Begin mei was de Libanese premier Fuad Siniora te gast bij de prestigieuze Londense denktank Chatham House. Hij kwam er praten over de gespannen sfeer in het Midden-Oosten en de politieke transformatie die in Libanon op gang is gekomen na de moord op zijn voorganger Rafik Hariri in februari vorig jaar.
Voormalig directeur van het Centrum voor Libanese Studies aan de Universiteit van Oxford, Dr. Nadim Shehadi, woonde net als wij de lezing van de premier bij. Samen met Shehadi overlopen we de lezing en werpen we een blik op de turbulente politieke situatie in zijn thuisland. “Libanon verkeert in een staat van verlamming. Maar onze politici verkiezen nu eenmaal verlamming boven de aanpak van confrontatie”.
Kwetsbaar Libanon
“Geen enkel land is vandaag nog een eiland en Libanon allerminst. Een klein en open land als [Libanon] met een veelvoud aan religieuze en etnische gemeenschappen is bijzonder gevoelig voor de impact van regionale ontwikkelingen en gebeurtenissen”, zegt Fuad Siniora, eerste minister van Libanon. Ook wat er zich vandaag afspeelt in het Midden-Oosten heeft een grote invloed op Libanon, benadrukte Siniora tijdens zijn lezing voor Chatham House afgelopen mei. “Wij hebben er dan ook alle belang bij dat onze regio stabieler, vreedzamer en welvarender wordt, en dat Libanon niet de speelbal wordt van andermans geopolitieke spelletjes”.
Op 30 juni vorig jaar werd de voormalige minister van Financiën door het nieuwe Libanese parlement met een grote meerderheid van de stemmen tot premier verkozen. Siniora stond bekend als een belangrijke medestander van ex-premier Rafik Hariri. Het anti-Syrische blok van Hariri’s zoon Saad had Siniora als kandidaat naar voren geschoven omdat nationale verzoening en een vreedzaam samenleven van de verschillende gemeenschappen hoog op zijn agenda staan. Bovendien wil hij Hariri’s geplande hervormingen doorvoeren. Dat Siniora hervormingsgezind is, bleek ook duidelijk uit zijn lezing. Hij onderstreepte meermaals het belang van economische, politieke en institutionele hervormingen om de situatie in het Midden-Oosten te verbeteren en de voedingsbodem voor de huidige golf van religieus extremisme tegen te gaan.
Maar de verantwoordelijkheid om de conflicten in het Midden-Oosten op te lossen ligt volgens Siniora evenzeer buiten de regio als erbinnen. “Het is naar mijn mening niet overdreven om te suggeren dat het onvermogen van de internationale gemeenschap – en van het Westen in het bijzonder – om de grote onrechtvaardigheid recht te zetten die het Palestijnse volk zestig jaar geleden werd aangedaan, de belangrijkste oorzaak is van de onrust en de diepgewortelde gevoelens van frustratie en onbegrip die er vandaag in de Arabische en islamitische wereld heersen.” Zeker de VS en Groot-Brittannië moeten hun verantwoordelijkheid opnemen en een nieuwe gewaagde poging ondernemen om de Palestijnse kwestie op te lossen, de eerste omwille van zijn rol als wereldleider, de tweede omwille van zijn historische betrokkenheid en nauwe relaties met de betrokken partijen, aldus Siniora. “Een noemenswaardige vooruitgang in het Israëlisch-Palestijnse conflict zou een positieve impact hebben op de hele regio, ook op Irak, waar een andere tragedie wordt aangewakkerd door extremisten die teren op de woede en frustratie die men in de Arabische en islamitische wereld voelt”.
Op zoek naar de juiste formule
In Libanon, net als in andere Arabische landen met een gemengde soennitische-sjiitische bevolking, groeit de angst voor een verdere escalatie van het geweld in Irak. Als de nieuwe Iraakse regering het geweld niet kan stoppen en het land uiteenvalt, dreigt Iran namelijk een grote invloed te hebben op de sjiitische gebieden in Irak. Hoewel uit een recente opiniepeiling(1) blijkt dat meer dan zeventig procent van de Libanese sjiieten hun loyauteit betuigen aan Libanon eerder dan aan de sjiieten als groep of aan de sjiieten in Iran, blijven de soennieten en de andere Libanese bevolkingsgroepen beducht voor het effect dat een Iraanse machtsuitbreiding in Irak kan hebben op de sjiieten in Libanon.
