In Libanon blijven de spanningen tussen de regering Siniora en de oppositie van Hezbollah-Amal en de Vrije Patriottische Beweging oplopen. De verwoestende Israëlische oorlog tegen Libanon toont nog altijd zijn destabiliserende gevolgen. Op de achtergrond speelt volgens de oppositie dat de oorlog de politieke machtsverhoudingen heeft veranderd. Ook de economische crisis laat zich voelen. Om internationale creditoren gunstig te stellen keurde de regering Siniora een controversieel economisch hervormingsprogramma goed. Sindsdien laten ook de vakbonden van zich horen.
De oppositie vraagt een Regering van Nationale Eenheid met meer vertegenwoordigers voor de oppositie. Als het aan Hezbollah ligt, zouden er zelfs nieuwe verkiezingen mogen worden uitgeschreven om zo de vruchten te plukken van het succesvolle verzet tegen de Israëlische invasie. De huidige regeringscoalitie vreest in dat geval een politieke afstraffing en een Regering van Nationale Eenheid beschouwt ze als het introduceren van een vetorecht binnen het kabinet, wat alleen verlammend kan werken. Omdat Sionara en zijn bondgenoten weigerden namen de zes ministers van Hezbollah, Amal en de Vrije Patriottische beweging van de christelijke voormalige militieleider Aoun, in het najaar van 2006 hun ontslag.
De krachtmeting verloopt niet alleen binnenskamers. De oppositie organiseert al verschillende weken sit-ins en straatprotesten die in de aanloop naar de donorconferentie van 25 januari (Parijs III) een grimmiger karakter kregen. Saad Al-Hariri, zoon van de vermoorde ex-premier en leider van de parlementaire meerderheid, noemde de protesten zonder zin voor nuance “politiek en economisch terrorisme”.
Economische hervormingen
Begin januari 2007 ontplooide Siniora zijn economische hervormingsplannen met de bedoeling de internationale donors te paaien via een neoliberaal pakket. De voorstellen waren niet alleen koren op de molen van de oppositie, maar zorgden ook voor furieuze reacties van de vakbonden. De plannen blinken op veel plaatsen uit in vaagheid, maar bevatten het controversiële voorstel om de BTW – een niet-progressieve taxatievorm – op te trekken van 10 naar 12 procent in 2008 en naar 15 procent in 2010. Verder zijn er privatiseringen voorzien in de telefonie- en elektriciteitssector. Ook wil de regering haar aandelen verkopen in de luchtvaartmaatschappij Middle East Airlines (MEA) en de Intra Investment Company (aandeelhouder in MEA) evenals die in het water- en rioolnetwerk. Ook zijn er maatregelen genomen om de corruptie tegen te gaan evenals tegen trustvorming. Volgens premier Siniora zijn de hervormingsplannen noodzakelijk om de economische groei opnieuw aan te zwengelen, investeringen aan te trekken en de levenstandaard van de Libanezen te verhogen.
Critici stellen echter dat er geen adequate sociale maatregelen in zitten. Volgens de Libanese vakbondsfederatie GLC zal enkel de rijke toplaag profiteren van de nieuwe maatregelen. Terwijl de ‘flat rate’ van de inkomenstaks onveranderd op 10 procent blijft, zal de verhoging van de BTW zorgen voor prijsstijgingen en daarmee vooral de werknemers treffen. De vakbonden die protestacties organiseerden voor het ministerie van Financiën brachten een eigen 12-punten eisenpakket in stelling waarin o.m. het optrekken van de minimumlonen en een sociaal zekerheidscontract wordt gevraagd. Zij willen ook niet weten van een uitverkoop van overheidsbedrijven en vermoeden daarbij een verborgen agenda. De regering wil de overheidsbedrijven verkopen tegen goedkope prijzen, zo luidt het, nadat ze deze jarenlang moedwillig slecht hebben gemanaged, zodat er uiteindelijk niets anders opzit dan ze te privatiseren. Ook Hezbollah-leider Hassan Nasrallah zei dat de regeringsplannen alleen maar voor “meer schulden, belastingen en corruptie” zouden zorgen. Volgens Nasrallah leeft tweederden van de Libanezen op of onder de armoedegrens en zijn ze niet in staat om extrabelastingen te dragen. Op vlak van sociale dienstverlening verdwijnen – anders dan bij de economische maatregelen – alle concrete streefcijfers, aldus de Secretaris-Generaal van Hezbollah.
