De laatste maanden is er veel gesproken over vrede in Afrika, meer bepaald in de Democratische Republiek Kongo en het gebied van de grote meren. Hoog tijd vonden we om een stand van zaken van Koen Vlassenroot te horen. Hij is intussen doctor in de politieke wetenschappen met een studie over de conflicten in Oost-Kongo.
Hoe hoopvol mogen we zijn, bij de huidige toestand? Bieden de akkoorden een reële stap naar vrede?
Koen Vlassenroot: De vredesonderhandelingen hebben in de eerste plaats betrekking op de landen die met troepen aanwezig zijn op het Kongolese grondgebied. Daarmee zijn de binnenlandse problemen nog niet opgelost. Maar inderdaad er werden reeds zo’n 20 à 22.000 Rwandese soldaten teruggetrokken. Dat is een grote stap voor Kigali, maar er blijven nog wel een aantal troepen achter. We kunnen er nu van op aan dat er wel meer Rwandezen in Kongo actief waren dan we vooraf dachten. Bovendien zijn er nu recent weer enkele troepen teruggekeerd naar gebieden in Oost-Kongo waar de Interahamwe (gewapende Rwandese Hutu-militie en ex-legersoldaten uit de groep rond de voormalige president Habyaramana) de plak zwaait of dreigt weer sterker te worden. MONUC (de VN-missie in Kongo) heeft Rwanda trouwens gevraagd om te komen helpen orde op zaken te stellen. Het klopt ook dat Oeganda zijn troepen heeft teruggetrokken, die ze terstond in het Noorden van het land heeft ingezet tegen de rebellieën aldaar. Aan de kant van de regering zijn de Angolese troepen nog niet volledig teruggetrokken en ook Zimbabwe is nog niet weg. Een genuanceerd beeld dus, zelfs wat de buitenlandse troepen betreft. Maar dat wil niet zeggen dat er geen hoop is.
Hoe komt het dat er nu toch enige beweging in positieve zin is gekomen?
Koen Vlassenroot: In mijn opinie moeten we hier toch wel even naar de Verenigde Staten kijken. Ik had gevreesd dat met de komst van G.W.Bush de desinteresse voor Afrika en voor Kongo haast volledig zou zijn. Onder Clinton was er nog wat aandacht, mede ook door het ongelooflijke drama van de genocide in 1994. Maar kennelijk hebben we ons wat verkeken op de strategie van de Republikeinen in de VS. Het blijkt volgens mij, dat de Verenigde Staten meer dan ooit geïnteresseerd zijn in Afrika. Kijk maar naar Soedan bijvoorbeeld, waar men vredesinitiatieven steunt. Uiteraard is de olie-exploitatie in Soedan niet vreemd aan deze interesse. Ook bij de Kongolese vredesakkoorden is de druk van de VS nooit ver weg geweest. De presidenten Kagame van Rwanda en Kabila van Kongo hebben mekaar zelfs de hand gedrukt. Washington is in Oost-Kongo, denk ik, er niet onmiddellijk op uit om de rijkdommen de gaan uitbaten. Maar het wil verhinderen dat ze in de verkeerde handen vallen of blijven. Je moet namelijk weten dat de economie in Oost-Kongo voor een groot deel gecontroleerd wordt door allerlei malafide netwerken rond en vanuit de Russische, de Oekraïense en Kazakse maffia. En dat zint de VS niet omdat ze er geen vat op heeft of kan hebben.
Kan je dat wat meer uitleggen?