Ook Dr. Nadim Shehadi is beducht voor een mogelijke burgeroorlog in Irak en de toenemende spanningen tussen de VS en Iran. “Libanon is altijd bijzonder kwetsbaar geweest voor ‘externe schokken’ en machtsverschuivingen in de regio”, zegt Shehadi. Een eerste grote schok was de oprichting van de staat Israël in 1948, gevolgd door de Suez-crisis in 1956, de zesdaagse oorlog in 1967, de oliecrisis in 1973, de Iraanse Revolutie in 1979 en de Golfoorlog in 1990. “Telkens verstoorden deze gebeurtenissen het wankele evenwicht in Libanon en onstond er een al dan niet gewapend conflict tussen de confessionele gemeenschappen”.
Als de Libanezen hun hoop stellen op een sterke, eengemaakte en onafhankelijke staat, het romantische ideaal Libanon, waarin verschillende religies onder één noemer in vrede samenleven, dan verwijzen ze meestal naar de periode van 1860 tot de Eerste Wereldoorlog. Rond 1860 had de tussenkomst van de toenmalige westerse mogendheden een einde gemaakt aan de bloedige burgeroorlog die in het gebied van Libanon-Berg was losgebarsten. Gedurende meer dan een halve eeuw werd een relatief duurzame vrede in stand gehouden dankzij het pact dat het Westen in 1860 had gesloten met het Ottomaanse Rijk. Libanon-Berg was daardoor een aparte autonome regio geworden, bestuurd door een Turkse afgevaardigde van christelijke origine, die aan het hoofd stond van een regeringsraad waarin alle confessionele groepen van Libanon-Berg vertegenwoordigd waren. “Voor de Libanezen bestaat er geen twijfel dat deze regeling de juiste formule bevatte voor een goed en vreedzaam bestuur over hun land”, legt Shehadi uit. “De combinatie van een akkoord tussen West en Oost, dat internationale bescherming garandeert en toeziet op de soevereiniteit van Libanon, en een politiek systeem waarbij alle bevolkingsgroepen zeggenschap hebben en evenredig vertegenwoordigd zijn. Die formule hebben de Libanezen altijd proberen in stand te houden”.
Maar het gevaar van dit fragiele systeem schuilt in de afhankelijkheid van buitenlandse interventies en in de kwetsbaarheid voor veranderingen in internationale en regionale machtsverhoudingen, zoals ook Siniora aangaf in zijn lezing. “Dit verklaart onder meer waarom ons land na 1983 in de totale chaos is beland”, zegt Shehadi. “De internationale troepenmacht onder leiding van de VS was er min of meer in geslaagd het ergste te vermijden in de burgeroorlog. Maar na de moordende bomaanslag tegen de Amerikaanse mariniers en de daaropvolgende terugtrekking van de internationale troepenmacht uit Beiroet werd Libanon aan zijn lot overgelaten en verhevigde het gewapende conflict.”
