouwen zichzelf namelijk als de oorspronkelijke inwoners van Jos. De overige stammen die in Jos leven worden door hen beschouwd als minderwaardige inwijkelingen. Vooral de overwegend islamitische Hausa’s, Hausa/Fulani’s en Jawasa zijn een doorn in het oog van de inheemse stammen. Op hun beurt beschouwen deze zogenaamde ingeweken stammen zichzelf ook als inboorlingen van Jos. Historisch gezien klopt het wel dat deze stammen, net zoals vele andere stammen bvb. de overwegend christelijke Yoruba en Igbo, op een bepaald moment in Jos zijn komen wonen.
Zo zakten velen tijdens WOII af naar Jos om daar te werken in de tinmijnen van de koloniale heersers, de Britten. Na de oorlog vestigden velen zich in Jos en droegen tot vandaag op significante wijze bij aan de plaatselijke economie en het sociale leven. Na de herwonnen onafhankelijkheid (1960) namen de politieke machthebbers de verdeel- en heers tactieken van de Britten over en institutionaliseerden de tribale verschillen. De inboorlingen van Jos kregen een inheems certificaat en de inwijkelingen moesten zich tevreden stellen met een residentieel certificaat, wat automatisch minder rechten inhoudt en wat kwaad bloed zette bij diverse ingeweken stammen. Er ontstond dan ook een zwendelpraktijk in het maken van inheemse certificaten voor mensen van ingeweken stammen.
Na enkele kleinere onlusten in 1994 was het kosmopolitische imago van Jos aan diggelen geslagen. 7 jaar later, in 2001 kreeg Jos voor de eerste keer te maken met een waar menselijk inferno. Nog eens 7 jaar later, in 2008, gebeurde dat opnieuw en geen jaar nadien brak wederom de hel los. Opmerkelijk is dat de onlusten telkens losbraken na een op het eerste zicht triviaal conflict. De aanleidingen waren achtereenvolgens een nieuwe opdeling van de stad Jos in een noordelijk en zuidelijk beleidsdistrict, een controversiële politieke benoeming, een gecontesteerde lokale verkiezingsuitslag en tenslotte wordt het helemaal surrealistisch wanneer er onlusten uitbreken na onenigheden over de heropbouw van een huis. Jos glijdt telkens af in wat misschien nog het best kan omschreven worden als een kleinschalige ‘Bellum omnium contra omnes’ (de oorlog van iedereen tegen iedereen), aangestoken door de wrede logica van de wederzijdse beschuldiging of op zijn Nigeriaans: ‘do me, I do you’. Niet alleen de wederkerende aard, maar ook het dodelijke en destructieve karakter van de onlusten in Jos wijzen echter op dieperliggende oorzaken, die niet los kunnen gezien worden van de politiek-economische ontwikkelingen in Nigeria tijdens het afgelopen decennium. Nigeria is een kapitalistisch monster gecreëerd door een politieke cultuur van verschillen, door endemische corruptie en door neoliberale dictaten. De Joscrisis en andere lokale conflicten die het land al jarenlang teisteren zijn daarvan een verschrikkelijke uitdrukking.
Erupties van dodelijk geweld en destructie (1994-2010)
In 1994 toen de eerste onlusten in Jos losbraken, ging Nigeria gebukt onder het brutale militaire regime van Sani Abacha. Abacha probeerde na een coup zijn geloofwaardigheid als nieuw militair leider onder de bevolking te verhogen. In de eerste plaats hief Abacha het mislukte ‘Structureel Aanpassingsprogramma’ (SAP) van zijn voorganger Babangida op. Via dat programma probeerde Babangida de al in verval geraakte Nigeriaanse economie terug op de rails te zetten door de buitenlandse schuldenlast terug te dringen. Hij greep daarvoor naar neoliberale maatregelen zoals privatiseringen en dereguleringen. Het plan mislukte echter en duwde Nigeria nog verder in economisch verval en armoede. Als reactie op de economische verwarring grijpen talloze verpauperde Nigerianen naar de verlossende kracht van religie, waar diverse christelijke en islamitische fundamentalistische strekkingen stevig van profiteren.
Onder generaal Abacha (1993-1998) werd de sociaal-economische situatie alleen maar erger. De corruptie nam buitengewone proporties aan en de devaluatie van de Nigeriaanse munteenheid, de Naira, leek niet meer te stoppen. Meer dan 70% van de Nigeriaanse bevolking werd in deze jaren in de abjecte armoede geduwd. De Nigerianen stelden meer dan ooit hun hoop op verlossing door gebed. De politieke theologie –vooral dan langs christelijke zijde– geraakte daardoor stevig verankerd in de nationale politieke cultuur. Wat ook kenmerkend was voor het regime van Abacha en tegelijkertijd de aanleiding vormde voor de eerste crisis in Jos was dat hij alle democratische structuren in het land afschafte om alle macht in de federale regering naar zich toe te kunnen trekken. Alle verkozen staats- en lokale regeringen moesten eraan geloven.
