Walter Lotens en Anne Van den Bril, vermomd als Neckermanntoeristen, ontdekken de mooie en minder mooie kant van Lanzarote en van het eilandtoerisme.
Een zwartgeblakerd toeristisch speelgoedje in de Atlantische Oceaan, een vulkanische molshoop van 60 bij 20 kilometer. Dat is Lanzarote. Samen met Fuerteventura één van de kleinere broertjes van de Canarische eilandengroep voor de Afrikaanse kust. Vanuit de lucht bekeken lijken de twee mini maanlandschappen wel een voortzetting van de Westelijke Sahara, omhoog geduwd uit de diepte van de oceaan. De levante, de stof aanvoerende aanvoerende Saharawind doet er vaak van zich spreken. Deze twee vuur- en woestijneilanden zijn het grillige resultaat van een woeste vulkaanuitbarsting miljoenen jaren geleden.
Ook de geschiedenis van Las Islas Canarias is grillig. Eeuwenlang blijft de archipel naar binnen gekeerd. Afrika en Europa blijven buiten bereik. De Genuese avonturier Lancelote Mallocello landt in het begin van de veertiende eeuw op het eiland en geeft er zijn naam aan. Pas later arriveren de Spanjaarden, die de Islas Canarias op niet erg vriendelijke wijze bij het Iberische schiereiland voegen.
In 1856 komt het eerste, zeer dure toerisme op gang. Vanuit Liverpool vaart een stoomboot van de Pacific Steam Navigation Company voor het eerst naar de Canarische eilanden. De eigenaar heet Thomas Cook en hij organiseert reizen voor zijn gefortuneerde landgenoten. Honderdzestig jaar later landen Anne en ik met Thomas Cook op de moderne luchthaven van Arrecife. Thomas Cook is nu een gigant van een touroperator, ook voor de gewone mens zoals wij. De luxueuze ruimte doet niet vermoeden dat de Canarische eilanden nog tijdens de Franco-dictatuur het armste gebied van Spanje waren. Tot halverwege de 20ste eeuw waren de meeste Lanzaroteños kleine boeren en vissers. Vele eilandbewoners zochten lotsverbetering in Latijns-Amerikaanse landen. Vooral Venezuela, maar ook Cuba scoorden goed. Pas in de jaren zestig komen de eerste toeristen genieten van de ruige charme van ‘de zwarte parel van de Canarias’. Het is slechts in 1982 dat de Canarische Eilanden hun lang verbeide autonomie met een eigen parlement en president verwerven.
In de afgelopen vijfentwintig jaar steeg het aantal toeristen van 30.000 tot 1,8 miljoen per jaar. Dat is niet weinig. De migratierichting wordt in die periode omgekeerd. Avontuurlijke, werkzoekende Latinos zakken in groten getale af naar de Islas Canarias. Chartervluchten van zowat alle Europese bestemmingen landen er heel het jaar door aan de lopende band. Dit heet massatoerisme en daar maken we, anno 2006, even deel van uit. Samen met de zevenhonderd miljoen anderen die jaarlijks – langdurig of kortstondig – over de aardbol bewegen.
Neckermann en Iberostar
“In naam van Pegasus, Neckerman en Thomas Cook danken wij u voor het vertrouwen,” klinkt het zeemzoeterig door de micro. Ik maak mijn veiligheidsriem los en kijk nog even rond. Hoewel Lanzarote ook een triatlonparadijs is, bespeur ik in mijn omgeving geen atletische gestalten à la Rutger Beke en Luc Van Lierde. Ik zie enkele jonge koppeltjes met zeer kleine kinderen, maar de meeste passagiers lijken eerder op weg of zijn al in hun derde leeftijd. In een vliegtuigwip van ongeveer vier uur winnen hun gerimpelde en winterse gezichten ineens meer dan twintig graden bij. Plus als toemaatje De Nieuwe Gazet en een Neckermannrugzakje. Misschien zitten er wel overwinteraars onder hen? De thermometer blijft in de winter immers rond een aangename twintig graden hangen en bereikt pas hartje zomer waarden van rond de dertig graden.
