Labour heeft een historische overwinning geboekt in de verkiezingen van 2005. Toch viel er weinig enthousiasme op te merken. ‘At least we kept the Tories out’ was de algemene stemming de dag nadat Labour zijn allereerste derde opeenvolgende termijn won. Het verzet tegen de oorlog in Irak, wantrouwen in Blair en de mislukkingen van de twee laatste termijnen van de Labour-regering, zorgden ervoor dat ze de verkiezingen wonnen met het laagst aantal stemmen ooit (36 procent).
Bijgevolg is de Labour-meerderheid in de House of Commons gedaald naar 66. Dit kan aanzienlijk genoeg lijken, maar laten we niet vergeten dat Blair ondanks de Labour-meerderheid van 161 slechts met veertien stemmen de hervorming van de ziekenhuizen heeft doorgedrukt (een vorm van heimelijke privatisering) en de verhoging van de inschrijvingsgelden voor studenten met slechts vijf stemmen. Met deze verminderde meerderheid en vele verslagen blairistische parlementsleden zou dit beleid nooit doorgaan. Deze kleinere meerderheid legt de basis voor een nieuwe parlementaire rebellie over elke verdere poging om gezondheidszorg en onderwijs te privatiseren, vooral onder druk van onderuit door maatschappelijke ontwikkelingen en in de eerste plaats in de vakbonden.
Met andere woorden, ondanks Blairs gepraat na de verkiezingen over een mandaat om met de hervorming van de openbare diensten verder te gaan, is de werkelijkheid heel anders. In weerwil van zijn overwinning is het blairisme al dood. Het is gedaan met ‘New’ Labour, en binnenkort ook met Blair zelf. Hij moet gaan, maar de drang om hem te vervangen door Brown, de gezalfde erfgenaam volgens de media, zou een zuivere cosmetische verandering betekenen. Toch is de wens voor verandering aan de top van de partij een weerspiegeling van het verlangen voor verandering binnen de partij.
De echte betekenis van het verkiezingsresultaat is duidelijk. Zeer veel mensen zijn ontgoocheld door Blair & co, zijn tegen de oorlog, het buitenlands en binnenlands beleid. Maar het alternatief, een Tory-regering (de conservatieven) zou nog erger zijn. Met andere woorden, niet dat Labour het mindere kwaad is, maar de Tories in de regering zou het slechtste zijn.
Blair bazelt wat over ‘kiezerstevredenheid’ en een mandaat om zijn ‘hervormingen’ voort te zetten, als verklaring van de lage opkomst. In werkelijkheid gaat het evenwel om de ineenstorting niet alleen van de illusies maar ook van het vertrouwen in Blair en de zijnen, als gevolg van de oorlog in Irak, het vooruitzicht op nog meer privatiseringen en voortdurende aanvallen op banen in de publieke sector en de pensioenen. Opnieuw kende de deelname aan de verkiezingen een historisch laagtepunt, misschien een tikkeltje beter als vorige keer, hoewel het toch een van de laagste opkomsten ooit was. Eveneens omdat vele Labour-stemmers thuis bleven uit protest.
Conservatieven geraken niet uit het moeras
Natuurlijk genoten de Tories van een zeker herstel. Dit was onvermijdelijk gezien de historisch lage scores van 1997 en 2001 (de slechtste resultaten sinds 1832). Hun campagne deed denken aan de woorden van Nye Bevan dat “de Tories in alle verkiezingen een slechterik moeten hebben. Als je geen programma hebt, volstaat een slechterik.” Door asielzoekers en immigranten zwaar aan te vallen, slaagden ze erin om de stemmen van Tory-kiezers die vorig jaar op UK Independence Party stemden, terug te krijgen. De UKIP was volstrekt niet bij machte om dezelfde spectaculaire resultaten te behalen. Extreem-rechts zag vele van hun stemmen naar de Tories vertrekken – en dat is precies de reden waarom partijleider Howard & co een draai naar rechts maakte. Toch slaagde dat kwaadaardig fascistisch groepje, de BNP, erin om een aantal stemmen te halen in Keighley in het noorden van Engeland en in Barking in het zuiden. Ze stellen geen echte bedreiging voor in de verkiezingen. Niettemin zou de arbeidersbeweging moeten mobiliseren om hen te verdrijven en verhinderen dat ze een bedreiging worden voor de lokale gemeenschappen.