Parijs III
Premier Siniora verbergt niet dat hij zijn 29-pagina tellend hervormingsprogramma heeft klaargestoomd in functie van de donorconferentie die twee weken na de goedkeuring ervan zou plaatsvinden. De financiële en economische toestand bevindt zich na 15 jaar burgeroorlog en de oorlog van afgelopen zomer in een desastreuze toestand. Het land gaat gebukt onder een schuldenlast van 41 miljard dollar, goed voor 180 procent van het nationaal inkomen. Met een dergelijke schuldratio is Libanon een van de recordhouders qua schuld per hoofd van de bevolking. Veel is een gevolg van de 15-jarige burgeroorlog (1975 – 1990) en een falend beleid en corruptie in de jaren erna. De recente Israëlische oorlog heeft het allemaal nog erger gemaakt. In 2006 steeg het budgettaire deficit van 2,2 miljard naar 3,85 miljard dollar. De voorziene groei van 6 procent boog om naar een negatieve groei. De oorlog eiste zijn tol zowel door de extra-uitgaven als de vermindering van de inkomsten. De schuldaflossing vormde met eenderde van alle uitgaven een loodzware post op de begroting.
De Franse president Chirac was een van de grote trekkers voor de donorconferentie in Parijs. De Libanese regering hoopte er tot 9 miljard aan giften en kredieten te verzamelen. Uiteindelijk kwamen er toezeggingen voor in totaal 7,6 miljard dollar (VS 1 miljard $; Frankrijk 650 miljoen $ ; Saudi-Arabië 1,1 miljard dollar; de EU 520 miljoen $; de Wereldbank 1 miljard $; de Europese investeringsbank 1,25 miljard $; de islamitische bank 250 miljoen $). België zegde 20 miljoen toe voor onder meer ontwikkelingsprojecten en diplomatieke initiatieven.
Het zou bij dit alles logisch klinken om minstens een deel van de kosten te verhalen op Israël, dat door de aangerichte verwoestingen, de grote verantwoordelijke is voor de ernst van de economische problemen in Libanon. Maar daar is door niemand op de donorconferentie een woord vuil aan gemaakt. De onlangs afgetreden stafchef van het Israëlische leger, Dan Halutz, verheelde nochtans niet dat hij met zijn luchtmacht Libanon 10 jaar terug in de tijd wilde verplaatsen, wat hem gedeeltelijk ook is gelukt.
Het is nog maar de vraag of alle toezeggingen ook daadwerkelijk worden gestort. Sommige landen plaatsen duidelijke condities en willen dat Siniora de economische hervormingen doorvoert. De VS-onderminister voor Midden-Oostenzaken, David Welch zei dat de toezeggingen geen ‘blanco cheque’ zijn. De VS en Frankrijk benadrukten trouwens dat er bovendien ook echt werk moet gemaakt worden van VN-VR-resolutie 1701, die vooral Hezbollah viseert. Over veel manoeuvreerruimte beschikt Fouad Siniora echter niet, want uit de jongste rellen valt heel duidelijk op te maken hoe gevoelig de situatie in Libanon is. Dat zien de donoren anders. Qatar, dat met 300 miljoen aan leningen over de brug komt, waarschuwde dat het economische programma niet mag mislukken als gevolg van de politieke spanningen en stelde veelbetekenend: “hoe kun je investeerders uitnodigen om een aandeel in de overheidsbedrijven over te kopen als sommige mensen ermee dreigen de weg naar de luchthaven te sluiten”. Toch willen de meeste donoren met hun ‘vrijgevigheid’ de regering Siniora in het zadel helpen houden. En ook Siniora zelf hoopt dat hij het resultaat van Parijs III bij de Libanese bevolking kan verkopen als een duidelijke internationale steunbetuiging voor zijn politiek en economisch beleid. Dat neemt niet weg dat de spanningen in Libanon te snijden zijn. Niemand wil echt een herhaling van de burgeroorlog. De oppositie doet duidelijk zijn best om de protesten niet in geweld te laten uitmonden. Maar de vraag is hoe lang iedereen zijn ‘troepen’ in de hand kan houden.
(Uitpers, nr. 83, 8ste jg., februari 2007)