De senioren slepen moeizaam hun zware koffers van de bagageband. Lekker even laten verwennen in een viersterrenhotel tegen last minute tarieven. Zij zijn er klaar voor. Eén week all in. Heerlijk toch? Of niet soms? Wait and see.
Wij, undercover Neckermanntoeristen, weten nog niet zo goed wat ons te wachten staat. Het is onze eerste kennismaking in de wereld van de georganiseerde reiswereld. Wij zijn bewust in een ander toeristisch circuit gestapt dat we alleen kennen van schreeuwerige vierkleurendrukfolders, vakantiesalons en verleidelijke websites. Noem het een studieronde of een duikbootoperatie naar de belevingswereld van de doorsnee Neckermanntoerist. Ik voel me niet alleen klant, maar ook een kleine Gunter Walraff die clandestien binnendringt in het hart van de grootste big business ter wereld. De reissector is immers goed voor een omzet van 500 miljard dollar per jaar en 200 miljoen banen. Ze vertegenwoordigt elf procent van de wereldeconomie. Meer dan de olie- en auto-industrie.
“Buenos días. Ik heet Céline en ik ben uw Neckermann-gids,” begroet een geel geüniformeerde dame ons zeer professioneel glimlachend in de aankomsthall. “De bus naar uw hotel wacht buiten op u. Fernando Guapo is uw chauffeur.” Twee woorden Spaans voor de couleur locale en dan snel verder in het vertrouwde Frans of Nederlands. Zo hoort het om de veilige environmental bubble intact te houden. Deze term van de Canadese socioloog Eric Cohen verwijst naar de omgevingsluchtbel met de geur van het vertrouwde waarin de meeste toeristen zich verplaatsen. Hoe sterker de geur van frieten en Mc Donalds hamburgers, hoe veiliger dit soort reizigers zich voelt, want hoe minder groot het risico van een cultuurshock wordt. De reiskriebels van deze zeer grote groep worden bij gebrek aan een goede gezondheid, tijd, durf of verbeelding ingevuld door een touroperator die een kant-en-klaar-en-alles-inbegrepen formule voorstelt.
“Wilt u een vulkaan beklimmen, op een kameel rondrijden, aan een jeepsafari deelnemen of een duikcursus volgen? Wilt u liever fitnessen in het wellness center (met Turks bad, aromatherapie en hydromassage), saunaën, darten, tafeltennissen, sjoelbakken, volleyballen, tennissen, squashen, zwemmen of gewoon lekker luieren rond de swimmingpool? Er is voor elk wat wils,” benadrukt onze dapper glimlachende gastvrouw Céline Neckermann. “Ons animatieteam staat klaar om u een aangename week te bezorgen.”
Welcome to the club, begroet Els ons, een andere Vlaamse dame van wie het gezicht weinig arbeidsvreugde vertoont. Ze werkt aan de receptie van het Papagayo hotel. Deze viersterrenmastodont van de Spaanse hotelketen Iberostar ligt helemaal op de zuidpunt van Lanzarote, dichtbij playa de Papagayos waar Lancelote Mallocello landde. Het heeft een oogverblindend uitzicht op de rotsige kustlijn en op de contouren van het zustereiland Fuerteventura. Lancelot, zie ik, is ook de naam van het restaurant waar heel de week uitvoerige buffetten klaar staan. Heerlijke geuren komen ons tegemoet.
Met een behendig gebaar wikkelt Els een geel lintje rond onze linkerpols. Door deze snelle ingreep behoren wij ook ineens tot de all in club. “Ik laat maar een beetje ruimte,” grapt zij, ” want… een hele week eten en drinken à volonté laat misschien sporen na.” Over centen wordt niet meer gesproken. Die werden al opgehoest voor vertrek. Welk financieel kluwen er achter dat gele lintje schuilgaat, is onduidelijk.
“Ik hoop dat ik hier ook een boterham met filet américain kan eten, want van al dat Spaans gedoe moet ik niet veel hebben,” klinkt het ferm uit een brutale Antwerpse mond. De environmental bubble moet voor die kieskeurige dame duidelijk meer dan Belgische frites bevatten.
