Recent kwam het straatarme Zuidoost-Aziatische land Laos nog eens in het nieuws. De arrestatie en veroordeling van de twee persfotografen, de Belg Thierry Falise en de Fransman Vincent Reynaud samen met hun Amerikaanse gids Naw Karl Mua, brachten het totaal vergeten land terug in de belangstelling.
Het moet al van het einde der jaren zestig zijn en de strijd om de zogenaamde Kruikenvlakte dat het land nog zoveel besproken werd in de internationale media. En als toen is de waarheid het grootste slachtoffer, naast natuurlijk de Laotianen zelf. Maar in wezen lijken die van weinig of geen tel voor deze "verdedigers"van de mensenrechten.
Leve de mensenrechten
De boodschap van de verzamelde media was simpel: Falise en Reynaud wilden de vervolging van de Hmong, een sterk gediscrimineerde en met uitroeiing bedreigde bevolkingsgroep door het dictatoriale Laotiaanse regime in beeld brengen. De Laotiaanse overheid arresteerde hen alleen om reden dat zij de onderdrukking van deze vrijheidstrijders in beeld brachten. Waarbij zij daarna allen geheel ten onrechte tot 15 jaar cel veroordeeld maar dankzij diplomatieke druk onmiddellijk vrijgelaten werden.
"Wij hebben ons doel bereikt. Als we niet waren opgepakt, dan had de Hmong-etnie nooit al die internationale aandacht gekregen" wist Thierry Falise te melden in De Standaard van 22 juli dit jaar. En in Humo van 5 augustus klinkt Falise zo "…de Hmong, een minderheid van een paar tienduizend mensen die diep in de jungle leven. Ze worden door het communistische regime onderdrukt, omdat ze tijdens de Vietnamoorlog aan de zijde van de Amerikanen vochten, tégen de pro-Vietnamese Pathet Lao… de Hmong willen de terugkeer van de monarchie en voeren een – heel beperkte – guerrillaoorlog tegen het communistische regime." En Time magazine sprak van "vrijheidsstrijders" waarbij Time-journalist Andrew Perrin het in zijn tijdschrift op 30 juni 2003 aldus stelde: "… een militaire campagne gelanceerd door de communistische leiders van Laos om de Hmong uit te roeien. En wat is de onvergetelijke fout van deze groep? Samenwerken met de VS in de jaren zestig tijdens de Vietnamoorlog…. Uiteindelijk, en zolang de internationale gemeenschap niet bereid is om actie te ondernemen tegen het regime in Vientiane (hoofdstad van Laos, nvdr.), zullen deze vrolijke marxisten verder kunnen doorgaan met moorden."
Ook Amnesty International en internationale journalistenorganisaties als de Franse Reporters sans frontières en het in New York gebaseerde Committee to Protect Journalists lieten zich in praktisch diezelfde toon uit. "De Hmong, een etnische minderheid, in Laos, vochten samen met de Amerikanen gedurende de Vietnamoorlog…" stelde Amnesty International op 25 juni 2003 in een verklaring over de zaak.
De boodschap is dus duidelijk: Hier is een gigantische volkerenmoord bezig tegen vrijheidsstrijders wiens enige misdaad is in het verleden met de VS te hebben samengewerkt voor het verdedigen van de vrijheid. Een boodschap die duidelijk vooral richting Washington is gericht en daar uiteraard een makkelijke voedingsbodem kan vinden. En als die organisaties van journalisten en Amnesty International dat zeggen hoeft er zelfs helemaal niet meer getwijfeld te worden. Hier is actie vereist.
Of is dit misschien toch niet echt de waarheid en worden hier feiten en fictie zodanig onder elkaar gemengd dat men er een grote leugen van maakte? Een vraag die na wat grondig onderzoek met een grote JA dient beantwoord te worden.
Bewust of niet maar Falise en Reynaud hebben zich laten misbruiken in het kader van de strijd van enkele meer dan dubieuze figuren die in het verleden voor hun eigen gewin tienduizenden Laotianen opofferden. En als Falise en Reynaud niet wisten waar ze mee bezig waren dan is hun kennis van de regio na jaren verblijf daar wel heel pover. Wisten ze waar ze mee bezig waren dan is het nog erger, dan zijn ze medeplichtig aan een oorlog die reeds decennia in het straatarme land wordt gevoerd door moordzuchtige krijgsheren. De boven geciteerde verklaring in De Standaard lijkt te wijzen op dit laatste.