In de Plateau deelstaat stelde generaal Abacha, kolonel Mohammed Mana aan als militair gouverneur. Mana gaf op zijn beurt de controle over de pas opgerichte ‘Local Governement area’ (LGA) van noordelijk Jos in de handen van Alhaji Aminu Mato, een moslim en lid van de Jawasa-stam. De inheemse stammen van Jos konden zich echter niet terugvinden in deze aanstelling omdat Mato volgens hen een inwijkeling was. De spanningen liepen op en jongeren van inheemse stammen probeerden de toegang tot het regeringshuis in Jos te versperren, daarbij zwerend dat niet Mato noch enige andere Jawasa ooit politieke controle zou verwerven over Noord-Jos. Ze slaagden in hun opzet. Militair gouverneur Mana trok Mato terug. Maar dat schoot dan weer in het verkeerde keelgat van de Jawasa jongeren. Ze organiseerden een demonstratie. Een dag later trokken ze opnieuw woedend de straten op, wat resulteerde in vier doden en de vernietiging van een gedeelte van de moderne Gada Biyu markt, een islamitische school en een moskee. Na het conflict werd er een onderzoekscommissie opgericht waarvan de resultaten nooit werden vrijgegeven. De aanstokers van het geweld werden niet berecht en men heeft geen enkele poging ondernomen om mogelijk nieuw geweld in de toekomst te vermijden. Twee jaar later, in 1996 deed er zich dan ook een gelijkaardig voorval voor als in 1994. Ditmaal werd een Jawasa aangesteld voor de post van secretaris voor het noordelijk educatieprogramma van Jos. De inheemse bevolking protesteerde opnieuw, waarop de kandidaat onmiddellijk teruggetrokken werd, maar deze keer zonder schermutselingen.
In 1998 stierf Abacha een vroegtijdige dood. Een jaar later werd Olusegun Obasanjo verkozen tot de nieuwe president van Nigeria (1999-2007). Hoewel Obasanjo als militair luitenant vanaf 1976 tot 1979 al eens de plak zwaaide, liet de Nigeriaanse politiek met zijn terugkeer het tijdperk van militaire regimes achter zich. De Vierde Republiek was een feit en iedereen geloofde dat er een democratisch tijdperk was aangebroken. De politiek die Obasanjo begon te voeren, lag op economisch vlak in het verlengde van het SAP van Babaginda. Opnieuw zonder positieve effecten. Privatiseringen en dereguleringen hielden de Nigeriaanse economie in de wurggreep van het neoliberalisme.
Obasanjo herstelde wel de democratische beleidsstructuren van het land, waardoor in Jos Joshua Dariye, een christelijke, Mushere, werd verkozen tot nieuw gouverneur van de Plateau deelstaat. Frank Bagudu Tardy, een christelijke Anaguta, kreeg de controle over de LGA van Noord-Jos. Door deze nieuwe machtswissels werden de zogenaamde inwijkelingen van Jos, waaronder de Hausa/Fulani en Jawasa, uitgesloten van deelname aan het bestuur van de deelstaat en de lokale beleidsdistricten van Jos. Deze wending legde meteen ook de basis voor de crisis in 2001.
Na de aanstelling van Mukthar Mohammed als coördinator van het Nationaal Programma voor de uitroeiing van de armoede (National Poverty Eradication Programme – NAPEP) protesteerde de inheemse bevolking opnieuw. Mohammed was immers een moslim van de Hausa/Fulani stam, de vrees opwekkend dat de Hausa/Fulani vroeg of laat wel eens de volledige controle over Jos zouden kunnen verwerven. De ironie wil echter dat Mohammed werd aangesteld door Obasanjo, een christelijke Yoruba. Hoe dan ook, leidden de eerste rellen tot meer dan tweeduizend doden. Voertuigen, woningen, winkels, moskeeën en kerken werden in brand gestoken. Omdat de plaatselijke politiediensten de rellen niet onder controle kregen, stuurde Obasanjo uiteindelijk militaire troepen naar Jos en stelde hij een uitgangsverbod in.
Op gewelddadige wijze wisten de legertroepen uiteindelijk een halt toe te roepen aan de relschoppers. Na de onlusten werden nieuwe onderzoekscommissies opgericht, die allen echter een kort leven beschoren waren. In 2004 toen Obasanjo de noodtoestand uitriep over de Plateau deelstaat, werden de resultaten van een onderzoeksrapport wel in de regionale krant gepubliceerd. In dat rapport werd benadrukt dat Jos enerzijds toebehoort aan de Afizere, Anaguta en de Berom en dat anderzijds de inwijkelingen wel het recht hebben om er te leven, maar dat ze zich moeten aanpassen aan de inheemse tradities. De lokale regering zou voortaan ook alleen maar inheemse certificaten uitreiken aan de inboorlingen.