Na die forse uitsmijter van deze bazige koning klant besluiten Anne en ik om voortaan alleen Spaans te spreken. Dat wekt enige verbazing. Niet in het minst bij het hotelpersoneel dat ons professioneel in het Frans, Duits of Engels begroet. Vooral het boek dat Anne leest trekt de aandacht. Heel wat Spanjaarden kennen “De schaduw van de wind” van Carlos Ruiz Zafón. Iwan, een oudere kelner met strenge bril, is van Barcelona en kent het boek en de locaties daarin goed. Ook de achtergrond van Lanzarote is hem niet vreemd. “Vijfentachtig procent van de Lanzaroteños werken in de toeristische sector. En dan zijn er nog heel veel van buiten het eiland, zoals ik,” legt Iwan de kwetsbaarheid van het eiland bloot. Heel de zuidkant wordt in razend tempo volgebouwd met vakantiedorpen en nieuwe hotels. De bouwstop van 1990 werd in 2004 opgeheven en nu gaat het hard en …duur. Huisjes van 300.000 euro zijn eerder regel dan uitzondering. Wie gaat dat betalen? Engelsen, Fransen of… jullie misschien,” lacht Iwan. “Eilandbewoners kunnen aan de zuidkant niet meer wonen. Het personeel van Iberia-hotel Papagayo moet nu al pendelen vanuit het goedkopere binnenland. Bovendien zijn alle producten op het eiland 30 à 40 procent duurder dan op het continent. Zo is drinkwater bijvoorbeeld een zeer duur product omdat het eerst met veel moeite en met behulp van ontziltingsinstallaties uit zeewater wordt gewonnen.”
Het Canarische eilandbestuur zet alles in op de reissector. Toerisme als ‘monocultuur’ dus. Dat is gevaarlijk. Als de prijzen blijven stijgen verdwijnen Neckermann en Iberostar zonder twijfel en scrupules van Lanzarote, op zoek naar goedkopere bestemmingen als Turkije, Tunesië, Cuba en Brazilië. Bye, bye paradijselijke Islas Canarias! En dan blijven de Lanzaroteños en de andere Canarios alleen achter met hun zwaar belastende luxe. Wie gaat al die jacuzzi’s, bubbelbaden en ander fraais nog gebruiken? En dan verschijnen de bordjes met se vende. Niet uit welvaart, maar uit pure noodzaak. De massale reiskaravaan is intussen al verder getrokken. Wuivende palmbomen, heerlijke temperaturen en grillige lavagrond zijn vooralsnog vervangbaar en dus niet opgewassen tegen de logica van de vrije markt. Dat gebeurde onder meer op het Venezolaanse La Isla Margarita. Ik zag het met eigen lede ogen aan.
César Manrique
De man die aan de basis lag van de bouwstop is de kunstenaar César Manrique. Samen met een grote groep toeristen bezoeken we zijn wonderlijk huis in Tahíche, net in het geografische centrum van het eiland. De parking van wat nu een museum is, staat hartstikke vol. Deze duizendpoot – hij was schilder, architect, beeldhouwer, designer, monumentenverzorger en ecoloog – stierf in 1992, maar heeft overal op Lanzarote zijn artistiek visitekaartje achtergelaten.
In 1968 bouwde hij in de grotten en blazen van een lavastroom een extravagante domicilie, die bekend werd in heel de wereld om zijn creatieve grilligheid. Met stijgende verbazing en bewondering lopen we rond in de knusse woning waar binnen buiten is en buiten binnen. Natuur en cultuur leven hier in perfecte harmonie. Dat is de boodschap van de ecoloog in de kunstenaar Manrique, die nu verder verspreid wordt door een Stichting die na zijn dood werd opgericht. Anne trekt foto’s aan de lopende band en ik koop voor weinig geld een aantal historische en ecologische studies over het eiland zoals Manrique het zag.