Een straatarm lappendeken
Om de huidige problematiek van Laos en de Hmong te begrijpen dienen wij terug te keren in het verleden. Vooreerst is Laos een wat rare creatie van de geschiedenis en een lappendeken van allerlei etnieën waarvan de voornaamste de zogenaamde Laagland Lao is die ongeveer de helft van de bevolking uitmaakt. Bovendien wonen er meer van die Lao in bijvoorbeeld Thailand dan in Laos zelf. Andere minderheden zijn onder meer de Khmu, Hmong (ook Meo of Miao genoemd) en de Yao. Het land is verder totaal geïsoleerd en voor zijn buitenlandse contacten praktisch geheel afhankelijk van Thailand ofwel Vietnam. Een Belgisch zakenman met meer dan twintig jaar ervaring en verblijvend in de regio ziet het aldus: "Het is een feodaal land zonder enig groot economisch belang. De hoofdstad bestaat in wezen uit een paar geasfalteerde straten met de rest aardewegen." Het land leeft feitelijk van giften en kredieten komende uit het buitenland. Eigen inkomsten zijn er praktisch niet. Volgens een studie van december 1999 waren stortingen van familie wonende in het buitenland in de regio omheen Vientiane, het enig ietwat dichtbevolkte gebied in het land, goed voor 28% van de gezinsinkomens tegen 25% van landbouw, 22% van lonen en 18% komende van handel en nijverheid. Ook de overheid is geheel afhankelijk van buitenlandse hulp. Zo verklaarde vice-premier Thongloun Sisoulith in april van dit jaar in het Laotiaanse parlement dat de inkomsten van de voorbije zes maanden goed waren voor 953,8 miljard kip (108 miljoen euro). De uitgaven daarentegen bedroegen in diezelfde 2.492,9 miljard kip (284 miljoen euro). Zonder financiële steun van buitenlandse regeringen, het IMF, de Wereldbank of de Aziatische Ontwikkelingsbank kan Laos dan ook moeilijk overleven. De voornaamste bron van inkomsten van het land naast giften en kredieten zijn de uitgaven komende van toeristen. Zo waren er in 2002 officieel 735.662 toeristen die zorgden voor 113 miljoen euro aan inkomsten tegen 104 miljoen in 2001. Een andere belangrijke bron van inkomsten is de levering van elektriciteit aan Thailand via de waterkrachtcentrale Nam Theun. Waarbij er concrete plannen zijn om dit uit te breiden en ook gelijkaardige energie te verkopen aan Vietnam. Terwijl andere landen in de regio als Thailand, Vietnam en zelfs Cambodja zich economisch ontwikkelen tot een productiebasis voor producten voor de Europese, Japanse en Amerikaanse markten blijft Laos geheel achter. Hoewel de groei officieel in de periode 1988-2001 gemiddeld een mooie 7% bedroeg. Qua ontwikkelingsniveau zit het echter op dezelfde hoogte als de minder ontwikkelde Afrikaanse landen.
Thailand de lastige buur
Een van de grote problemen van Laos is zijn veelal erg moeilijke relatie met Thailand. Gezien de slechte en moeilijke wegverbindingen met Vietnam is het land voor het overgrote gedeelte van zijn buitenlandse handel aangewezen op de wegverbinding over de rivier de Mekong met de Thaise zeehavens bij Bangkok. Niet alleen logistiek een probleem maar ook en vooral een politiek gevaarlijke zaak. Zo voerde Thailand eind de jaren tachtig plots restricties in op de transithandel richting Laos. Internationaal rechterlijk verboden maar gezien de steun die Thailand toen genoot van de VS kon dit zonder enig protest van de buitenlandse media of de internationale diplomatie georganiseerd worden.
De relatie van Laos met Thailand is in het verleden altijd het grote probleem geweest. Dit in tegenstelling tot die met Vietnam die veelal probleemloos verliep. Reeds snel na de eenmaking van het land onder prins Fa Ngum als Lane Xang (Het Koninkrijk van de Miljoenen Olifanten) in 1353 ontstonden er problemen met de Thaise vorsten waarbij beiden wel eens elkanders hoofdsteden aanvielen. Toen de Fransen in 1893 het land annexeerden was het trouwens verworden tot niet meer dan een verzameling vazalrijkjes onder controle van de Thais. De annexatie was trouwens het gevolg van een verdrag tussen Frankrijk en het toenmalige Siam, nu Thailand. Ook na de onafhankelijkheid van Frankrijk in 1953 bemoeiden de Thais zich regelmatig met de voortdurende burgeroorlog in Laos. Duizenden Thaise huurlingen vochten trouwens aan de zijde van de Amerikanen in Laos. Een inmenging die ook na het einde van de Vietnamoorlog in 1975 bleef voortduren.
Het is pas in 1991 dat de relaties tussen beide landen grotendeels zijn genormaliseerd en Thailand actie onderneemt tegen van op haar grondgebied opererende gewapende groepen. Zo arresteerde het Thaise leger in februari 1993 18 Hmongs waarvan 4 in het bezit waren van een Amerikaans paspoort. Ook werden sindsdien met medewerking van het Hoog Commissariaat voor de Vluchtelingen van de VN en met Amerikaanse goedkeuring enkele tienduizenden Laotiaanse vluchtelingen terug huiswaarts gestuurd. Wel blijven de relaties tussen beide staten nog steeds regelmatig onder spanning staan. Zo overvielen een groepje Laotiaanse rebellen onder leiding van een zekere Soulivong Savang op 3 juli 2000 vanuit Thailand de Laotiaanse grenspost van Chong Mek, gelegen op de weg tussen de Thaise stad Phibun en het Laotiaanse Pakse, waarbij zij zes doden maakten. Achteraf konden de daders ongehinderd naar Thailand ontsnappen.