Volgens Shehadi is deze permanente nood aan een soort buitenlandse toezichter ook een belangrijke factor om de Libanese relaties met Syrië te snappen. Vanaf 1984 voerden Syrië, Saudi-Arabië en Irak onderling een strijd uit om het ontstane machtsvacuüm in Libanon op te vullen. Het duurde tot in 1990 eer de internationale gemeenschap opnieuw belangstelling kreeg voor Libanon en aan Syrië de nodige hulp verleende om de aanslepende burgeroorlog te beëindigen. Het Westen had Syrië nodig in zijn strijd tegen Saddam Hoessein, wiens troepen Koeweit waren binnengevallen. Door de trouwe medewerking van Damascus in de Golfoorlog besliste het Westen de Syrische bemoeienis in zijn buurland niet aan te klagen en Syrië gewoon zijn gang te laten gaan. Libanon ervaarde de Syrische inmenging in hun dagelijkse leven als een verdiende straf, maar ook als een soort compromis. “Zolang er maar geen oorlog meer was. Tenslotte legde Syrië een pleister op de wonde en hoefde men zich voorlopig geen zorgen meer maken”, legt Shehadi uit. “Dat verklaart waarom de Libanezen de Syrische controle over hun land zolang hebben getolereerd”. Maar Syrië maakte gretig misbruik van die situatie en werkte de overbrugging van de sektarische tegenstellingen opzettelijk tegen om zich als verzoener en vredeshandhaver te kunnen opwerpen. “Of de Syrische troepen ooit nog zullen terugkeren naar Libanon, hangt niet alleen van Syrië af”, zegt Shehadi. “Om de Syriërs buiten te houden, zal Libanon op zoek moeten gaan naar een nieuwe, meer omvattende formule, die ervoor zorgt dat Libanon zijn soevereiniteit behoudt en die een einde stelt aan de afhankelijkheid van buitenlandse bemoeienissen”.
Aan de jarenlange westerse gedooghouding ten aanzien van de Syrische machtsgreep over Libanon kwam pas een einde in 2004, toen de internationale gemeenschap na 15 jaar onverschilligheid plots opnieuw belangstelling kreeg voor Libanon en de VS het nodig achtten om de druk op ‘schurkenstaat’ en ‘terreursponsor’ Syrië op te voeren met het oog op een mogelijke regimewissel in Damascus. Samen met Frankrijk dienden de VS een resolutievoorstel in bij de VN-Veiligheidsraad om het Syrische vertrek uit Libanon te eisen en een stopzetting van de Syrische inmenging in de Libanese politiek. Maar Syrië was niet gauw van plan zich te laten intimideren door dit “Amerikaanse complot”. Hoewel Resolutie 1559 reeds in september 2004 goedgekeurd werd, duurde het nog tot na de moord op Hariri in februari 2005 eer Damascus onder een golf van Libanese en internationale beschuldigingen zijn troepen uit Libanon begon terug te trekken. Het wordt algemeen aangenomen dat Syrië ook na de moord op Hariri via tal van bomaanslagen en politieke moorden de sektarische tegenstellingen in Libanon probeerde aan te wakkeren om aan de Libanese bevolking te tonen dat zij het niet kan redden zonder haar grote buur.
Damascus speelt graag spelletjes
Voorlopig blijft Syrië grotendeels ongestraft, en de kans is groot dat dat zo zal blijven, vreest Shehadi. Of Syrië daadwerkelijk achter de recente reeks bomaanslagen en politieke moorden zat, moet nog concreet bewezen worden. Ook de vraag in welke mate Damascus een hand had in de moord op Hariri moet nog verder onderzocht worden door de speciale VN-onderzoekscommissie onder leiding van de Belg Serge Brammertz. De Syrische president Bashar al-Assad blijft ontkennen dat hij Hariri bedreigd heeft toen deze bij Assad op bezoek was in Damascus. Na Hariri’s dood onthulde Siniora dat hij Hariri in het geheim ontmoet had, slechts enkele uren na zijn gesprek met de Syrische president. Assad had ermee gedreigd “Libanon op [Hariri´s] hoofd te breken”, als hij niet instemde met de verlenging van het mandaat van de pro-Syrische Libanese president, Emile Lahoud.
Van enig wantrouwen tegenover het Syrische regime was weinig sprake tijdens de lezing van de premier. Siniora bleek vrij hoopvol over een normalisering van de relaties tussen Libanon en zijn grote buurland. “Het hoofdstuk van de Syrische aanwezigheid in Libanon is voorbij. We moeten nu een nieuw hoofdstuk beginnen, waarin sterke, gezonde relaties met Syrië centraal staan, gebaseerd op gelijkheid en wederzijds respect”. Daarvoor is het belangrijk dat Libanon diplomatieke relaties aangaat met Syrië, zodat onder meer een akkoord kan worden bereikt over de officiële grenzen tussen beide landen. “De Libanese regering heeft deze verzoeken reeds overgebracht aan Syrië en wacht nu op een positieve reactie”, meldde Siniora. Maar Shehadi vreest dat die reactie er nooit zal komen en heeft sterke twijfels bij de goede bedoelingen van Syrië. “Er zijn heel wat aanwijzingen dat Damascus niet van plan is zich zomaar gewonnen te geven. Bovendien spelen de Syriërs graag spelletjes en maken ze vaak valse beloftes en tegenstrijdige uitspraken”, aldus Shehadi.
