Duizenden Congolezen op het grasperk voor het Palais des Nations in Kinshasa, die 6de december. Aan het hamsteren zoals Congolezen dat zo vaak doen: parasols inslaan – ook omdat ze zich daarmee kunnen beschermen tegen de loodzware zon die woensdag, maar vooral omdat ze gratis zijn – en de eenzame militair die plastic zakjes met mineraal water uitdeelt, bijna agresseren, ook omdat ze dorst hebben – iederéén heeft dorst, die zwoele woensdagochtend, zwoel omdat het onweer in de lucht hangt – maar vooral omdat ze gratis zijn.
Geduldig wachten moeten de gasten op het gazon tot Joseph Kabila eindelijk, met ruim anderhalf uur vertraging, zijn eed als president aflegt en zijn officiële rede beëindigt, zodat ze eindelijk hun cocktail kunnen bemachtigen, ook omdat ze die zwoele woensdagmiddag nog meer dorst hebben dan enkele uren daarvoor, maar vooral omdat hij gratis is.
Terwijl we zitten te wachten op Kabila’s komst, schalt de Congolese rumba uit de boxen, zij het dat er in de overduidelijk aangepaste teksten nogal vaak de woorden Kabila en élections te horen zijn. De stemming is ontspannen, de controle van de veiligheidsagenten lang niet zo streng als we gewoon zijn als de president in de buurt is, en die 6de december, met veel schoon volk op de tribune, van Mbeki tot Verhofstadt, is het ergste te verwachten. Maar neen, je kunt zelfs wat rondlopen en gsm’en zonder dat er je iemand vervelende vragen stelt of opmerkingen maakt. De speeltijd is voorbij, roept Kabila tot twee keer toe tijdens zijn toespraak, la récréation est terminée, en daarvoor krijgt hij ruim applaus, maar zijn uitspraak staat wel haaks op het sfeertje dat er die dag heerst.
Laten we het maar toegeven, zelfs de meest onverbeterlijke optimist had nooit durven dromen dat het de Congolezen zou lukken voor eind 2006. Twaalf maanden geleden was net het referendum over de grondwet achter de rug maar waren er nog geen kieswet en geen datum voor de verkiezingen, en moesten alle praktische voorbereidingen nog beginnen. De hunkering van de Congolese politieke klasse naar machinaties, vertragingsmanoeuvres, lang uitlopende palavers, boycotacties, intimidaties en legalistische haarkloverij kennende gaf geen weldenkend mens een duit voor de kansen op een goede afloop.
Maar ze hebben het tot een goed einde gebracht, de Congolezen, tegen beter weten in. Geen enkel nochtans realistisch doemscenario is uitgekomen. Goed, de presidentiële wacht en de militie van Bemba hebben in augustus drie dagen op elkaar liggen te schieten in de straten van Gombe, de administratieve en commerciële wijk van Kinshasa, er zijn de elfde november in datzelfde Gombe zware rellen geweest en enkele dagen later is een vleugel van het hooggerechtshof in brand gestoken, maar wat betekent dat in het licht van de eeuwigheid ?
Wie er zich die dagen de moeite getroost heeft om rond te kijken, heeft gemerkt dat nergens anders in Kinshasa, nergens in Congo, nergens, iemand van de verhitte situatie in Gombe gebruik gemaakt heeft om het vuur aan de lont te steken. Dat is de eerste les, die we uit de voorbije weken kunnen trekken: Bemba’s afwijzing van de uitslag is niet uitgemond op een nieuwe brandhaard. Niet willen of niet kunnen? Waarschijnlijk een combinatie van de twee.
Het valt af te wachten hoe Bemba zijn rol als opposant invult Dankzij een presidentieel decreet is hij zeker van een dotatie, lijfwachten en een reeks materiële voordelen. Als hij het straks ook nog tot senator schopt – wat hooguit een formaliteit is -, dan is het aan hem om in Congo het begrip his majesty’s royal opposition vorm te geven.
In het beste geval krijgt Bemba daarbij de hulp van de honderden nieuwkomers in het parlement, waaruit ooit een nieuwe politieke klasse kan groeien. De behoefte daaraan is groot, want laten we eerlijk zijn, het zijn tijdens de oorlog en de overgang, de voorbije tien jaar dus, niet Congo’s beste zonen – dochters vielen er nauwelijks te bespeuren – die de lakens uitgedeeld hebben, maar een lading oorlogsmisdadigers, smokkelaars, kannibalen, krijgsheren, maffiosi en tutti quanti.
We moeten ze met argusogen volgen, die nieuwelingen. Wat de jonge jurist Emmanuel in Mbuji Mayi me langs zijn neus weg zei, is me bijgebleven: we hebben al onze vertegenwoordigers in het overgangsparlement met een onvoldoende op hun rapport naar huis gestuurd en voor ànderen gekozen. Ze weten verdomd goed hoe het zou moeten, sommige Congolezen, ze moeten alleen de kans krijgen om het te tonen en hopelijk hebben ze die nu in het stemhokje gegrepen.