Ook blijven nog een goede 20.000 Laotiaanse vluchtelingen over in Thailand die zich, toen Thailand begon met het terugsturen van de vluchtelingen, vooral hebben teruggetrokken op de gronden van de boeddhistische tempel Wat Tham Krabok in centraal Thailand. De Thaise overheid poogt hen daar trouwens weg te halen en wil de harde kern van een 14.000 Hmong eind dit jaar naar een legerkamp in centraal Thailand sturen weg van het tempelasiel van Tham Krabok. Eerst wilde het Thaise leger hen echter overbrengen naar Nakhon Phanom, pal aan de Laotiaanse grens. Tot woede van Laos die luid protesteerde. Het is vooral via deze Thaise vluchtelingenkampen dat de oude krijgsheren uit de Vietnamoorlog hun strijd pogen voort te zetten.
Ruzies onder clans
De Hmong zelf zijn zowat de laatste etnie die in Laos op het toneel verschenen. Zij verhuisden in de negentiende eeuw tijdens de periode van de Chinese Taiping rebellie vanuit de Zuid-Chinese provincies Yunnan, Guizhou en Guanxi als gevolg van de steeds groeiende druk van de Chinezen. Daarbij vestigden zij zich in Laos, Birma, Vietnam en Thailand en leven traditioneel op hoogten rond de 1000 meter. Ze beoefenen veelal een primitief soort van landbouw waarbij een bepaalde plek in het woud wordt afgebrand die dan voor enkele jaren wordt bewerkt tot die grond onvoldoende vruchtbaar wordt en men een nieuwe plek aansnijd. Ze zijn traditioneel animist en worden geregeerd door dorpshoofden, clanleiders en sjamanen, hun priesters. Hun loyaliteit, zeker nog tot in het recente verleden, ligt dan ook veel minder bij welke nationale regering dan ook maar eerder bij hun eigen leiderschap. Opmerkelijk bij de Hmong is het wijd verspreide geloof in een soort Messias, een mythische koning die hen zou bevrijden. Toen ze nog vooral in China zaten van het Chinese juk en daarna van andere vijanden als de Fransen. Zo was er de van 1918 tot 1921 durende revolte van Patchai Vue, een Hmong uit het noorden van Vietnam die in opstand kwam tegen de lokale autoriteiten en zo ook tegen de Franse heersers. Ook deze voelde zich door God gezonden om zijn volk te bevrijden. Zijn opstand die zich vooral in Laos situeerde en gericht was tegen de hoge Franse taksen werd door de Fransen op gruwelijke wijze neergeslagen.
Ondanks die moeilijke relatie met de Fransen ging een deel van het Hmong leiderschap in Laos met de Franse bezetters collaboreren. De oorzaak was de strijd om de macht binnen de Hmong. De Hmong worden door de Chinezen Miao genoemd, een voor de Hmong beledigende term, waarvan dan later de tot ongeveer 1980 in de Westerse media gebruikte naam Meo werd afgeleid. Tussen de Lo en Ly clans, de twee grote Hmong clans in Laos, ontstond eind de jaren dertig een ruzie over wie de nieuwe lokale chef ging zijn in opvolging van de in 1935 overleden Lo Bliayao. Dit werd door de Fransen arbitrair aan Ly Foung gegeven die in 1939 werd opgevolgd door zijn zoon Touby, een man die aan Franse scholen had gestudeerd. Tot grote woede van bepaalde leden van het Laotiaanse hof en leden van de Lo-clan. Na interventie in 1935 was immers onder druk van prins Phetsarath bepaald dat na het overlijden van Ly Foung hij zou worden opgevolgd door Lo Faydang, tweede zoon van Lo Bliayao. Om zo die clanruzie bij te leggen. Prins Phetsarath was jarenlang vice-koning en Eerste-Minister onder het koloniale regime en veruit de belangrijkste politieke figuur in Laos uit die periode. Daarbij is op te merken dat Ly Foung gehuwd was geweest met May, de favoriete dochter van Lo Bliayao en Lo Faydang en Touby Ly Foung dus neven zijn. Wel bleek dit een erg ongelukkig huwelijk en pleegde May zelfmoord door een overdosis opium te nemen. Toen in 1945 de Fransen Indo-China poogden te heroveren gingen Lo Faydang samen met zijn clan en prins Phetsarath dan ook in het anti-Franse maquis en koos Touby Ly Foung de kant van de Fransen.
Touby Ly Foung zou vanaf 1939 door Parijs rijkelijk beloond worden door de controle te krijgen over de opiumhandel in die regio. Traditiegetrouw was opium een belangrijke bron van inkomsten voor het Franse koloniale regime in Indo-China. Belang dat toenam als gevolg van de Franse nederlaag in 1940 tegen Duitsland. Frans Indo-China geraakte hierdoor immers van Franse fondsen geïsoleerd en moest dus meer zelfbedruipend zijn. Ook viel de controle van het Franse parlement weg. Onder Touby Ly Foung groeide de opiumproductie bij de Hmong in Laos sterk en eind de Tweede Wereldoorlog was die reeds meer dan verdubbeld tot ongeveer 40 ton per jaar. Voor de verdere distributie kon men rekenen op het netwerk van vooral Corsicaanse gangsters en het milieu in Marseille. Zeker na W.O. II toen ook in Italië de Maffia terug meer vrij spel kreeg.