Syrië schenkt weinig vertrouwen aan resolutie 1559, dat het nog steeds beschouwt als een Amerikaans complot, bestemd om het regime in Damascus omver te werpen. In hun ogen was de voormalige voorzitter van de speciale VN-onderzoekscommissie, de Duitser Detlev Mehlis, een Amerikaanse agent die Syrië in diskrediet moest brengen. Er werden zelfs allerlei complottheorieën bedacht over Mehlis en zijn familie. Zo werd gezegd dat zijn moeder een joodse was die destijds in Israël was omgekomen en begraven lag op de Golanhoogvlakte. Maar veel erger dan deze complottheorieën zijn de bedreigingen van de commissieleden en de recente politieke moorden op Libanese anti-Syrische journalisten en politici. “Het is duidelijk dat Damascus iets te verbergen heeft. Anders zou het niet zoveel op het spel zetten. De moord op Hariri moet vanuit de hoogste echelons gedirigeerd geweest zijn”, vermoedt Shehadi.
Een Syrische mensenrechtenorganisatie berichtte half mei over de arrestatie in Syrië van een tiental anti-Syrische activisten(2). Zij hadden op 12 mei samen met een kleine 300-tal Libanese en Syrische gelijkgestemden de ‘Beiroet-Damascus Verklaring’ ondertekend, waarin de Syrische regering wordt opgeroepen de Libanese soevereiniteit te respecteren en diplomatieke relaties met Libanon aan te gaan. “Libanon is in Syrië een taboewoord geworden, net zoals de islamitische oppositiegroep van de Moslimbroeders dat al zolang is”, zegt Shehadi. De arrestatie van deze Syrische intellectuelen toont ook duidelijk aan hoe de spanning in Syrië toeneemt in aanloop naar de voorstelling van het volgende onderzoeksrapport op 15 juni, waarin ongetwijfeld meer aanwijzingen zullen staan over Syriës betrokkenheid.
“De Libanezen stellen al hun hoop op het VN-onderzoek om zowel de moordenaars van Hariri als de daders van de recente aanslagen te vinden en te berechten. Maar sommigen hebben de hoop al opgegeven. Het onderzoek verloopt moeizaam en Syrië verleent niet de medewerking die het beloofd had. Bovendien kan men zich afvragen, afgaande van soortgelijke rechtszaken en onderzoekscommissies, zoals de zaak Milosevic, die van oud-dictator Saddam Hoessein en die van de Rwandese genocide, hoe het internationaal recht de mogelijkheid biedt om de daders te berechten en in welke mate een internationaal rechtsorgaan bevoegd en bekwaam is om met een dergelijke rechtszaak om te gaan”.
Hezbollah: Libanese partij of pro-Iraanse militie?
In zijn lezing kondigde de Libanese premier aan dat Syrië de Shebaa-regio al herhaaldelijk als Libanees grondgebied erkend heeft, wat hij “een eerste stap” noemde in de poging van de Libanese regering om het gebied terug te winnen. De Sheeba Farms is een relatief klein gebied met slechts enkele dorpen, dat aanvankelijk deel uitmaakte van Libanon, maar door Syrië werd ingenomen en later samen met de Golanhoogvlakte door Israël werd bezet. Shehadi heeft echter zijn bedenkingen bij de territoriale kwestie.”Deze zaak zal de Libanese regering onmogelijk kunnen winnen. Elke verwijzing naar VN-resolutie 425 waarop de regering zich baseert is ten eerste al overbodig, want in de tekst worden de Shebaa Farms zelfs geen enkele keer vermeld”.