Het enige echte kieseffect van deze groepen was dat ze de Tories nog meer naar rechts duwden. Als resultaat heeft Howard de ‘Tory-stem’ wel kunnen beveiligen, maar de verkiezingen niet kunnen winnen. Nu gaan ze zeker op zoek naar een nieuwe leider voor de partij en binnen afzienbare tijd zal Howard mogen aftreden [intussen heeft Howard al aangekondigd af te zullen treden – n.v.d.r.]. Nochtans zullen zij wanhopig proberen te voorkomen dat de partijbasis zijn zeg heeft in deze aangelegenheid. Achter de schermen zullen overeenkomsten worden afgesloten om te verzekeren dat ofwel een nieuwe leider wordt aangewezen ofwel dat de leden tussen een paar ‘veilige kandidaten’ kunnen kiezen.
De proteststem
De Liberalen haalden ondertussen wel hun grootst aantal stemmen in decennia. Toch zouden zij nooit bij machte zijn om de verkiezingen te winnen. Hun aanwinsten waren voornamelijk toe te schrijven aan een proteststem tegen de oorlog in Irak. Aangezien ze op papier (in het bijzonder in hun manifest) aan de linkerkant van Blair staan, haalden zij die sectie van de proteststemmen binnen die niet zomaar thuis bleef. Ze haalden vooral veel stemmen in regio’s met veel studenten zoals Leeds North West, Cambridge en Cardiff Central. Hun oppositie tegen studentenbeurzen en het imperialistische avontuur in Irak zorgde ervoor dat ze het in deze steden beter deden dan Labour. Ze slaagden er zelfs in om als tweede grootste gekozen te worden in verscheidene traditionele regio’s van Labour. Ironisch genoeg verloren ze in een aantal streken van de Tories. Dit illustreert hun Catch 22. Door links van Blair te staan slagen zij erin om ontgoochelde Labour-kiezers te halen. Maar aan de andere kant verliezen zij Tory-kiezers die hen eerder hadden gesteund als een soort Tory Light, een kapitalistische partij met een aardiger gezicht. In werkelijkheid zijn de liberalen geen derde macht in de Britse politiek maar een vijfde wiel. Elke verlinksing van Labour zal ervoor zorgen dat deze proteststemmen terugkeren naar Labour.
In Schotland en Wales bleken de nationalistische partijen niet in staat te kapitaliseren op basis van de wijdverbreide oppositie tegen de mislukkingen van Blair & co. In Schotland in het bijzonder kon de Scottish Socialist Party (SSP) geen vooruitgang boeken. Het lijkt erop dat ze zonder hun oorspronkelijke frontman Sheridan die kleine maar belangrijke groep sympathisanten die ze hadden opgebouwd, aan het verliezen zijn.
Wat betreft de andere groepen, waren er 1001 kandidaten in het uitstalraam zonder dat ze uiteindelijk ook maar enige impact hadden – met enkele uitzonderingen. Dr. Taylor scoorde in 2001 al spectaculair als onafhankelijke in Wyre Forest op basis van zijn verdediging van het Kidderminster-ziekenhuis. Hij kon die zetel houden bij deze verkiezingen.
Zonder twijfel is de bekendste uitzondering de overwinning van George Galloway in Bethnal Green & Bow. Het prominente parlementslid was uit Labour gegooid voor zijn verzet tegen de oorlog en kreeg daardoor nationale bekendheid. Hij versloeg de blairistische kandidaat Oona King met achthonderd stemmen. Hoewel zijn partij Respect op enkele andere plaatsen nog wat stemmen oppikte, was het eigenlijk enkel hier dat ze in staat waren te winnen op basis van de enorme antipathie tegen Blair en de oorlog. Dit was dankzij de status van Galloway als bijna een ster, dankzij het feit dat hij een ex-parlementslid van Labour is, en volgens veel verslagen in de pers ook dankzij een zeker opportunisme ten opzichte van de moslimgemeenschap in Oost-Londen.