Naar oorlog onder Hmong
De Franse interventie in deze clanstrijd binnen de Hmong betekende echter het begin van een zwaar en zeer dodelijk conflict binnen deze groep. Waar voorheen dergelijke tegenstellingen zonder veel herrie werden opgelost escaleerde dit vrij snel. Vroeger ging de verliezende clan gewoon elders wonen daar er immers grond genoeg was. Dit escaleerde sterk toen in 1946 de Fransen terug de controle over Laos en Vietnam poogden te krijgen en daarbij Touby Ly Foung en zijn clan uitgebreid van wapens voorzagen. Deze poogde hiermee zijn rivaal Lo Faydang uit te schakelen maar dat mislukte. Met als gevolg dat Lo Faydang met zijn medestanders als prins Phetsarath in Vietnam contact zochten met Ho Chi Minh. De burgeroorlog in Laos was een feit en de Hmong zouden al naar gelang de clan bijna gedwongen worden kant te kiezen voor een van beide partijen. Het gevolg was een massaslachting onder de Hmong die vele tienduizenden mensenlevens eiste tot de oorlog in 1975 min of meer stopte.
Toen de Fransen in 1954 het toneel verlieten en de Amerikanen de strijd tegen het Indo-Chinese nationalisme overnamen dienden de Amerikanen uit te kijken naar een nieuwe Hmong leider. De in 1919 geboren Touby Ly Foung bleek immers geen zin meer hebben om verder te vechten en koos in Laos de kant van de neutralisten. Die nieuwe vechtjas werd uiteindelijk gevonden in de in 1929 geboren Vang Pao, schoonzoon van Touby Ly Foung en in 1947 als tolk toegetreden tot de bérets rouges, een Franse speciale anti-verzetseenheid. Met alle mogelijke drukkingmiddelen begon Vang Pao aan de uitbouw van een vooral uit Hmongs bestaand leger dat de Amerikanen van dienst moest zijn. Dorpen kregen de boodschap dat ze moesten samenwerken met Vang Pao en de VS. Deden ze dat dan kregen ze regelmatig gratis voedsel en eventueel andere hulp en een goede prijs voor hun opium. In ruil moesten zij dan wel soldaten leveren voor het leger van Vang Pao. Werkten zij niet mee dan werden zij beschouwd als behorend tot de vijand, zijnde de Pathet Lao en de Hmong Resistence League van Lo Faydang. En dat betekende regelmatige massabombardementen op hun dorpen door de Amerikaanse luchtmacht en dus dood en vernieling. De keuze was veelal snel gemaakt.
Opiumhandel
Uiteraard kreeg Vang Pao daarbij de controle over de lucratieve opiumhandel en zette daarbij in Long Cheng zelfs een laboratorium op om de opium te verwerken tot de uiterst giftige en verslavende heroïne. Long Cheng was tijdens gans deze periode echter ook het lokale hoofdkwartier van de CIA die van daar de Amerikaanse militaire operaties in het land dirigeerde. Overal in de regio werden kleine landingspistes gemaakt om de opium op te halen. De Corsicaanse vliegtuigen uit de Franse periode verdwenen en in de plaats kwamen die van Air America, een in Taiwan gevestigde luchtvaartonderneming van de Amerikaanse toen gepensioneerde generaal Claire Lee Chenault en zijn Chinese echtgenote Anna. Een man gekend van de Flying Tigers uit WO II toen die zorgden voor de bevoorrading van de Chinese troepen van Chang Kai-Shek in hun strijd tegen de Japanners. In wezen echter was Air America toen een door de CIA gecontroleerde luchtvaartmaatschappij. Anna Chenault zou trouwens nauw samenwerken met Henry Kissinger en toenmalig presidentskandidaat Richard M. Nixon bij het saboteren van de vredesonderhandelingen in Parijs tussen de Amerikaanse president Lyndon B. Johnson en Noord-Vietnam op het einde van de jaren zestig. Wat mee zorgde voor de verkiezingsoverwinning van Nixon. In 1967 richtte Vang Pao met geld van de CIA en USAID, de Amerikaanse regeringsinstelling voor ontwikkelingshulp, Xieng Khouang Air Transport op die de opiumtransporten gedeeltelijk van Air America overnam. Wat betekent dat de Amerikaanse regering zelf via Amerikaanse ontwikkelingshulp meebetaalde om de Verenigde Staten te bevoorraden met heroïne. Een product dat onnoemelijk veel leed veroorzaakte in de VS en elders. Onder Vang Pao groeide de opiumkweek nog verder aan en in 1968, toen Vang Pao’s macht haar hoogtepunt had bereikt, was de geschatte opiumproductie van Laos ergens tussen de 100 en 150 miljoen ton.
Vang Pao is hier trouwens niet het enige geval. Zo runde de Chinees Li Wenhuan, een vroegere generaal uit het leger van Chang Kai-Shek, in diezelfde periode eveneens met steun van de Amerikaanse regering een grote heroïnehandel vanuit Birma en het noorden van Thailand. De man stierf ongemoeid gelaten op 6 december 1999 in zijn luxueuze villa in de Thaise stad Chiang Mai. En ook recent blijken er nog connecties te zijn tussen de Amerikaanse regering en drughandelaars. Zo is er het geval van de Iran-Contra affaire waar sommige betrokken buiten hun werk voor de CIA eveneens drughandelaars bleken. En er is het geval van de beruchte Vladimiri Montesinos, het vroegere hoofd van de Peruviaanse veiligheidsdienst SIN. Toen hij eind 2000 samen met Peruviaanse president Alberto Fujimoro ten val kwam bleek hij niet alleen tot kort ervoor de voornaamste agent van de CIA in Peru te zijn maar ook nauw betrokken geweest te zijn bij de Colombiaanse cocaïnehandel. Wat de CIA uiteraard wist. En ook in het twee jaar geleden door de VS veroverde (?) Afghanistan is de drughandel onder hun toezicht hernomen zodat het nu het grootste productiecentrum voor opium ter wereld. Het is dan ook erg cynisch dat de VS op dit ogenblik de beschuldiging van drughandel tegen Noord-Korea gebruiken om dat land met geweld te bedreigen.