Bovendien toont Israël weinig aanstalten om uit de regio te vertekken. Dat werd deels bevestigd tijdens de lezing van Siniora. Een afgevaardigde van de Israëlische ambassade in Engeland herinnerde de eerste minister aan de “onverzadigbare honger” van Hassan Nasrallah, de leider van Hezbollah, en wees erop dat Israël niet van plan is op diens eisen in te gaan. Maar Syrië is wellicht een even groot obstakel als Israël. Als Libanon de Shebaa Farms terugwil, moet het namelijk eerst een bilateraal akkoord sluiten met Syrië, waarin de definitieve grenzen tussen beide landen gedemarqueerd worden. Maar dat kan alleen als de landen diplomatieke relaties hebben met elkaar. “Geloof maar niet dat de regering zo naïef is om te denken dat ze deze zaak gemakkelijk kan winnen”, zegt Shehadi. “Siniora weet ook wel dat een bilateraal akkoord met Syrië vrijwel onmogelijk is. De premier spreekt gewoon de taal van Hezbollah. Hij moet wel als hij niet het risico wil lopen de partij in het harnas te jagen en zo de verhoudingen binnen de regering te ondermijnen”.
De ontwapening van de radicale sjiitische Hezbollah staat hoog op de agenda in Libanon. Maar de militie is ondertussen een politieke formatie geworden, met een belangrijke fractie binnen het parlement en verschillende ministers binnen het coalitiekabinet van Siniora. Hezbollah is een stem geworden waarmee de andere politici rekening moeten houden. Het is moeilijk te voorspellen of Hezbollah haar wapens uiteindelijk zal inleveren. Voorlopig blijft de gewapende groepering vastklampen aan haar legitimering als verzetsbeweging tegen Israël. Volgens Hezbollah vormt Israël nog steeds een bedreiging in het zuiden van Libanon, dat tot in 2000 onder Israëlische contole stond.
De terugtrekking van de Israëlische troepen uit Zuid-Libanon bezorgde Hezbollah de status van nationale held. Vooral de sjiieten voelen een grote dankbaarheid tegenover Hezbollah. Na een jarenlange marginalisering hebben zij namelijk het gevoel eindelijk mee te tellen in de Libanese samenleving en gerespecteerd te worden door de andere gemeenschappen. Dit staat ook in verband met wat Hezbollah zelf vreest. Zonder wapens zou de groepering gewoon een van de zovele sektarische organisaties zijn, en zou ze moeten afstand nemen van haar ambitieuze rol als regionale verzetskracht in de strijd tegen Israël en de VS. Bovendien kan Hezbollah door haar wapenarsenaal ook een belangrijke partner van Iran blijven. Het strategische belang van Hezbollah voor Iran is dan ook niet te onderschatten. Volgens Shehadi bezit Hezbollah wellicht zo’n 12.000 à 15.000 raketten. Deze doen enerzijds dienst als afschrikkingsmiddel tegen een mogelijke Israëlische aanval op Iraanse nucleaire installaties. Maar enkele duizenden exemplaren staan ook klaar om te worden afgevuurd op Israël in geval van een Amerikaanse luchtaanval op Iran.