Koen Vlassenroot: Sedert de implosie van de voormalige Sovjetunie zijn in de eerste plaats Russische piloten komen opdagen in het gebied. Zij waren de transporteurs van alles en nog wat. Vandaag is het zover dat de Russische (en andere) maffianetwerken ook afnemer zijn geworden van delfstoffen, zoals bijvoorbeeld coltan. Of in sommige gevallen zijn ze zelf de mijnexploitant geworden. Anderzijds zijn het ook zij die heel wat verbruiksgoederen, zoals zeep, het land invoeren en aan lage prijzen aan de man/vrouw brengen. Haast zonder winst. Dergelijke importactiviteiten vormen dan het middel bij uitstek tot witwassen van het makkelijk gewonnen geld uit de grondstoffen van Oost-Kongo. Ik wil hier ook benadrukken dat in mijn visie deze oorlog niet zijn oorzaak vindt in de economie. Of anders gesteld, dat de economie niet de verklaring vormt waarom er gevochten wordt. De economie van voor de oorlog verschilt niet fundamenteel van die van vandaag. Er is al jaren fraude en corruptie, er wordt al jaren geen belasting betaald. Nu gebeurt een en ander wel op een (veel) grotere schaal.
Je hebt het kennelijk niet zo begrepen op de ethiek in de handel?
Koen Vlassenroot: Toch wel, maar voor mij ligt de ethiek in de verbetering van de levensomstandigheden van de werkende Kongolees. Dus als er geageerd wordt tegen bepaalde bedrijven omdat ze goederen of grondstoffen opkopen waardoor er geld vloeit naar oorlogsbetrokken partijen, dan moeten we niet eisen dat die bedrijven hun handel stoppen en de regio verlaten. Nee, want dan ligt het terrein helemaal open voor de maffianetwerken en komt er een verdere en volledige criminalisering van de economie. Nee, er moet precies geijverd worden voor meer betrokkenheid, niet voor het economisch afsnijden. Investeringen moeten op een degelijke manier gebeuren, waar de werkende bevolking beter van wordt. Laat ons campagnes opzetten opdat er wel degelijk ethisch zou gewerkt worden, de OESO-richtlijnen hieromtrent blijven nogal vaag. Spa-er Dirk Vandermaelen heeft dan wel een interessant initiatief genomen.
Mijn stelling is dus dat de economie niet de directe oorzaak is voor het geweld in Oost-Kongo, maar dat deze oorlogseconomie er wel voor zorgt dat de oorlog blijft duren.
Kijk, het zijn meestal boeren die de ertsen opgraven en ze doorverkopen aan de ‘petits commerçants’, kleinhandelaars die naar de dorpen trekken met allerlei dagelijkse benodigdheden en er ook lokale productie op komen kopen. Op hun beurt verkopen ze deze zaken door aan de specifieke verzamelpunten (‘comptoirs’) in de stad. In Kivu worden die comptoirs meestal gerund door Rwandees gezinde Congolezen of rechtstreeks door Rwandezen zelf. Hier bevindt zich het doorgeefluik naar de wereldmarkt, die voor sommige zaken via Kazachstan verloopt. Dit is ook de plaats waar de oorlogsbetrokken partijen inkomsten halen. Soms slaan ze ook enkele stappen over en gaan ze rechtstreeks kopen bij de delver. Het gebeurt ook dat ze zelf mijnexploitant worden, zoals hier en daar het geval is waar ex-Hutu-gevangenen als arbeiders worden ingezet.
Mijn inschatting is dat de handel die onder de Rwandezen valt betrekkelijk georganiseerd is en dat de staatskas er toch iets beter van wordt. In het geval van Oeganda gaat het meer om persoonlijk gewin, denk ik, van belangrijke mensen rondom de president of uit de legerleiding en zelfs ook op lager niveau, waar het dan gaat om een vrachtauto bomen, of zo.