De nederlaag en exodus
Belangrijk is ook te weten dat gans deze Amerikaanse interventie in het land officieel niet bestond. Sinds de akkoorden van Genève van 1962 tussen de VS en de Sovjet-Unie was Laos officieel een neutraal land en mocht de VS er alleen nog aan ontwikkelingshulp doen. Air America beweerde dan ook slechts voedseldroppings te doen. Ook het Amerikaanse parlement en bevolking werden uiteraard van deze oorlog in het ongewisse gelaten. Dit terwijl Laos gewoon werd plat gebombardeerd. Amerikaanse regeringsbronnen hebben het daarbij over een totaal van 2,1 miljoen ton bommen welke door de VS over het land werd uitgestrooid. Evenveel stellen die bronnen als de Amerikaanse luchtmacht gebuikte in de Tweede Wereldoorlog. Zoals in Vietnam ging vanaf 1968 ook in Laos de toestand voor de VS militair steeds meer achteruit. Het leger van Vang Pao, een goede dertigduizend man sterk, werd gedecimeerd en de druk op de dorpen om steeds meer kanonnenvlees te leveren nam gestaag toe. Zo citeerde het tijdschrift de New Yorker in 1968 Edgar Buell, een der Amerikanen direct betrokken bij de Laotiaanse operaties van de CIA: "Onlangs slaagden we er in om opnieuw 300 mensen te rekruteren. Dertig percent daarvan waren 14 jaar oud of zelfs minder. Tien ervan waren zelfs nog geen tien jaar. Dan was 30 percent 15 of 16 jaar met het resterende 40 percent ouder dan 45. Rekruten tussen de 16 jaar en 45 waren er niet meer want die waren allen al dood." Het verhaal dus van de kindsoldaten van Vang Pao en de CIA.
Begin 1975 hield de Amerikaanse regering en dus ook Vang Pao het in Laos voor bekeken. Vang Pao vluchtte via Thailand naar de VS waar hij nu leeft in Santa Anna in de staat Californië, ongemoeid gelaten ondanks zijn drugsverleden. De oorlog duurde vanuit Thailand op een veel lager niveau tot het begin der jaren negentig nog voort. Maar in juli 1994 werd Vang Pao in Thailand persona non grata verklaard door de lokale autoriteiten. Terwijl voorheen reeds andere aanhangers werd gearresteerd en naar de VS uitgewezen
Schattingen houden het totale aantal doden van het conflict in Laos op een 108.000 en het aantal vluchtelingen op 395.000. Daarvan heeft een 55% zich elders buiten Thailand kunnen vestigen waarvan 30% in de VS. Dit op een totale Laotiaanse bevolking van iets boven de 4 miljoen. De meeste vluchtelingen zochten hun heil in Thailand, de VS, Frankrijk en Australië. Ongeveer 30% van de Laotiaanse Hmong zijn gevlucht naar Thailand en vandaar veelal naar elders. Opmerkelijk daarbij is dat ze in de VS erg geconcentreerd leven in de staten Californië, Minnesota en Wisconsin waar ze dan weer samenhokken in specifieke districten als Maplewood, een gemeente in het noorden van de stad St. Paul in Minnesota.
Op dit ogenblik leven er in Laos ongeveer 400.000 Hmong. Sommigen daarvan zijn herplaatst op lager gelegen gebieden, wat bij sommigen onder hen onvrede uitlokt. Lo Faydang, de oude verzetsheld en hoofd van de Lo-clan, maakte onder het nieuwe regime promotie en werd zelfs ondervoorzitter van het parlement. Andere Hmong brachten het tot gouverneur, minister, parlementslid of districtsleider. Stellen als een bepaalde pers deed dat de Hmong gediscrimineerd worden is dan ook een ongenuanceerde overdrijving. Het vergt een meer evenwichtigere benadering en de Hmong worden zeker niet meer gediscrimineerd in Laos als bijvoorbeeld elders, ook in de VS.
Een doodlopend straatje
Ondanks de eis van Vang Pao aan zijn volgelingen om de strijd in Laos verder te zetten is zijn guerrilla grotendeels uitgestorven. Afgaande op de verhalen dit jaar van Thierry Falise en Vincent Reynaud en die voorheen van Andrew Perrin in Time krijgt men de indruk dat datgene wat overblijft een snel uitstervend desperate groep is. Levend van een lang vervlogen hoop op een eigen Hmong staat geleid door Vang Pao verblijven nog hoogstens een paar duizenden volgelingen in de jungle, hongerlijdend, zwaar ziek en amper bewapend. Het vermoeden is daarom dat sommige van de af en toe in Laos uitgevoerde aanslagen op Westerse toeristen of publieke plaatsen eerder gevoerd worden door groepen opererend vanuit Thailand en gedirigeerd vanuit de Verenigde Staten door Vang Pao.