De andere zeer interessante uitzondering kwam in een traditioneel bastion van Labour, Blaenau Gwent. Hier probeerden de leiders van Labour een blairist als kandidaat op te leggen, met name Maggie Jones. Ze deden dit door druk uit te oefenen om een lijst in te dienen met alleen maar vrouwelijke kandidaten zodat ze het linkse parlementslid Llew Smith konden vervangen. Deze zetel werd ooit gehouden door Aneurin Bevan, het linkse Labour-parlementslid dat de nationale gezondheidszorg introduceerde tijdens de regering van Labour vlak na Wereldoorlog Twee. Ook Michael Foot, de vroegere leider van Labour, heeft deze zetel al gehouden. De lokale partijleden pikten de oplegging van een kandidaat van bovenaf niet en steunden daarom de onafhankelijke kandidatuur van Peter Law, lid van het deelparlement in Wales voor Labour. Er is geen duidelijk bewijs dat hij een linkse is (we moeten daar wel bij zeggen dat hij kandideerde als een Onafhankelijke Socialist). Voor gewone werkende mensen in deze normaal gezien zekere zetel voor Labour was dit echter ongetwijfeld een directe wedstrijd tussen Old Labour en New Labour (bijna in een laboratorium aangezien er geen mogelijkheid was om de stemmen te delen: de andere kandidaten van de Tories, de Liberalen en Plaid Cymru kregen samen slechts 3.000 stemmen). De blairisten werden duidelijk verslagen. Een meerderheid voor Labour van 19.000 stemmen sloeg om in een meerderheid voor Peter Law met 10.000 stemmen. Dat geeft meer gewicht aan ons argument dat alleen Labour Blair kan verslaan. De echte strijd in de komende periode zal gaan om een overwinning op het blairisme binnen de arbeidersbeweging – een proces dat al bezig is in de vakbonden – en een hernieuwde strijd voor een socialistische politiek. Het is hier dat Blair & co zullen verslagen worden, en niet in het stemhokje.
Het verkiezingsresultaat verhinderde de Tories aan de macht te komen, terwijl Blair een harde klap in het gezicht kreeg. Toen hij op TV de verslagen van de kiesuitslagen was aan het volgen, zelfs in zijn eigen kiesdistrict Sedgefield, zag de premier er aangeslagen uit. Zoals een oude Romeinse keizer is hij omringd door te veel ja-knikkers die hem vertellen wat hij wil geloven. Hij zag er meer uit als een verliezer dan als iemand die voor de derde keer de verkiezingen wint. Bovenop de schok van het resultaat moest Blair nog luisteren naar de ontroerende toespraak van Reg Keys, de vader van een soldaat die omkwam in Irak. Mr. Keys stond als tegenkandidaat in Sedgefield en kreeg 10 procent van de stemmen.
Dansen op een slappe koord
Nu de verkiezingen voorbij zijn kunnen Blair & co misschien denken dat ze opnieuw het platgetreden pad kunnen bewandelen. Misschien denken Blair, Brown en de rest dat ze zich opnieuw rustig voor vier of vijf jaar in hun bureau kunnen nestelen op basis van een groeiende economie en dat ze onze democratische rechten kunnen aanvallen terwijl de profiteurs en bandieten weglopen met de winsten uit het karkas van onze openbare diensten. Dan vergissen ze zich. De derde termijn van Labour zal fundamenteel anders zijn dan de vorige twee episodes. De economisch opleving van de laatste veertien jaar, gebaseerd op stress, lage lonen, krediet, schulden en de decimering van de Britse nijverheid – is aan het wankelen. De financiële bel in de huizenmarkt, die op een kunstmatige manier de consumptie-uitgaven aanzwengelt en de economie opblaast, is zijn grenzen aan het bereiken.