We waren vertrokken bij de politiek van de Verenigde Staten…
Koen Vlassenroot: Even herhalen, Washington is sterk geïnteresseerd en zoekt niet direct de rijkdommen te exploiteren, maar wil stabiliteit in Afrika en in Oost-Kongo. Stabiliteit is nodig om makkelijker greep te krijgen op het economisch gebeuren, om het makkelijker te kunnen controleren en uit de handen te houden of halen van de criminele sferen. In die zin is er dus Amerikaanse druk geweest op de buitenlandse actoren in het Kongolese conflict om hun soldaten terug te trekken. Ook de huidige president Kabila werd zwaar door de VS benaderd. Je kan niet zeggen dat hij een sterk figuur is, een machtsbasis heeft ie niet echt, maar een alternatief is er niet zo direct en hij lijkt wel enige greep te hebben op het leger. Ook Angola heeft kennelijk in dezelfde richting gewerkt. Zij hebben Kabila jr. onmiddellijk naar voren geschoven na de moord op vader Kabila.
We hebben het totnogtoe voornamelijk gehad over de buitenlandse actoren. Uw analyse zegt dat het in de eerste plaats toch gaat om een conflict met lokale invloeden en betrokkenen?
Koen Vlassenroot: Precies, beide niveaus spelen op mekaar in. Het lokale is verstrengeld met buitenlandse belangen, maar heeft zo z’n eigen oorzaken en dynamiek in de regio zelf. En daar kan de situatie nog alle kanten op. Er zijn twee fundamenteel verschillende scenario’s voor Oost-Kongo. Een brengt ons een herintegreren van de samenleving, het ander leidt ons naar een verdere ‘somalisering’.
Helemaal in het Noord-Oosten van het land zou je erg van desintegratie kunnen spreken. Het conflict om grond tussen de Hema en Lendu staat daar al geruime tijd op scherp. De Hema krijgen steun van Oeganda, de Lendu van Rwanda, maar ook sommige Hema-groepen hebben nauwe banden met Rwandezen en sommige Lendu-delen met Oegandezen.
In Noord-Kivu ook is er een grotere beweging zich aan het vormen, de TPD (‘Tout pour la Paix et le Développement’), die over meer dan 10.000 gewapende soldaten beschikt. De vice-gouverneur van Noord-Kivu is er een bestuurslid van. Zij krijgen steun van Rwanda. Deze gewapende groepen spruiten voort uit de zelfverdedigingsgroepen tegen de Rwandese Interahamwe sinds midden de jaren ’90.
Meer in het centrum van Oost-Kongo bij de Nanda, die voornamelijk handelaars zijn, zijn er heel veel fracties en heb je Mai-mai groepen.
In Zuid-Kivu zijn er tekenen van mogelijke toenadering tussen verschillende groepen, ook RCD-takken en Mai-mai, die eventueel uit kan monden in een nieuwe bredere beweging.
Een behoorlijke lappendeken dus.
Speelt de RCD nog een rol?
Koen Vlassenroot: Ik zeg het misschien nogal cru maar eigenlijk stelt de RCD niet veel meer voor. Er is een enorme verdeling opgetreden. Je hebt minstens vier verschillende RCD-groepen in het noorden. Verder heeft de RCD-Goma heel wat van haar invloed verloren, ze controleert nog de stad Bukavu, enkele andere steden en enkele verbindingswegen.
Ik moet hier toch ook wijzen op het conflict tussen Rwanda en Oeganda. Vergeten we niet dat beide landen herhaaldelijk recht tegenover mekaar stonden tijdens de gewapende conflicten in Kinsangani, waar de Oegandezen de verliezers waren. In Oeganda zelf is de situatie helemaal niet zo sereen. Er zijn verschillende rebellieën in het noorden. De verkiezingen van voor enkele maanden gaven nog een nieuwe ambtstermijn aan Museveni, maar zijn tegenstander, een ex-legerofficier die toch over heel wat populariteit beschikt, heeft het land verlaten via Rwanda. Naar verluidt zou hij in het noorden van Oeganda ook een rebellie hebben opgestart met steun van Kigali.
Je hoort dikwijls praten over de Mai-mai?