Nu Hezbollah een vrij populaire politieke formatie is geworden, rijst de vraag over de mogelijke invloed van Iran op de Libanese politiek. “Al sinds de zestiende eeuw bestaat er een nauwe betrokkenheid tussen de Libanese en Iraanse sjiieten, toen Libanese islamitische geestelijken Iran gingen bekeren tot het sjiisme”, verduidelijkt Shehadi. “Ook in de twintigste eeuw bleef Beiroet een belangrijk sjiitisch centrum, waar Teheran goed vertegenwoordigd was. In de jaren vijftig, zestig en zeventig waren zowat alle Iraanse politieke bewegingen sterk aanwezig in de de Libanese hoofdstad, waar vaak coalities gesloten en onderhouden werden met Arabische of islamitische medestanders. Tot op vandaag houdt die verwantschap stand, ondanks de afstand tussen beide landen”, aldus Shehadi. “Het is moeilijk in te schatten of Teheran daadwerkelijk invloed heeft op de Libanese politiek, we weten alleen dat er een nauwe band bestaat tussen Hezbollah en het sjiitische regime in Iran.” Het is een vraag die iedereen bezig houdt, legt Shehadi uit. “Zal Hezbollah zich manifesteren als een volwaardige politieke partij, die zich enkel en alleen inzet voor de Libanese belangen? Of groeit ze verder uit tot een pro-Iraanse partij die haar militaire tak behoudt en door zowel Teheran als Damascus gesteund wordt?” Voorlopig doet Hezbollah het niet slecht als Libanese partij, maar de tegenstrijdige verklaringen en de harde anti-Israëlische taal van Hezbollah-kopstuk Hassan Nasrallah doen alvast vermoeden dat een ontwapening niet voor morgen is.
Wat met de Palestijnse vluchtelingen?
“Tot begin jaren negentig waren de Palestijnse vluchtelingen in Libanon relatief welvarend”, zegt Shehadi. “Het is pas wanneer de PLO de geldkraan heeft dichtgedraaid, en ook de steun vanuit het voormalige Oostblok na 1990 wegviel dat hun toestand er zienderogen op achteruit ging.” De Libanezen van hun kant voelden weinig medeleven met de twee à drie honderdduizend Palestijnse inwijkelingen. “Zij stonden aan de oorsprong van al onze ellende”, legt Shehadi uit. “Natuurlijk is Israël verantwoordelijk voor de Palestijnse emigratie naar Libanon, maar het is de aanwezigheid van de PLO in Beiroet die het wankele evenwicht in de jaren zeventig grondig verstoord heeft en uiteindelijk de aanzet gaf voor de burgeroorlog. Dat kunnen wij de Palestijnen moeilijk vergeven.”
Na een jarenlang Libanees beleid van onverschilligheid lijkt de nieuwe Libanese regering onder Siniora bereid de erbarmelijke toestand van de Palestijnse vluchtelingen onder ogen te zien en de nodige maatregelen te treffen om de gapende welvaartskloof te dichten. Tijdens zijn lezing kondigde de premier aan dat de regering reeds een hulpprogramma heeft ontwikkeld in samenwerking met UNRWA, het Vluchtelingenagentschap van de VN. De regering onderhandelt ook met de Palestijnse Autoriteiten om een gezamenlijke actie op te zetten, niet alleen om de levensomstandigheden van de vluchtelingen te verbeteren, maar ook om de radicale Palestijnse groeperingen te ontwapenen die actief zijn zowel binenn als buiten de Palestijnse kampen. Van een volledige integratie van de Palestijnen blijft voorlopig geen sprake. De Libanezen zijn de Palestijnse vluchtelingen nog steeds liever arm dan rijk.
Historische transformatie
“Voor het eerst in dertig jaar heeft Libanon een parlement dat door de bevolking verkozen werd in vrije en eerlijke verkiezingen, waarvan de uitkomst eens niet op voorhand vastlag. Er is nu ook een coalitiekabinet, dat verantwoording dient af te leggen aan het parlement, in plaats van aan sinistere Syrische en Libanese veiligheidsofficieren. Daarnaast bestaat er nu een veel duidelijkere scheiding van de machten, een democratisch basisprincipe dat jarenlang flagrant geschonden werd door de Libanese stromannen”. De politieke transformatie die Libanon sinds vorig jaar ondergaan heeft, is in vele opzichten historisch, dat vergat ook Siniora niet te zeggen tijdens zijn lezing. Maar wat blijft er vandaag over van de gezamenlijke roep om een vrij, onafhankelijk, eengemaakt en democratisch Libanon, een droom die vorig jaar zoveel duizenden Libanezen op straat bracht onder de noemer van de Ceder-revolutie?