Buiten de groep van Vang Pao is er ook nog Chao Fa, de Heren van de Hemel, tot 2000 geleid door een ex-officier van Vang Pao, Pa Kao Her. Een man met een messianistische visie die lang werkte vanuit het gebied omheen Phu Bia, de hoogste berg in Laos. Hij werd in onopgehelderde omstandigheden in oktober 2002 in Thailand vermoord. Waarbij het zeer sterk opvalt dat binnen de Amerikaanse Hmong gemeenschap niemand de Laotiaanse regering als daders aanwees. Voor sommige Hmong moesten de daders eerder gezocht worden in de omgeving van Vang Pao. Zijn rivaal Pa Kao Her wou immers blijkbaar vrede sluiten met Thailand en Laos. Wat van deze groep overblijft wordt nu geleid door een zekere Van Tsswc Cim die zichzelf ziet als de reïncarnatie van Jezus. Die dan na het Israëlische volk te hebben gered in een nieuwe gedaante is verschenen om dat nog eens netjes over te doen voor de Hmong.
De nu 74-jarige Vang Pao werkt ondertussen via een serie groepen als de Vang Pao Foundation, een in de VS bij een bepaald milieu gerespecteerde stichting, het United Lao Front en het Hmong Liberation Front. Met de belofte het land te bevrijden poogt hij vooral bij de Hmong in de VS geld in te zamelen. Daarbij echter werd hij in Californië beschuldigd van afpersing en misbruik van sociale fondsen. Zelf ontkent hij enige betrokkenheid bij de moordaanslagen op onder meer Westerse toeristen in Laos. Wel is het duidelijk dat Vang Pao in bepaalde milieus nog steeds goed geïntroduceerd is. Zo werd een aantal jaren geleden Cha Vang, een van de zonen van Vang Pao, op zeker ogenblik zelfs benoemd tot speciaal adviseur van Norm Coleman, toenmalig burgemeester van St. Paul, en nu Republikeins senator in Washington DC. Wel is het duidelijk dat de invloed van Vang Pao over de Hmong in de VS zeer verzwakt is. Ook lijkt er sprake van verdere fragmentatie van de beweging. Zo trok een door aanhangers van Vang Pao georganiseerde betoging rond de arrestatie van Naw Karl Mua slechts 200 mensen. Ook andere acties worden nog met moeite gevolgd. Zo werd een door de supporters van Vang Pao georganiseerde nationale petitie tegen de verdere normalisering van de relaties van de VS met Laos door amper 2.500 personen ondertekend. Dit terwijl er op dit ogenblik een geschatte 300.000 Laotianen leven in vooral de VS en Frankrijk. Een groot deel van de Hmong in het buitenland verzet zich trouwens steeds openlijker tegen de politiek van Vang Pao en zijn volgelingen. De meeste Hmong lijken echter het verleden liefst te vergeten en te werken aan een toekomst in hun nieuw vaderland.
Geen pastoor als een ander
Wel is er dit jaar in Laos een merkbare toename van gewapende aanvallen en is er natuurlijk de plotse belangstelling van de media voor het probleem. Gewone burgers en buitenlandse toeristen lijken hier het enige doelwit. Dit terwijl er in 2001 en 2002 in het land geen aanslagen werden gemeld. Zo werden in februari van dit jaar twee Zwitserse fietsers vermoord en waren er een serie overvallen op bussen en bomaanslagen aan busstations waarbij in totaal een twintigtal mensen omkwamen. Met onder meer als gevolg dat de Amerikaanse ambassade in Laos een officiële reiswaarschuwing gaf voor bepaalde delen van het land. Hoewel met officieel 370 verkeersdoden in 2002 verkeersonveiligheid een veel gevaarlijker probleem is dan deze aanslagen. Het toerisme, een der voornaamste inkomsten voor het straatarme land, heeft dan ook flink te lijden van die plotse toename van het geweld die duidelijk vanuit de omgeving van Vang Pao en zijn vroegere aanhang georganiseerd wordt. Hoewel Vang Pao met alle klem elke betrokkenheid bij deze aanslagen ontkent.
En dan was er in mei van dit jaar het artikel van Andrew Perrin in Time die in januari voor het eerst contact wist te krijgen met de in de jungle overlevende resten van Vang Pao’s leger. Het waren de schokkende foto’s van die reportage die Vincent Reynaud en Thierry Falise er toe aanzetten om ook hun fotoverhaal te maken. Beelden als dit zijn immers vrij exclusief, schokkend en dus goed te verkopen.
Het is duidelijk dat zij contact zochten met de groep rond Vang Pao voor het maken van hun reportage. Hun gids Naw Karl Mua mag dan naar de buitenwereld voorgesteld worden als een simpele protestantse dominee die toevallig voor zijn pastoraal werk in Thailand was en daar even toevallig die journalisten tegenkwam, de waarheid is echter wat minder onschuldig. Zo vochten zowel zijn vader als twee broers in het verleden in het leger van Vang Pao. In 1977 ontvluchtte hij Laos waaruit hij reeds in 1978 vertrok naar Frankrijk. In 1985 vestigde de nu 44-jarige Naw Karl Mua zich bij zijn familie in St. Paul in Minnesota waar hij, vooraleer in 1990 dominee te worden, eerst werkte als boekhouder. En aangezien hij voor de twee fotografen als gids optrad wist hij blijkbaar waar het legertje van Vang Pao zich ophield en hoe ze moesten worden gecontacteerd. Bovendien moest hij voor die volgelingen van Vang Pao voldoende betrouwbaar zijn om hem met zijn fotografen te ontvangen. Het lijkt dus logisch dat hij in Thailand vooral verbleef als contactman tussen Vang Pao en diens in de jungle achtergebleven aanhang.