Koen Vlassenroot: Je kan niet spreken van dé Mai-mai. Mai-mai zijn een reeks spontane opstandbewegingen die groeiden vanuit de uitsluiting en het niet aan de bak kunnen komen. Ze hebben intussen al een hele evolutie doorgemaakt. Van eerder spontane beweging leenden ze zich voor militievorming in 1996, toen Kabila zijn opmars begon. Ze kregen een nieuwe impuls in ’98 met de opkomst van de RCD. Ze vonden/vinden steun in Kinshasa dat hen van wapens voorziet, omdat ze helpen de tegenstrever te destabiliseren. Die veelheid aan groepen is een realiteit, maar ze raken steeds beter georganiseerd en gecoördineerd. Je zou kunnen zeggen dat hun beweging rijper is geworden. Op verschillende plaatsen zijn ze echt op zoek naar banden met en steun van de boeren. Ze stellen hun eigen autoriteiten in, zoeken een eigen bestuur. De Mai-mai Padiri, bijvoorbeeld, controleert een gebied zo groot als België. Verschillende Mai-mai hebben politieke bureaus, ze zoeken op het openbaar toneel mee te spelen. Een gemeenschappelijke ideologische lijn zou je kunnen vinden in hun afwijzingen van buitenlandse inmenging. Sommige van hun leiders worden door de bevolking ook als een soort Robin Hood-figuren aanzien.
Leggen we de verschillende lagen van het conflict op elkaar, dan zien we de Interahamwe toch als een van de punten die er uit steken?
Koen Vlassenroot: Ja, en het is duidelijk dat Rwanda daar wel een punt heeft: het veiligheidsprobleem moet op de agenda staan. En misschien zitten we hier toch aan een begin van een oplossing. De Interahamwe die bij de Kongolese regeringstroepen was aangesloten wordt nu officieel naar Arusha in Tanzania (maar eigenlijk naar Rwanda) getransfereerd. Een tweede groep die (ontwapend) bij Mai-mai groepen zat (o.a. die van Padiri) wordt ook uitgestoten naar Rwanda. Je hebt dan wel nog een derde categorie die door niemand wordt gecontroleerd en een eigen structuur heeft bij de ALIR (‘Amis de la Libération du Ruanda’) en FDLR (‘Front Démocratique pour la Libération du Ruanda’). Dat Kigali blijft zoeken naar veiligheidsgaranties is dus wel normaal. Bovendien heeft Rwanda ook nood aan economische veiligheid. De Kivu-economie is in feite ‘natuurlijk’ gericht op het oosten, dus ook op Rwanda. Deze band is logischer dan die naar Kinshasa.
In het vredesoverleg wordt aan een 1+ 4 formule gedacht, een president met vier vice-presidenten. Kan dat werken?
Koen Vlassenroot: Ik vrees van niet. Enerzijds houdt zo’n formule alle ingrediënten in om paleisrevoluties of staatsgrepen bijna uit te lokken. De vier vice-presidenten zouden worden verdeeld over de niet Kabila-gelieerden: een voor Bemba, een voor RCD, een voor de politieke oppositie en een voor de civiele maatschappij. Maar zoals ik al zei stelt de RCD door haar onderlinge verdeeldheid niet echt meer iets voor. Verder is een figuur als Bemba moeilijk in te schatten. Hij kondigt aan niet aan vredesgesprekken te zullen mee helpen, komt dan toch opdagen, maar loopt snel weer weg… Hij is militair sterk geworden dank zij Oeganda, maar hij speelt wel z’n eigen spel: dat van een schatrijke handelaar. In die hoedanigheid wil hij wel graag met België en Frankrijk handelen.
De Belgische minister van buitenlandse zaken, Louis Michel, heeft de oppositie hier in Brussel bijeen geroepen en een politieke agenda met kalender opgesteld. Wat denk je daarvan?
