Guy Poppe, Land zonder staat, Congo 50 jaar onafhankelijk, Borgerhoff&Lambrights, 2010, 256 blz. ISBN 9789089311078, prijs: 24,95 euro
In de maand waarin Congo 50 jaar geleden onafhankelijk werd, verschijnt het tweede boek van ex-vrt radiojournalist Guy Poppe. Een land zonder staat is niet zomaar een van de vele vaak emotionele en koloniaal gekleurde publicaties die nu het daglicht zien. Na zijn De boom waarnaar men stenen gooit (1) graaft Poppe deskundig verder in de bewogen en vaak niet zo fraaie Belgisch-Congolese geschiedenis van de voorbije vijftig jaar. Dit is geen Congoverhaal van een koloniale ambtenaar, zoals Jef Geeraerts er één was, maar het relaas van een kritische journalist die terugblikt en deskundig achtergronden blootlegt.
Ainsi, le Congo nouveau que mon gouvernement va créer sera un pays riche, libre et prospère. Je vous demande à tous d’oublier les querelles tribales qui nous épuisent et risquent de nous faire mépriser à l’étranger.
Dit is een hoopvolle passage uit de historische rede die de kersverse Kongolese premier Patrice Lumumba uitsprak op de onafhankelijkheidsdag ten overstaan van de Belgische gezagsdragers, inclusief de jonge koning Boudewijn die zich onder dat onverwacht verbaal geweld zeker niet lekker moet hebben gevoeld, te meer niet omdat een snode slimmerd de dag tevoren al zijn sabel uit de open praalwagen had gestolen. De toekomstvisie van Lumumba werd niet waargemaakt, integendeel. Het werden, zo schrijft Poppe, vijftig jaar van burgeroorlog, muiterijen, rebellieën, huurlingen, moordpartijen, dictatuur, uitverkoop van rijkdommen, Ebola, opstanden, economische plundering, ingestorte kopermijnen, smokkeldiamanten, bloed aan onze gsm, kannibalisme, verkrachtingen en honderdduizenden ontheemden en vluchtelingen. In deze ene zin van zijn inleiding vat de auteur eigenlijk zijn boek samen: één grote puinhoop.Zorgvuldige opbouw
Land zonder staat is natuurlijk veel meer dan een opsomming. Het onderscheidt zich van Poppes vorige boek door de zorgvuldige opbouw vanuit een dubbele invalshoek. Het eerste deel, ‘Het relaas’, waarin de auteur de geschiedenis van 1960 tot op vandaag weergeeft, is opgedeeld in tijdseenheden: de moeilijke beginfase, de eerste vijf jaar tot generaal Mobutu definitief zijn gezag vestigt, de periode vanaf 1965 wanneer hij zijn alleenheerschappij vorm geeft, tot 1990 wanneer hij daarvan afstand doet. Vervolgens het tijdperk tussen 1990 en 1997 wanneer het land zijn weg uit het moeras zoekt en tenslotte het lange laatste decennium onder Laurent Kabila en na diens dood onder zijn zoon Joseph met de verkiezingen van 2006 en de huidige postelectorale situatie.
In het tweede deel “De achtergrond” maakt Poppe de stand van zaken op van de relatie tussen de twee landen. Hij heeft het uitvoerig over de vuile rol van België in de moord op Lumumba. Op 17 januari 1961 wordt Lumumba door Mobutu uitgeleverd aan de secessionisten van Katanga. “Kongo’s sterke man weet perfect wat er staat te gebeuren en dat gebeurt dan ook: na een wrede martelsessie komt Lumumba voor een Katangees vuurpeloton. Naast Tshombe en enkele van zijn ministers wonen ook Belgische leger- en politieofficieren, die in zijn dienst staan, de terechtstelling bij. De Belgische regering die perfect op de hoogte is van welk lot er Lumumba in Elisabethstad te wachten staat, doet niets aan de transfer om de executie te beletten. Integendeel, tot op het laatste ogenblik dringt ze bij Mobutu aan om de afgezette premier aan Katanga over te dragen.” (p. 42) Poppe benadrukt ook het belang van de Einzelgänger journalist Ludo De Witte die Moord op Lumumba schreef, een boek dat blijkbaar eerst moest worden gemaakt voordat de Kamer het initiatief nam om de Lumumba-commissie op te richten. Mobutu schrikt niet terug voor een gruweldaad. Zo vertelt de auteur dat de verslagen Mulele, die gevlucht was naar Congo-Brazzaville met de belofte van amnestie terug de rivier over komt. “Er wacht hem tijdens de overtocht een triomfantelijke ontvangst met champagne en kaviaar, maar eenmaal aan de andere kant slaat de stemming om. Op bevel van Mobutu valt Mulele een gruwelijke behandeling te beurt. Hij wordt gefolterd en op 3 oktober 1968 geëxecuteerd. Zijn lijk wordt in de rivier gegooid.”