In 2007 won Umaru Yar’Adua, een moslim van de Fulani-stam de presidentsverkiezingen. De democratische machtsovername van Yar’Adua was een indicatie van de mogelijkheid van een stabiele en duurzame democratische Vierde Republiek. Yar’Adua is dan misschien wel een moslim, hij kwam niettemin uit dezelfde partij van Obasanjo, de ‘Peoples Democratic Party’ (PDP). Van een echte machtswissel was er dus geen sprake. De verkiezing van Yar’Adua betekende wel goed nieuws voor de politieke ambities van de islamitische Jawasa in Jos. Yar’Adua benoemde namelijk Ibrahim Dasuki Nakande, een Jawasa tot federaal minister van werk. Toch werd Jonah Jang, een christelijke Berom (PDP) benoemd tot de nieuwe gouverneur van de Plateau deelstaat. Een jaar later, in 2008, in de aanloop naar de verkiezingen voor alle lokale functies in de Plateau deelstaat, ontstond er heel wat discussie tussen Jang, de leden van de PDP en de ‘All Nigerian Peoples Party’ (ANPP). Aangezien de PDP kandidaat Timothy Gyang Buba een Berom uit het zuiden van Jos was, begon men zich af te vragen of hij wel kon deelnemen aan de verkiezingen voor de LGA van Noord-Jos, dat in handen was van de PDP. Jang wilde koste wat kost dat de politieke controle in handen zou komen van een Berom. Dit leidde tot een conflict waar vreemd genoeg de islamitische Jawasa en de christelijke Afizere van de ANPP begonnen samen te spannen tegen de Beroms en Anagutas van de PDP. De Hausa/Fulani’s werden daarbij opgeroepen om op de ANPP te stemmen. De aanleiding voor een nieuw gewelddadig drama kwam er toen men de resultaten van de verkiezingen niet wilde vrijgeven. Doordat het onduidelijk bleef wie de verkiezingen nu gewonnen had, ontstonden er spanningen die op hun beurt leidden tot een twee dagen durende clash met wederom de vernietiging van huizen, kerken, moskeeën en voertuigen, en 381 doden en duizenden vluchtelingen tot gevolg. Ook na deze onlusten werden er opnieuw onderzoeken opgestart. Maar wederom verklaarde men de nieuwe Joscrisis als een tribaal conflict. Zo wees de onderzoekscommissie van de ‘Prins Bola Abijola Vereniging’ de Hausa/Fulani’s aan als de verantwoordelijken voor de onlusten in 2008. Over het geweld dat een jaar later losbrak, in januari 2010, bestaat er nog veel onduidelijkheid. Verschillende bronnen stellen dat het breekpunt er kwam nadat een christelijke Berom zijn huis terug wilde opbouwen in een islamitische wijk, wat al snel leidde tot een nieuwe eruptie van geweld en destructie met meer dan 500 doden tot gevolg.
Religieuze en tribale dimensies van de Joscrisis
De Joscrisis kan het best voorgesteld worden als een kruitvat met een lont dat verschillende keren wordt aangestoken. De lont bestaat uit de religieuze en tribale dimensie van het conflict, het kruitvat bevat de werkelijke oorzaken van de crisis. Het spreekt voor zich dat de aanstokers van het geweld en de destructie moeten berecht worden, maar hen aanwijzen als werkelijke oorzaak staat gelijk met de onwil of onvermogen om de Joscrisis op te lossen. Hetzelfde argument geldt als men de oorzaak legt bij een religieus conflict tussen moslims en christenen. De religieuze en tribale factoren fungeerden slechts als een handige mobiliserende kracht. Is’haq Modibbo Kawu, een Nigeriaans journalist van de ‘Daily Trust’ ontzenuwt in trefzekere bewoordingen zowel de religieuze- als de tribale dimensie van het conflict: “Wanneer politiek alle zin voor ideologische richting verliest en het volk niet in staat is de opdeling van de mandaten gegeven of gestolen door heersende elites te begrijpen, dan heeft het voor heel veel mensen zin dat de oorzaak daarvan bij de ‘ander’ ligt. Die ander in Nigeria, is de andere religie of de andere etnische groep. Dit zijn heel krachtige emotionele platforms voor mobilisatie en het vereist meer dan moed om de schuld van het eigen kamp van deze vaak venijnige en gewelddadige opdelingen te overstijgen! Mijn kant is juist en de andere is fout, zonder dat de mensen in staat zijn een gemeenschappelijk punt te vinden voor engagement(…).”
