Steven Geirnaert, Foto Vélo, Gedachten en impressies uit 20.000 km Azië, Gent, 2011, eigen beheer, 223 blz. ISBN 9789090258133
‘Dagenlang fietsen in het niets. Enkel wij en weidsheid’. Het zijn maar enkele van de vele ‘dunne’ zinnetjes, die vaak in kleine letter dan nog, dit boek optillen tot een niveau dat ver uitstijgt boven de doorsnee schrijfsels van een stel wereldfietsers. Foto Vélo is een lees- en kijkbelevenis, of andersom, voor wie niet mee op de fiets heeft gezeten.
Er wordt veel gefietst. Ook grenzeloos. De jaarlijkse fiets- en reismarkten waarop tweewielerfanaten hun exploten komen voorstellen liegen er niet om. Het voorjaar is rijk aan wat voorbij is en wat nog komen gaat. Uitgerekend op dat ogenblik verschijnt Foto Vélo van de twee fietsers Heidi Renwa en Steven Geirnaert. Niet alleen door het formaat is dit reisboek anders geworden. Steven had mij vorige winter al eens gebeld en gevraagd hoe hij een publicatie van hun fietstocht moest aanpakken. Hij stuurde mij een voorproefje van beeld en tekst en ik was toen al onder de indruk. ‘Doen,’ zei ik en zij deden het op de moeilijkste manier: in eigen beheer. Het boek opent met een kaart waarop de route aangeduid staat. Tussen Debrecen (Roemenië) en Shangai (China) fietsten zij van 1 augustus 2009 tot 27 juli 2010 een halve wereldbol of ongeveer 20.000 km bij elkaar via Roemenië, Bulgarije, Turkije, Iran, Pakistan, India, Nepal naar China. Wanneer het echt niet anders kon, namen zij trein, bus of boot en dat geven zij dan ook zeer eerlijk aan met een stippellijn.
De dubbele blik
Steven Geirnaert die tekent voor foto’s, tekst en lay-out noemt het boek bescheiden een verzameling van’ impressies en gedachten’, die ogenschijnlijk kriskras door elkaar werden geplaatst. Zo opent het boek met een indringende foto van een man met een schaap op de rug die in de lens kijkt. Achter hem, ietwat onscherp, volgt een vrouw met witte hoofddoek. Op de volgende pagina staat een eindeloze foto van een weg – nu snap je meteen het formaat – waarop twee fietsen en Heidi staan. De fotograaf is aanwezig met zijn blik naar de oneindigheid. Het kan volgens mij geen toeval zijn dat dit de twee openingsbeelden van het boek zijn. Het is voor mij de illustratie van wat zij zijn en doen: langeafstandfietsers met een dubbele blik. Eerst komt ‘de andere’ in beeld en dan pas ‘de helden’ van het verhaal. Dit boek gaat dus over Azië (en haar bewoners) en pas in tweede instantie over Steven en Heidi die in dat continent rondrijden. Steven en Heidi zijn dus geen Kuifjes in Azië, voor hen is dat werelddeel geen geschikt en fotogeniek decor om hun eigen exploten extra in de verf te zetten. Dat is de benadering die je al te veel aantreft in de stapels reislectuur, ook in de literair betere publicaties, waarin de auteur al te nadrukkelijk aanwezig is. Het is deze stijl die trouwens ook gepromoot wordt via televisieprogramma’s die (fragmenten of landen van) de Derde Wereld slechts in beeld brengen als het label ‘Goedele Liekens’ of ‘Jan Leyers’ eraan vast hangt. Hoofdzaak wordt bijzaak en andersom. Die valkuil weten Steven en Heidi te omzeilen omdat zij op een zeer evenwichtige manier hun dubbele blik hanteren: de herder met schaap is zeker even belangrijk als hun fietsavontuur. De auteur en fotograaf focussen niet alleen op de fietsen of op de schoonheid van de natuur en de belangrijkheid van culturele artefacten, maar heeft ook oog voor alle uitingen van de mens die in dat landschap rondloopt. Je kijkt niet alleen met je ogen, maar ook met wat je als kennis in je achterhoofd meedraagt. Dat is de dubbele blik van waaruit beide fietsers kijken.