Eigenlijk heeft Manrique heel Lanzarote een magic touch meegegeven. Een dagje rondrijden in een huurauto is meer dan voldoende om daarvan overtuigd te worden. Overal heeft Manrique kunstwerken en speciale accenten geplaatst, die het vulkanische karakter van het eiland op een niet opdringerige manier benadrukken. Goede voorbeelden zijn de geheimzinnige grottenwereld van Jameos del Agua, het indrukwekkend kleurenspel in de Cueva de los Verdes, een vulkanische grot, en de idyllische, haast meditatieve tuin met ongeveer 10.000 cactussoorten in een verlaten steengroeve bij Guatiza. Op de achtergrond houdt een gerestaureerde windmolen de wacht als een aandenken aan het Lanzarote van weleer. Op de noordpunt van het eiland maakte Manrique de Mirador del Rio van waar je een uniek uitzicht hebt op het kleine bewoonde eiland la Graciosa en de Atlantische Oceaan. De zee, de kliffen en de rest van het landschap lijken vanuit de beschutte ruimte boven een steile afgrond bijna een filmdecor. Het is een Manrique room with a view om u tegen te zeggen. Ook op deze plek is het idee om architectuur en landschappelijke kenmerken op elkaar af te stemmen op overtuigende wijze tot uitdrukking gebracht.
Het grillige nationale park Timanfaya van de Montañas del Fuego (‘vuurbergen’) is allicht het absolute hoogtepunt van een bezoek aan het eiland. Tussen 1730 en 1736 vonden er de grootste vulkaanuitbarstingen uit de geschiedenis van Lanzarote plaats. De gloeiende lava verspreidde zich over een oppervlakte van zo’n 174 km², die vervolgens bedekt werd met een dikke laag vulkanische as. Niet minder dan 25 kraters en meer dan 100 caldeiras of vulkaankegels kun je zien in Timanfaya. Het restaurant en de souvenirwinkel midden in het park dragen de toepasselijke naam El Diablo. Hier werd een oven aangelegd die door de hitte van de onderaardse vulkaan wordt opgestookt. Tien meter onder de grond heersen temperaturen van – jawel – zeshonderd graden. Manrique tekende ook voor dit ‘duivelswerk’. De logo van een diablo met drietand en een navelstreng die uit de hete ingewanden van de aarde lijkt te komen is overal aanwezig.
Het visioen van Manrique was het creëren van een ‘totaalkunstwerk Lanzarote’ waarin mens en natuur symbiotisch samengaan. Als economische grondslag voor de welstand van het eiland streefde hij een ‘elitair toerisme’ na op een van bebouwing en bewoning bespaard gebleven eiland. Hij ijverde voor een doordachte ruimtelijke ordening en wist een algemeen reclameverbod te realiseren. Als beschermer van het landschap en de traditionele architectuur
werd Manrique vaak onderscheiden in heel de wereld. Dank zij zijn onverdroten inspanningen verkreeg Lanzarote in 1993 – jammer genoeg na Manriques dood – de benaming ‘Beschermde Biosfeerzone’ van de Unesco.
Dertien jaar later lopen wij via een prachtige zeepromenade naar de gloednieuwe jachthaven Marina Rubicón bij Barrugo aan de zuidkust. Hij is nog gloednieuw en wordt druk bewandeld. Overal verrijzen hotels, luxe restaurants, mondaine winkels, laagbouwwoningen, autoverhuurdiensten en immobiliënkantoren uit de zwarte grond. Een eenvoudig witgekalkt huisje valt duidelijk uit de modieuze toon. “Hier was ooit een strand,” staat er in het Spaans Engels en Duits op de zijmuur van de verloren gelopen visserwoning. Ik praat even met de eigenaar die me een folder in de hand drukt. Het is het verhaal van veel politiek gesjoemel rond bouwgronden.
“De meerderheid van de dorpsbewoners waren tegen de aanleg van de nieuwe haven, maar de nieuwe ‘markiezen’ van Berrugo hebben ons hier verdreven,”zegt de man op leeftijd verbitterd. “Dat is de prijs die wij betalen voor de zogenaamde moderniteit. Ik alleen ben gebleven.”
Ik kijk met andere ogen naar de nieuwe jachthaven. Beantwoordt deze plek met alles erop en eraan aan de regels van de door Unesco beschermde biosfeerzone? Ik betwijfel het. Van één ding ben ik vrijwel zeker: bij het zien van al dat dubieus fraais zou César Manrique zich zeker omgekeerd hebben in zijn graf.
Het wordt hoogtijd om ons geel polsbandje in te leveren.
(Uitpers, nr 103, 10de jg., november 2008)