(p. 183)Les biens mal acquis
Poppe schetst in dit deel verder ook een beeld van de belangrijkste K(C) ongolese protagonisten (Lumumba, Tshombe, Mobutu, Mulele, Laurent Kabila, Tshisekedi en Bemba), maakt onder de titel ‘Het neokolonialisme krijgt vorm’ een niet zo fraai prentje van de Belgische ontwikkelingsamenwerking, van het optreden van Belgische huurlingen van het type Vandewalle, Schramme en Renard, maar ook van de démarches van Albert De Coninck en de Belgische KP en het geflirt van de PVDA en Ludo Martens met Laurent Kabila van wie Che Guevara geen hoge pet op had. Hij gaat in de Antwerpse diamantwijk op zoek naar bloeddiamanten en noemt daarbij namen van mala fide handelaren. Hij doet ook een poging om het vermogen van Mobutu te schatten waarbij hij zich baseert op een rapport van de Nationale Conferentie over les biens mal acquis. Zo kom je bijvoorbeeld te weten dat in 1989 de post ‘aankoop van voertuigen’ goed was voor 10 procent van de begroting en gezondheidszorg en onderwijs niet eens voor 3 procent.
De staat als roofdier
De kern van Poppes betoog zit al in de titel vervat: Congo is een land zonder staat. Niet alleen Mobutu, maar heel zijn omgeving was aangetast door le mal zaïrois. De staat is een roofdier in plaats van een dienaar van het algemeen belang. Als in 1990 de ontwikkelingssamenwerking stilvalt, komt België tot de vaststelling dat het in dertig jaar onafhankelijkheid bijna 6,5 miljard euro in zijn voormalige kolonie gestopt heeft. Poppe vergeet daarbij niet te vermelden dat veel van die ontwikkelingssamenwerking gebonden hulp was. De Dienst voor Ontwikkelingssamenwerking (DOS), het onbetwiste speelveld van de CVP, was niet meer dan een soort verlengstuk van Buitenlandse Handel. Mobutu en de Belgische belangen (He is a bastard, but he is our bastard) hebben elkaar jarenlang goed kunnen vinden totdat Zaïre, zoals het toen heette, een land werd zonder staat, met een torenhoge buitenlandse schuld, een lege schatkist en witte olifanten. Poppe: “Het leidt tot de opzienbarende contradictie dat iemand die aan de macht gekomen is omdat hij de garantie gaf dat hij de kapitalistische productiewijze geen strobreed in de weg zou leggen en de ongebreidelde exploitatie van grondstoffen, als vanouds door kon gaan, de poten onder zijn stoel zaagt door van die borg voor zijn eigen voortbestaan een lege doos te maken.” (p. 55) België trok zich terug, mede onder invloed van het tijdsklimaat (‘goed bestuur’), de strengere lijn van de Belgische socialisten en de recente donderpreken van Karel De Gucht. Kabila junior begon zich meer te richten op China, maar Poppe geeft aan dat Congo daardoor van de regen in de drop belandde. Het nieuwe neokolonialisme komt nu uit die hoek. China stond een lening van niet minder dan vier miljard euro toe om infrastructuurwerken uit te voeren, maar aan de Antwerpse universiteit berekende Stefaan Maryse dat Congo misschien wel twintig tot dertig jaar voor 56 miljard dollar aan koper, 18,3 aan kobalt en 8,9 aan goud naar China zal moeten exporteren, samen meer dan 83 miljard dollar.