Een opborrelende onvrede in de bedrijven bereidt nieuwe sociale conflicten voor. De afgelopen twee jaar waren we al getuige van een hernieuwde strijdbare stemming. Zoals we steeds uitlegden, gaat dit proces niet in een rechte lijn maar wel in een eb- en vloedbeweging. Nu 100.000 banen bij de overheid voor de bijl gaan en een voorspeld verlies van 22.000 banen in de industrie tegen juni, rijpen de omstandigheden voor grote defensieve gevechten van de geviseerde arbeiders. Om grootschalige stakingen te vermijden, stelden de blairisten hun aanval op de pensioenen van ambtenaren uit. Eigenlijk vertelden ze de miljoen arbeiders die voor de overheid werken dat ze het schrappen van hun pensioenen uitstelden tot nadat deze ambtenaren voor hen hadden gestemd. Als ze toch deze aanval willen voortzetten dan zullen ze geconfronteerd worden met een sterke stakingsbeweging. Elke nieuwe stap in die richting, elke nieuwe privatisering in gezondheid of onderwijs, zal beantwoord worden door de arbeidersklasse.
In deze verkiezingen hebben de arbeiders laten zien dat ze geen regering van de Tories willen. Maar ze willen Blair en de zijnen evenmin. Er was helemaal geen apathie of tevredenheid bij de kiezers maar integendeel wijdverbreid protest door niet te gaan stemmen, door op de liberalen of andere partijen te stemmen, evenals mensen die op Labour stemden om de Conservatieven buiten te houden. Ze zullen van Blair niet nog eens vier of vijf jaar kapitalistische aanvallen verdragen op hun jobs en openbare diensten.
Syndicale acties om banen, pensioenen enzovoort te verdedigen, zullen hun weerspiegeling vinden in Labour, zelfs in rebellieën in het parlement. Door zijn gereduceerde parlementaire meerderheid zal Blair minder makkelijk zijn zin kunnen doordrukken, zelfs niet binnen de partijleiding. Vroeg of laat zal hij moeten opstappen. Hij heeft een mooie stulp op hem wachten in de straat van de miljonairs.
Blair mag dan de verkiezingen gewonnen hebben, het blairisme is dood. Weg is de illusie om Labour om te toveren in een versie van de Amerikaanse Democraten, een illusie waar nochtans veel uiters-linksen evenals leiders van Labour in trapten. De triomf van het blairisme was een gevolg van de nederlagen en demoralisatie in de arbeidersbeweging, wat leidde tot een periode van passiviteit. De rechterzijde van de beweging heerst steeds op basis van zulke periodes. Maar dat is nu ten einde. Het blairisme weerspiegelt gisteren, niet vandaag of morgen.
De leider van Labour zegt dat hij nog een derde termijn zal uitdoen. Dat is weinig waarschijnlijk. Zoals Oscar Wilde placht te zeggen: “Sommigen zorgen voor blijdschap waar ze ook gaan, anderen áls ze gaan.” Maar Blair vervangen door Brown zou slechts een cosmetische aanpassing zijn. De arbeidersbeweging moet de lat veel hoger leggen.
Voorbij de hoofdlijnen van het verkiezingsresultaat zien we een verschuiving die bezig is in de Britse politiek. Omstandigheden bepalen het bewustzijn. De veranderende omstandigheden van de arbeidersklasse liggen aan de basis van de klassenpolarisatie in de samenleving. Dit zal een essentieel kenmerk zijn van de komende periode. Dit betekent ontwikkelingen naar rechts én naar links. Het reactionaire kamp, verschillende rechtse groeperingen, zullen groeien. De Tories zullen verder naar rechts gaan. Dit zal echter niet het fundamentele kenmerk zijn, maar wel de beweging van de arbeidersklasse en de verlinksing binnen de arbeidersorganisaties, de vakbonden en op een bepaald moment ook binnen Labour.
Er bestaat slechts één kracht die Blair kan verslaan: de vakbonden en de partijmilitanten. Niet in het stemhokje maar binnen de arbeidersbeweging zelf moeten Blair & co verslagen worden. Wat we nu nodig hebben is een strijdbare syndicale verdediging van banen en pensioenen gecombineerd met een strijd tegen de blairisten en voor een socialistisch beleid in Labour.
(Uitpers, nr. 65, 6de jg., juni 2005)
Bron : www.vonk.org / info@vonk.org