Naw Karl Mua voert ook regelmatig politiek getinte acties rond de problemen van de Hmong in Laos. Zo ging Naw Karl Mua na zijn vrijlating samen met Stephen Vang, een man uit de entourage van Vang Pao, naar Genève om er hun versie van het verhaal te geven over de Hmong in Laos aan VN-commissies voor de mensenrechten daar. Daar Vang Pao en zijn bekendste luitenants in Thailand niet meer openlijk kunnen werken is het logisch dat ze minder opvallende figuren sturen. En wat is minder opvallend dan een pastoor van de Light of Life Lutheran Church uit St. Paul die wat komt prediken onder zijn geloofsgenoten en ‘goede werken’ doen. Dat men in Laos wat huiverig is voor dat soort Evangelische predikanten en strikt controle houdt op de ongeveer 20.000 protestantse gelovigen in het land is dan ook logisch. Wie weet hoe sommige protestantse predikanten tijdens de Vietnamoorlog meewerkten met het CIA-leger kan daar amper over verbaasd zijn. Bekijk maar hoe in de meeste landen van de NAVO, waaronder België, moslimorganisaties in de gaten worden gehouden en soms zelfs verboden.
Normale handelsrelaties
De reden voor die plots stijgende activiteit rond Laos en de Hmong moet echter niet ver gezocht. Begin dit jaar immers diende de regering van de Amerikaanse president George W. Bush bij het parlement een voorstel in om de handelsrelaties met Laos te normaliseren en het land de status van Normal Trade Relations (NTR) te geven. Nu zijn er in de wereld nog vier landen die niet over de NTR status met de VS beschikken en dat zijn Libië, Cuba, Noord-Korea en Laos. Het is duidelijk dat Laos in dit lijstje niet thuishoort. De VS heeft na haar nederlaag in Indo-China trouwens nooit haar diplomatieke betrekkingen met dat land verbroken. En Vietnam en Cambodja beschikken zelfs over het nog voordeliger statuut van Most Favored Nation (MFN) met de VS. Normalisatie met Laos lijkt dan ook logisch.
Vang Pao en zijn aanhang zijn natuurlijk onmiddellijk begonnen met een actie hiertegen en hebben daarbij de steun van een aantal senatoren en volksvertegenwoordigers als Norm Coleman. Anderen zoals volksvertegenwoordigster Betty McCollum (Democraat), evenals Coleman uit Minnesota en eveneens goede contacten onderhoudend met de Hmong in haar regio, zijn dan weer voorstanders van het NTR statuut voor Laos.
Op dit ogenblik is de export van Laos naar de VS goed voor amper een 8 miljoen dollar. Een gevolg vooral van het feit dat het gemiddelde invoertarief voor Laotiaanse goederen in de VS nu 45% bedraagt. Wat elke handel en dus vestiging van exportgerichte industrieën onmogelijk maakt. Onder het regime van NTR wordt dat invoertarief voor Laotiaanse goederen echter gemiddeld 2,6%. Een duidelijk verschil dat indien Laos het NTR statuut krijgt grote invloed gaat hebben op de economische ontwikkeling van het land. Het kan mogelijk zo uit zijn meest extreme armoede raken. Sinds Cambodja in 1996 het NTR statuut kreeg zijn er in dat land 160.000 jobs gecreëerd in de exportgerichte industrie en werd het procentueel zelfs de snelst groeiende uitvoerder naar de VS.
Wel lijkt het plan van Vang Pao hier te mislukken. Zo liet het Amerikaans ministerie van Buitenlandse Zaken ten tijde van de polemiek rond de twee persfotografen fijntjes weten dat mensen die Laos bezoeken zich ook dienen te houden aan de wetten van dat land. Ook blijft de Amerikaanse regering verder vasthouden aan haar voorstel van NTR voor Laos. De Amerikaanse Handelsverantwoordelijke Robert Zoellick ging zelfs nog een stap verder en stelde voor dat de drie vroegere Franse kolonies, Vietnam, Laos en Cambodja, lid zouden worden van de Wereldhandelsorganisatie. Wat de economie van Laos eindelijk een echte industriële basis en zo meer welvaart kan bezorgen. Een nachtmerrie voor de Vang Pao’s.
Nuttige idioten?
Het is duidelijk dat Vang Pao dit allemaal wil verhinderen en Laos in een staat van armoede wil houden. Hij heeft de oorlog verloren maar is duidelijk niet de man om dit allemaal achter zich te laten. Wie de persberichten van groepen als Hmong Human Rights Watch en de Lao Human Rights Council leest ziet niet alleen veel totaal onzinnige beweringen als die over biologische wapens als Gele Regen maar vooral een haat tegen de overwinnaars.