Herstichting van de staat
Er moet dringend een einde komen aan de staat als roofdier. De herstichting van de Congolese staat is een prioriteit, maar dat kan pas, waarschuwen enkele van zijn gesprekspartners, als er ook een slagvaardig maatschappelijk middenveld groeit. Kortom, staatsvorming gaat hand in hand met de groeiende emancipatie van de Congolese samenleving. Even ging het die richting uit, op de Nationale Conferentie in de eerste helft van de jaren negentig, maar dat bleek maar een kortstondige opflakkering. Poppe: “De draad van de Nationale Conferentie moeten de Congolezen weer opnemen. Ze hebben nood aan een verdiepte democratie in een ontvoogdende maatschappij. In de praktijk betekent het dat zowel zij als wij in een eerste fase met argusogen erop moeten kijken of de verkiezingen voor de gemeenteraden inderdaad einde 2010 plaatsvinden en er geen nieuw uitstel tot sint-juttemis volgt.” (p. 124) En dan is er natuurlijk ook de factor Kabila. Volgens Poppe is hij erop uit de ambtstermijn van de president van vijf tot zeven jaar uit te breiden en het maximum aantal van twee termijnen uit de grondwet te schrappen. “Er is nog werk aan de winkel voor wie het goed meent met Congo,” besluit Poppe. (p. 124)
Voorbij de waan van de dag
Het uitgebreide Congodagboek De boom waarnaar ze stenen gooien was al meer dan een voorproefje van wat Poppe nog allemaal in huis heeft. Wat Magnumfotograaf Carl De Keyser in beelden uitdrukt, doet Poppe met sterk analyserende en goed geformuleerde teksten. Het woord overheerst, hoewel de foto’s van photonews ook mogen gezien worden. Per definitie was in het Congodagboek de ik-persoon veel meer aanwezig. In dit werk verdwijnt die volledig naar de achtergrond op enkele passages na waarin het gebruik ervan functioneel is, zoals wanneer hij vertelt dat hij ooit op een Mobutu-persconferentie was in het kasteel Fond’Roy in Ukkel. Guy
Poppe begint heel veel van zijn hoofdstukjes met een literair citaat. Dat zou je op het eerste gezicht misschien niet verwachten van een journalist, maar Poppe kan uit verschillende vaatjes tappen. Dat bleek onder meer in een lang en boeiend gesprek met reisschrijfster Lieve Joris waarin het ging over de vaak flinterdunne lijn tussen wat dan journalistiek of literaire non-fictie heet. Tom Van Imschoot bracht in 2007 beide Afrikakenners bij elkaar om te spreken over engagement en fascinatie en in het bijzonder over de relatie tussen journalistiek en literatuur wanneer het erom gaat verslag uit te brengen over het leven in oorlog. Joris bekend zich meer tot het overgangsgenre tussen journalistiek en literatuur en zegt tegen Poppe: “Jij blijft mij nu maar journaliste noemen, maar ik weet niet in hoeverre ik dat woord belangrijk vind, en of het klopt. Ik word nooit uitgestuurd, ik stuur mezelf uit. Ik ga nooit weg om een artikel te schrijven. Ik ga vooral weg omdat ik denk dat ik eens wil rondkijken: wie weet is er iets. Ik rapporteer ook aan niemand, behalve uiteindelijk aan mijn uitgever.” Tom Van Imschoot maakte er volgende interessante bedenking bij: “Het doet me inzien dat de tijd die Joris nodig heeft anders is dan die waaraan het Poppe ontbreekt: terwijl Joris alle tijd nodig heeft om de afstand tot haar onderwerp zoveel mogelijk te verkleinen, ontbreekt het Poppe juist aan tijd om meer afstand te nemen, zodat de evenementen die hij verslaat vanuit een macroperspectief kunnen worden bekeken en hun historische betekenis te begrijpen valt. De waan waarmee Poppe daarbij vandaag te kampen heeft, de schandalige wetmatigheid dat wij alles (inclusief de volgende genocide) in berichten van 45 seconden willen vernemen, alsof kennisname vooral dient om van niets te moeten weten, wordt door Joris op die manier handig ontweken.”
Wat een geluk dat Guy Poppe met pensioen is en met hem misschien ook de gehaaste journalist die noodgedwongen binnen de formats van de Siegfried Brackes van deze mediawereld moest functioneren. Ik vermoed dat er nog heel wat journalistieke en misschien ook andere verhalen in zijn pen zitten.
(Uitpers nr. 121, 11de jg., juni 2010)
U kunt dit boek via de link hieronder rechtstreeks bestellen bij:
en wie via Uitpers bestelt, helpt Uitpers!
De link:
http://www.groenewaterman.be/anne/index.dll?webpage=index.htm&inpartcode=955188&refsource=uitpersNoot:
(1) Voor besprekingen van dit boek zie Uitpers nr. 115, december 2009, en nr. 117, februari 2010