Welke lessen zijn er nog te trekken uit de stembusslag? Dat sommige politici vanuit hun droomwereld weer met hun twee voeten op aarde terecht gekomen zijn en moeten beseffen dat ze met hun luide kreten van de afgelopen jaren geen aanhang opgebouwd hebben. Exit Olenghankoy, Justine Kasavubu, Wivine Nlandu. Jammer voor hen, maar ze stellen niets voor.
RIP ook voor Tshisekedi. Zijn ideologische zuiverheid en mateloze politieke arrogantie hebben geen vruchten afgeworpen. Het is niet door eeuwig en altijd aan de kant te blijven staan en daar de beste stuurman van de democratie uit te hangen, dat je een plaats afdwingt onder de zon. Deze verkiezingen waren het moment om je handen vuil te maken en de wereld te laten zien wat je electoraal te betekenen hebt. In Zuid-Afrika twaalf jaar terug heeft Zoeloeleider Buthelezi dat begrepen en zijn boycotideeën tijdig ingeruild voor een ministerportefeuille. Tshisekedi is achtergebleven als de eenzame sfinx. Zijn achterban uit Kinshasa’s vierde wereld heeft hem voor volkstribuun Bemba ingewisseld.
Ook de katholieke kerk heeft van haar pluimen verloren. De bisschoppen hebben het bestaan om enkele dagen voor de 30ste juli, de dag van de eerste ronde, de gang van zaken in twijfel te trekken en twijfel te zaaien bij hun gelovigen. De voorzitter van hun conferentie, aartsbisschop Monsengwo, is in besloten kring zijn kruistocht tegen Kabila blijven voeren en zijn gesprekspartners blijven onderhouden over ’s mans afkomst: Kabila, de Tutsi ; Kabila, de Rwandees. Hij zou beter moeten weten, Monsengwo, de monseigneur. Klap op de vuurpijl: enkele dagen na de eedaflegging raakt bekend dat kardinaal Etsou vragen stelt bij de juistheid van de uitslag. De jonge Congolese democratie had minder rancuneuze kerkleiders verdiend.
Ook uit het oosten van Congo komt er goed nieuws. Het demobilisatieproces dat sinds juli stil ligt, begint weer op gang te komen. In Katanga en Zuid-Kivu hebben enkele duizenden Maji Maji strijders de strijdbijl begraven. In Ituri melden, zij het met mondjesmaat, leden van de in die streek tot kort geleden nog actieve milities zich met hun wapens op de afspraakpunten. En ook enkele tientallen militairen, onder wie officieren, van de rebellerende generaal Nkunda’s brigade, die enkele weken geleden nog even Saké bezette, een stadje op zo’n 20 km van Goma, hebben hun wapens neergelegd. De blauwhelmen zitten zelfs met de internationaal gezochte generaal aan tafel. Ze maken hem ongetwijfeld diets dat ze, nu ze hun zaakjes in Ituri stilaan onder controle hebben, hun Latijn in hem gaan steken en dat zijn laatste uur dan geslagen is.
Eén van zijn beloftes heeft Kabila niet waargemaakt. Een eerste minister heeft hij niet aangesteld in de dagen onmiddellijk na zijn aantreden. Maar dat is niet zijn fout. Wel de verdienste van oude gabber Antoine Gizenga, door Kabila als informateur de wei ingestuurd. De oude lumumbist Gizenga, 81, is met ruim dertien procent als derde geëindigd in de presidentiële race, een honorabele uitslag voor iemand die nauwelijks in staat was om de waarborg van 50.000 $ op tafel te leggen. Hij heeft nadien zijn karretje aan Kabila’s wagen vast geklonken maar heeft zich in klinkende munt laten betalen: het premierschap wacht hem.
Gizenga neemt zijn taak ernstig op. Hij wil de corrupte elementen uit Kabila’s omgeving weg, de aasgieren, diegenen die de rijkdommen uit de mijnen verkwanselen en omzetten in klinkende munt voor de hunnen. De Congolezen die de Uno in haar rapport over de plunderingen aan de schandpaal genageld heeft. De Congolezen die goed verdiend hebben aan contracten met buitenlandse ondernemingen aan wie ze het beste van Congolese bodem verpatst hebben. De inzet is hoog. Sinds de dood van Lumumba heeft politieke macht in Congo altijd geleid tot persoonlijke verrijking. Heeft het land een overlevende uit zijn stal nodig om daaraan na 46 jaar paal en perk te stellen?
(Uitpers, nr. 82, 8ste jg., januari 2007)