Falise, Reynaud en ook Amnesty International hebben zich blindelings voor de kar van deze heren laten spannen. De kar van de oorlog en voor het bestendigen van armoede en miserie in Laos. Wat ogenschijnlijk een strijd voor de mensenrechten is is feitelijk juist het omgekeerde. Het probleem van de overblijvende rebellen van Vang Pao kan onmiddellijk opgelost worden de dag dat Vang Pao zijn volgelingen oproept de wapens neer te leggen en de nederlaag te aanvaarden. Dit wil Vang Pao echter niet want dan is zijn oorlog gevoerd vanuit zijn Californische villa voorbij. En daarom gebruikt hij dit zielig groepje als pionnen in een luguber spel van haat wegens een ooit geleden nederlaag. Hun lijden is voor Vang Pao een noodzaak.
De arrestatie van de twee fotografen en Naw Karl Mua was dan ook goed nieuws voor Vang Pao & Co. Daarbij valt het op dat de twee fotografen waarschijnlijk aan hun arrestatie waren ontsnapt had die groep met Naw Karl Mua hen niet aan de politie verraden. De twee fotografen waren na het incident immers apart gaan reizen en het was pas na de arrestatie van de Naw Karl Mua en zijn begeleiders dat ook de twee fotografen in de cel belanden. Voorheen waren ze alleen voor ondervraging opgepakt. Waarom en hoe heeft die groep Reynaud en Falise verraden? Het was hun arrestatie die zorgde voor nooit geziene publiciteit voor Vang Pao en zijn groep. Mede hierdoor kon Naw Karl Mua ook aan een jarenlange cel of erger in Laos ontsnappen. Het is immers erg twijfelachtig dat zonder de arrestatie van de twee fotografen de media in Europa of elders veel aandacht hadden besteed aan de zaak. De arrestatie van Falise en Reynaud was dus in wezen een gouden opportuniteit voor Vang Pao & Co die de zaak ook direct in zijn voordeel poogde te gebruiken. Nooit sinds 1975 kreeg hij zoveel publiciteit voor zijn zaak.
Uiteraard is Laos een éénpartijstaat, is er corruptie en is een schrijnend gebrek aan persvrijheid. Maar wat dan met bijvoorbeeld Singapore waar de stokoude Lee Kuan Yew sinds de onafhankelijkheid elke oppositie tegen zijn persoon onmogelijk maakt en kritiek in de lokale pers, die trouwens geheel eigendom is van de regering, al die tijd onbestaande bleef. En het is op dit vlak in de regio ver van de enige boosdoener.
Dat twee journalisten die reeds jaren in de regio verblijven zich zo voor de kar van Vang Pao lieten spannen en klinkklare nonsens verkopen is een getuige van hun gebrek aan professionaliteit. Dat Amnesty International met haar decennia lange ervaring, grote geldmiddelen en uitgebreide staf zich door Vang Pao laat gebruiken is schokkend en is feitelijk onaanvaardbaar. Zo publiceert Amnesty verhalen over het mogelijks folteren van de vier samen met de journalisten en Naw Karl Mua gearresteerde Hmong. Dat er tijdens dat incident met die Hmong groep een politieman, een zekere Phao en vader van drie kinderen, werd vermoord is voor Amnesty International, Falise, Reynaud of de andere luid over mensenrechten schreeuwende media helemaal geen nieuws. Het lot van die achterblijvende weduwe en haar drie kinderen is voor Amnesty en de anderen blijkbaar van weinig of geen tel. Alleen het Laotiaanse weekblad Le Rénovateur wist voor zover geweten dat aspect van het nieuws te melden. Maar ja, in Laos is er dan ook perscensuur, hier is er persvrijheid.
Schandalig noemde Time journalist Andrew Perrin het dat Laos steeds maar wegraakt met moord.
Het feit dat Naw Karl Mua betrokken is bij de activiteiten Vang Pao en dus geen onschuldig ogend pastoor was, bleek geen opmerking waard in de vele media die over de zaak berichten. In elke rechtstaat de naam waardig zou Mua wegens zijn betrokkenheid bij die moord ongetwijfeld tot een zware effectieve gevangenisstraf zijn veroordeeld. Ook in de VS zou een man met een dergelijke achtergrond hard zijn aangepakt. En mensen als Falise en Reynaud die getuige waren van een moord en het onderzoek hiernaar duidelijk tegenwerkten zouden ook elders hiervoor worden vervolgd. De moord op een politieman is immers geen gewoon misdrijf. Het arme Laos echter kon niets anders dan ze onmiddellijk huiswaarts sturen. Haar rechtssysteem diende aangepast aan de noden van de buitenlandse druk. Een buitenland waar zonder veel kennis van zaken niet veel meer dan aan sfeerschepperij werd gedaan. Ook hierover geen opmerking van de om mensenrechten schreeuwende media of van Amnesty International. Arme landen hebben duidelijk weinig of geen rechten.
(Uitpers, nr. 46, 5de jg., oktober 2003)
Verdere lectuur:
The politics of heroin in Southeast Asia – Alfred W. Mc Coy (Harper Torchbooks)
Chine-Birmanie: Histoire d’ une guerre secrète – 1949-1954 – Richard Sola (Sudestasie)
The Yellow Rainmakers – Grant Evans (Verso Editions)
Le Laos: Strategie d’un Etat tampon – Christian Taillard (Territoires Reclus)
Quand l’opium finançait la colonisation en indochine – Chantal Descours-Gatin (l’Harmattan)