De bomaanslagen in maronitische wijken en de talrijke politiek moorden die op Hariri’s dood volgden, hebben de oude sektarische tegenstellingen weer aangewakkerd. Het anti-Syrische kamp, de zgn. March 14 Forces, werd geleidelijk verdeeld door conflicterende belangen en oude stammentwisten, wat hun politieke daadkracht sterk heeft ondermijnd. De Libanese politiek wordt nu gedomineerd door twee grote politieke blokken. Enerzijds is er het sjiitische kamp, dat bestaat uit een alliantie tussen Amal en Hezbollah. Daartegenover staat het anti-Syrische blok van Saad Hariri en zijn soennitische “Beweging van de Toekomst” en de partij van druzenleider Walid Jumblatt. Aanvankelijk gold de coalitiepartij van Michel Aoun als een derde, eerder neutrale speler. Maar Aoun, die na een jarenlange ballingschap in Frankrijk nog steeds bijzonder populair blijkt te zijn bij de maronitische bevolking, sloot zich begin februari noodgedwongen aan bij het sjiitische kamp. Deze onwaarschijnlijke alliantie lijkt de vaststelling te bevestigen dat er sinds de terugtrekking van de Syrische troepen in april vorig jaar twee uiteenlopende visies heersen binnen de Libanese politiek, waarvan de sektarische verdeellijn hoofdzakelijk sjiitisch-soennitisch is.
De huidige politiek-sektarische tweedeling doet de Libanese politieke transformatie meer kwaad dan goed. Dat bleek onder meer toen de sjiitische ministers in december hun deelname aan het Libanese kabinet “opschortten”. Aanleiding was een meerderheidstemming binnen het kabinet, waarbij een voorstel van Hariri en de zijnen werd goedgekeurd. Volgens het voorstel zou Libanon de VN verzoeken een onderzoek te verrichten naar de recente politieke moorden en een internationaal tribunaal op te richten dat kan oordelen over de Hariri-zaak. De onderlinge onenigheid tussen de ministers escaleerde tot een ware kabinetscrisis, toen de vijf sjiitische ministers uiteindelijke elke stemming weigerden die een anti-Syrisch karakter had.
Confrontatiefobie
Na de verkiezingen volgde Siniora het advies op van Walid Jumblatt om de samenwerking met de sjiieten verder te zetten binnen de nieuwe regering. Bij de regeringsvorming kregen Hezbollah en Amal dan ook belangrijke ministerposten toegewezen. Maar dit bleek al gauw een hoogst onnatuurlijk huwelijk, waarvan de feitelijke scheiding niet lang op zich liet wachten. Maar echt ontslag nemen zien de sjiitische ministers niet zitten. Bovendien kunnen hun portefeuilles niet zomaar ingevuld worden door politici van de andere partijen. “Het resultaat is politieke verlamming”, verduidelijkt Shehadi. “En dat zal wellicht niet meteen veranderen. De verschillende partijen durven elkaar nu niet te confronteren, uit vrees voor een nieuwe regeringscrisis. Maar verlamming is volgens onze politici nu eenmaal een beter alternatief dan confrontatie”.
In maart werd de “Conferentie voor Nationale Dialoog” in het leven opgeroepen, om de moeizame politieke transitie uit het slop te halen. Siniora verheugde zich tijdens zijn lezing over de “grote vooruitgang” die de veertien afgevaardigden van de Nationale Dialoog al hebben geboekt. Maar volgens Shehadi zorgt dit extra-constitutionele orgaan alleen maar voor meer politieke verlamming. “Er werd een grote beslissingsbevoegdheid overgedragen aan de Nationale Dialoog. Maar de besluitvorming verloopt enkel en alleen via consensus. Dat betekent dat er onmogelijk vooruitgang kan worden geboekt in delicate dossiers zoals de ontwapening van Hezbollah en de opvolging van president Lahoud.” Een uitweg uit deze impasse is niet meteen voorhanden, zo blijkt, tenzij men bereid is het hele politieke systeem te herformuleren. Buurman Syrië wrijft zich wellicht al in de handen.
(Uitpers, nr. 76, 7de jg, juni 2006)
Noten:
(1) “Shiites rising”, VOAnews, 9 mei 2006.
(2) Le Monde.fr van 18 mei 2006.