Een bijkomend argument dat de religieuze en tribale dimensies van het conflict ontzenuwt als werkelijke oorzaken, is dat het geweld en de vernielingen blindelings gepleegd werden. Verschillende bronnen stellen dat de actie werd voorbereid, maar als je de foto’s van de materiële schade bekijkt en er de getuigenissen in Human Rights Watch-rapporten of in verschillende Nigeriaanse kranten op naleest, kan men er niet omheen dat het geweld en de destructie als een blinde storm door de stad raasden. Alles en iedereen moest eraan geloven. Te midden van de storm werden er persoonlijke rekeningen vereffend, sloeg men aan het plunderen, en werden verschillende mensen aangevallen zonder enige reden. Na de rellen begon men er elkaar over en weer van te beschuldigen met het geweld te zijn begonnen en zelfs genocide-plannen te koesteren. Indien de politieke leiders, stamhoofden en religieuze leiders samen met de bevolking de crisis in Jos willen oplossen, is het van enorm belang het wespennest van religieuze en tribale verschillen te overstijgen. Niet een bepaald eenvoudige opdracht. Een christelijke vluchteling uit Jos (van de ingeweken Beninstam), uitte tijdens verschillende gesprekken regelmatig zijn haat voor de moslims en de Hausa’s. Begrijpelijk, want zijn vader werd tijdens de onlusten in 2008 vermoord. Naarmate hij meer informatie gaf over de levensomstandigheden, de politiek en het karakter van de onlusten in 2008 begon hij zelf te begrijpen dat er achter de religieuze en tribale dimensie van de crisis misschien toch dieperliggende oorzaken schuilgingen.
Politieke, economische en demografische dimensies – de werkelijke oorzaken
Volgens Kawu behoort een ‘politiek van verschillen’ onmiskenbaar tot één van de ingrediënten van het kruitvat. Onder religieuze en tribale pretexten woedt er overal in Nigeria een onverbiddelijke machtsstrijd voor lucratieve posten en toegang tot gelimiteerde natuurlijke bronnen en land. Maar de politieke dimensie is niet de enige dieperliggende oorzaak van de crisis in Jos. Men moet die ook tegen de achtergrond houden van een sterk verarmde en dichtbevolkte Nigeriaanse republiek. Hoewel het niet gelukt is om de hand te leggen op concrete cijfers, gaat Jos overduidelijk gebukt onder enorme armoede, bedelarij en economische uitzichtloosheid. De armoede en economische uitzichtloosheid worden dan weer gecreëerd door een instabiel en falend beleid, politieke corruptie en een massale uitbuiting van de Nigeriaanse bevolking door nationale en lokale heersende elites. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat vooral jongeren, opgejut door extremistische religieuze en tribale leiders, zich telkens in een orgie van geweld en destructie stortten. Jongeren geraken sneller gefrustreerd dan ouderen omdat ze aan het begin van een zelfstandig leven staan en nog veel toekomstverwachtingen hebben. Economische uitzichtloosheid snijdt hen echter de pas af. Ze geraken vervreemd van de samenleving en zoeken hun heil in drank, drugs, criminaliteit en religieus extremisme, waarvan de opkomst overigens alleen maar kan begrepen worden als een wanhopige reactie op het verregaande economische verval. Dit is een heel opvallend fenomeen dat je de laatste tijd overal ter wereld in achtergestelde wijken van grootsteden tegenkomt. Hoe erger de sociaaleconomische ellende, hoe drastischer er conflicten worden beslecht. Daarom moet men ook de derde en laatste oorzaak in ogenschouw nemen, namelijk die van het probleem van de bevolkingsdichtheid. Door een snelle verstedelijking en bevolkingsaangroei is Jos uitgegroeid tot de meest dichtbevolkte stad van Nigeria. Er wonen vandaag 394 mensen per vierkante kilometer. De toegang tot land en gelimiteerde rijkdommen kan dan heel snel omslaan in spanningen en conflicten. In een Human Rights Watch rapport van 2001 wijst men bijvoorbeeld ook de toestroom van vluchtelingen uit andere Nigeriaanse conflictzones aan, als een factor die bijdraagt tot spanningen in Jos. Volgens het rapport leidde een bevolkingsaangroei tot een stijging van de economische druk die op zijn beurt leidde tot een schaarste van goederen en prijsstijgingen. Als je deze demografische dimensie toevoegt aan de politieke dimensie en economische dimensie krijg je een onvermijdelijk explosieve cocktail die afdoende verklaart waarom de crisis in Jos zich herhaalt en de jonge inwoners van de stad zich verliezen in een spiraal van mateloze destructie en geweld.
(Uitpers nr. 118, 11de jg., maart 2010)