Laten we eerlijk zijn, dit is een bijzonder nuttig boek. Anuna De Wever Van Der Heyden legt op een kleine tweehonderd bladzijden eerlijk en bijzonder moedig haar intellectuele weg tot nog toe uit. Het is ook een herkenbaar boek, omdat velen met, vóór en na haar exact dezelfde weg hebben afgelegd, beginnend met een naïef geloof in een of andere ‘goede’ zaak, geleidelijk aan beseffend dat er meer aan de hand is om te belanden in een radicale afwijzing van het economisch en politiek systeem waarin we leven.
Het is daarom een bijzonder nuttig boek om jonge mensen te tonen dat ze voorbij de waan van de dag moeten kijken, niet enkel stilstaan bij ‘vrouwenrechten’ of ‘kinderarmoede’ of ‘inheemse volken’ of ja, ‘klimaat’. Wie ernstig doordenkt komt onvermijdelijk bij het kapitalisme terecht, maar misschien nog erger, bij het vele ‘doen alsof’ van sociale bewegingen zowel als van de politieke wereld.
De Wever bespreekt achtereenvolgens het migratiebeleid, het koloniale verleden, het Europese beleid, het nieuwe koolstofkolonialisme, de lobbies, de bouwvallige democratie, de hoax van de groene groei en de bedrieglijke ‘formats’ van mediadebatten.
“We moeten komaf maken met de oppervlakkige analyses, de halve waarheden en de valse tegenstellingen” (p.9) De missionarisdrang van veel bewegingen is gewoon erg schadelijk, stelt De Wever terecht vast.
Het was een schok toen ze vaststelde dat ze plots als ‘extreem radicaal’ gebrandmerkt werd, dat er rond haar niet enkel bondgenoten waren.
Het siert De Wever dat ze haar coming-out ook ten volle wil uitspelen. Ja, ze is dus radicaal en ja, dat is nodig als je echt naar een oplossing wil. Ze pleit dan ook voor een revolutie.
Wat die revolutie inhoudt is een andere zaak, maar haar pleidooi voor wat ze een ‘theory of change’ noemt is ‘eerlijk durven zijn’. Persoonlijk denk ik dat je daar inderdaad heel erg ver mee kan komen, maar of het ook voldoende is?
Want het gaat niet enkel over ‘kolonialisme en westers imperialisme’, het gaat over een heel systeem van wollige watterige bewegingen, hier en elders, die niet willen wat ze kunnen of niet kunnen wat ze zeggen te willen. Van gewild en ongewild onvermogen.
De Wever haalt Arundathi Roy aan. “De strategie moet niet alleen zijn om het imperium te confronteren, maar om het te belegeren. Om het van zuurstof te beroven. Om het te beschamen. Om het te bespotten. Met onze kunst, onze muziek, onze literatuur, onze koppigheid, onze vreugde, onze genialiteit, onze pure vasthoudendheid – en ons vermogen om onze eigen verhalen te vertellen”.
Ja, absoluut, ja. Maar hou je daarmee de bommen tegen? De genocide?
De vraag is wellicht niet helemaal eerlijk om een jonge, verstandige vrouw mee te confronteren die ontdekt dat er heel wat mis loop met de wereld en daaraan iets wil doen. Het is een oprisping van een oude vrouw die het heeft opgegeven te zoeken naar “een globale beweging van mensen die radicaal eerlijk durven zijn”, een “beweging die veilig, duurzaam en inclusief is”. Het is inderdaad een grote uitdaging en de hordes zijn ontzaglijk groot. Vandaag de dag lopen er heel wat mensen met een groot gevoel van hulpeloosheid rond.
Ik heb er wel vertrouwen in dat de weg van Anuna De Wever nog niet ten einde is, dat ze nog zoveel meer kan leren, dat je op weg naar je idealen ook bittere pillen moet slikken, dat je moeilijke compromissen moet sluiten, dat er zo veel meer nodig is dan “gemeenschap en verbinding”.
Ik heb dit boek met veel plezier gelezen en wil er drie besluiten uit trekken.
Ten eerste, neen, de wereld is niet zwart of wit. Nee, alleen werken aan klimaat is niet zinvol. Maar voor al diegenen die bereid zijn een stap verder te zetten en het hele klimaatprobleem in verband brengen met een economisch systeem van uitbuiting en onderdrukking, van een noodzakelijke systeemverandering, moet het ook duidelijk zijn dat de vereiste ‘revolutie’ er een zal zijn van erg moeilijke knopen doorhakken. Ik bedoel daarmee: van werken aan een noodzakelijke en concrete strategie voor een doel dat door de groene beweging nooit is duidelijk gemaakt. Naar wat voor wereld willen en moeten we gaan? Want ‘harmonie met de natuur’ is géén antwoord.
Vandaar mijn tweede punt, in verband met een heikel thema waar ook de auteur naar verwijst, zonder antwoord. Je kan makkelijk de hele extractie-nijverheid veroordelen en daarnaast vaststellen dat de energievraag in de wereld blijft stijgen. Hoe verzoen je die twee standpunten met elkaar als je naar een ‘energietransitie’ wil? Al jaren probeer ik hierop een antwoord te krijgen of op zijn minst een discussie los te weken, maar het blijft oorverdovend stil aan de groene kant. Meer fietsen, minder vliegen? Nee toch? De groene beweging, wereldwijd, blijft op dat vlak ernstig tekort schieten en spreidt het bedje voor wat nu aan het gebeuren is: de klimaatagenda wordt afgebouwd en er komen nieuwe kerncentrales voor de grotendeels overbodige ‘artificiële intelligentie’.
Tenslotte een positieve noot. Dit boek is echt hartverwarmend voor al diegenen die met een zelfde soort problemen worstelen. Voor al diegenen die moeten opboksen tegen bondgenoten die geen bondgenoten blijken te zijn, omdat ze allemaal mee eten uit diezelfde ruif van subsidies, commerciële winst en zogenaamde participatie. Of je’t hebt over vrouwenrechten, over media, over daklozen, over ontwikkeling, over armoede, over vluchtelingen, telkens opnieuw bots je op weer diezelfde muur van het ‘haalbare’ en het ‘we doen tenminste iets’. Ja, het zijn de ‘poortwachters van het kapitalisme’, ondanks hun vaak anti-kapitalistisch discours. Er zijn muren waar je niet overheen mag, er zijn thema’s die je niet mag bespreken.
Anuna De Wever heeft met haar boek misschien nog meer in beweging gebracht dan ze zelf kan vermoeden. Ze geeft glashelder aan waar de grenzen van het goedbedoeld activisme liggen. Haar boek zal ongetwijfeld bij veel goedmenende activisten een belletje doen rinkelen, anderen doen beseffen dat ook zij een stap verder moeten zetten, dat de muren moeten gesloopt worden, dat we inderdaad moeten ophouden met te ‘doen alsof’. Mocht dat het resultaat kunnen zijn en mochten dan de handen in elkaar worden geslagen om samen te werken, ja, dan kan zo’n revolutie er komen.
Vandaar: bedankt Anuna voor die eerste zó belangrijke stap.
Want: “We zijn niet eens bezig met de meest prangende vraag van onze tijd: hoe we de klimaatcrisis kunnen indammen en tegelijkertijd de kloof van ongelijkheid kunnen dichten.” (p.143)