Kleine filosofie van de fietser
En dat natuurlijk het hart en het lichaam van iemand als Steven vol is van het fietsen mag en kan natuurlijk niet ontbreken. Vele korte passages zijn evenveel éloges aan het fietsen als reis- en, bij uitbreiding, levenshouding. ‘Met de fiets zit je constant in het schouwspel en mag je zelfs meespelen. Niet dat er op het platteland altijd iets spectaculairs te beleven valt. Geen wereldwonder of achtbaan dus, maar je maakt er wel kennis met de achterkamers van het land, weg van de schijnwerpers.’ (p. 12) Heidi en Steven genieten op de fiets van de vrijheid die dat voertuig hun elke dag biedt (‘Hoera, we kunnen overal naartoe. Op elk kruispunt kun je opnieuw kiezen. De zee of de bergen. Deze vrijheid zorgt voor een absoluut zalig leeg hoofd.’(p. 16) En er is ook de eenvoud van deze manier van reizen: ‘Het enige wat je nodig hebt, zijn twee fietsen, eten en een tent.’ (p. 16) Of even verder: ‘Tegelijk word je al fietsend geconfronteerd met de volstrekte nietigheid van je eigen bestaan. Inderdaad, twee fietsende kruimels op de rok van het universum.’ (p. 35) Soms maakt het fietsen ook andere gevoelens los, vooral dan bij het fietsen in een Aziatische grootstad. ‘Bang en schuchter op de fiets stappen heeft geen zin. Daarom: kaken op elkaar, billen toe, middelvinger in aanslag. Voorrang voor de durver.’ (p. 102)
Onderkoeld
De auteur (ondertussen een man met lange fietsbaard) vindt het ook niet nodig om zijn ego op te poetsen door een reeks van ‘sterke verhalen’ neer te zetten. Op een bijna onderkoelde manier – zijn stijl benadert bij momenten een Engelse zegging – vertelt hij over hun zware vergissing om bij onweer met de fiets door een van de grootste zoutmeren ter wereld te trekken of over die bijna vechtpartij met een boze automobilist. Het gevaar dat op hen, ‘rijke’ toeristen’, loert in Baluchistan, de rotsblokken waaronder zij bijna terechtkwamen, de uitdrogings- en uitputtingsverschijnselen waarmee Steven in een Indisch ziekenhuis belandt, de gebroken trapas en de vele, vele lekke banden. Dat kom je allemaal terloops te weten, maar die gebeurtenissen worden niet ‘uitgemolken’. Op een droge manier, het is voor beide fietsers duidelijk part of the game, heeft hij het over ontberingen. ‘Fietsen in de bergen is afzien, zweten of bevriezen, maar je komt er naast de mooiste plekken ook dikwijls jezelf tegen.’ (p. 112). Ook zijn commentaar bij de eigen foto’s getuigt van diezelfde stijl: ‘Niet enkel mensen nemen het openbaar vervoer. In Pakistan zit je vaker naast een geit dan naast een vrouw.’ (p. 99). Ook de ontmoeting met de andere komt aan bod. Zoals zijn gesprek (via het vertaalprogramma op zijn pc) met een Iranese jonge die weg wil uit zijn land. De volgende nacht slapen ze bij ultraconservatieve, maar overvriendelijke aanhanger van het regime en ontvangt ons met open armen: ‘Hij is een warme papa en ontvangt ons met open armen. Hij bespeelt ’s avonds de Iraanse sitar en steelt mijn hart.’ (p. 77)
Over reizen
Reizen doet je ook veel vragen stellen over het dubbelzinnige karakter van het fenomeen ‘reizen’. Ook die vragen gaat Steven niet uit de weg. Hij wijst zelf op het tegenstrijdige van het eigen gedrag in hun benadering van ‘wij en de anderen’: ‘Ook bij het weerzien van fietsers, die we eerder in Iran al waren tegengekomen, plooien we volledig terug in een wereld van bekenden met dezelfde waarden en visies. (…) Het is een confronterend gevoel: enerzijds probeer je zoveel mogelijk peen te staan voor de cultuur en de mensen van het land waarin je reist, anderzijds richt je jezelf, waar kan, zo vlug mogelijk naar gelijkgezinden.’ (p. 175)
Dit zijn zeer eerlijke observaties die elke reiziger kan maken, maar die zeer weinig op de eigen analysetafel worden gelegd. Voor velen is reizen niets meer dan het zich verplaatsen naar een of ander backpackers paradise waar dan in een exotisch kader als decor de eigen vertrouwde omgevingsluchtbel lekker aanwezig blijft.

Tegen de mainstream in
Foto Vélo is een zeer authentiek boek dat tegen de mainstream van toeristische publicaties ingaat, maar dat vooral door de magische kracht van zijn foto’s kans maakt om een groter publiek aan te trekken. Ook op het vlak van uitgave – in eigen beheer- gaat deze publicatie tegen de mainstream in. Ik ben benieuwd of de twee fietsers er zullen in slagen financiële scheuren in hun broek te vermijden. Deze publicatie verdient het alleszins. Foto Vélo is een lees- en kijkbelevenis, of andersom, voor wie niet mee op de fiets heeft gezeten. Daarvoor zorgt duizendpoot Steven Geirnaert die zo’n goede foto’s heeft afgeleverd dat je soms zou vergeten de kleine tekst erbij te lezen en dat zou jammer zijn.
(Uitpers nr. 130, 12de jg., april 2011)