Koen Vlassenroot: Ik geloof dat Louis Michel graag een actieve rol zou willen spelen in Kongo. Hij zou graag een doorbraak forceren, en ‘scoren’ met dit dossier. Het is ongetwijfeld zijn verdienste om getracht te hebben enige Europese aandacht voor Kongo op te wekken. Maar hij is daar niet echt in geslaagd. Tijdens het Belgisch voorzitterschap van de EU, vorig jaar, had ie natuurlijk af te rekenen met 11 september. Dat zal wel een en ander bemoeilijkt hebben.
Belangrijk hierbij is vast te stellen dat, wat de bemiddelingsrol betreft, Zuid-Afrika iedereen de loef afsteekt. Pretoria handelt volgens een principe waarbij gezocht wordt opdat Afrikanen zelf de oplossing zouden bewerkstelligen. Het Zuid-Afrika van Mandela had al voor een ‘soepele’ overgang tussen Mobutu en Kabila sr. bemiddeld. Vandaag wil Mbeki helpen om deals te sluiten die een vredesregeling op gang kunnen brengen. Hier speelt misschien wel enige regionale concurrentie mee, tussen Zuid-Afrika en Angola en Zimbabwe. Maar de Zuid-Afrikaanse regering wil toch het verschil maken. Ze stuurt ook 1.500 manschappen naar Oost-Kongo, om een vredesregeling te helpen faciliteren.
Is er dan nog een rol weggelegd voor België, of de Europese Unie?
Koen Vlassenroot: Jazeker. Ik zou pleiten voor een duidelijke aanwezigheid ter plekke in Oost-Kongo. Waarom zouden we niet sterk de repatriëring van de Interahamwe ondersteunen. Met uiteraard ook aandacht voor wat er in Rwanda zelf dan met hen zal gebeuren. Ik meen ook dat er iets moet gedaan worden aan de taken, opdrachten en de uitvoering van MONUC. Wat ze vandaag doen lijkt helemaal niet duidelijk en is volgens mij geen efficiënte inzet van buitenlandse middelen. We zouden beter volop lokale vredesinitiatieven steunen. Hierbij gaat het om zogenaamde ‘ateliers de paix’, bijvoorbeeld. We zouden kunnen de lokale bevolking helpen Mai-mai groepen onder sociale controle te krijgen. Hierbij weze iedereen wel op zijn hoede om niet de ‘verkeerde partijen’ te legitimeren.
Wat er zeker moet komen, volgens mij, is een grote regionale conferentie voor Oost-Kongo, waar zowel de lokale, nationale als de buitenlandse actoren (de buurlanden) moeten bij betrokken zijn. Een van de belangrijke punten hierbij is de economische integratie van de regio. Dat is nodig om de volledige criminalisering van de economie tegen te gaan. Zoals gezegd moet Rwanda hier garanties krijgen op vlak van veiligheid en op vlak van economische ontwikkelingsmogelijkheden. Vervolgens is er het stimuleren, het kansen geven aan de eigen verantwoordelijkheid van de lokale gemeenschappen. Het probleem is hier wel de erfenis van Mobutu. Er moet opgetornd worden tegen 30 jaar zonder echt onderwijssysteem, tegen 30 jaar zonder lokaal besluitvormingssysteem.
Je hecht toch veel belang aan de economie?
Koen Vlassenroot: De economie mag dan al, volgens mij, niet de rechtstreekse hoofdoorzaak zijn van het geweld, ze is wel medebepalend voor het verloop en het verlengen ervan. Over het geweld wil ik nog zeggen dat dit gewapend conflict toch niet rechtstreeks het massale dodenaantal eist zoals bijvoorbeeld in Sierra Leone. De grote massa doden in Oost-Kongo is er door de economische omstandigheden, die door de oorlog immens zijn verslecht. Grote aantallen mensen zijn omgekomen door honger, door uitputting, door totale verzwakking. Wie niet op de akker kan gaan werken kan ook niet oogsten.
(Uitpers, 4de jg., nr. 37, januari 2003)