Media & Racisme – Media Reader. Uitg. Indymedia.be/Getbasic.be – 98 blz.
Racisme vindt men in alle geledingen van de samenleving en moet met kracht worden bestreden. De pers draagt in deze een grote verantwoordelijkheid. Maar niet iedere kritiek op een geestesstroming, een ideologie, een godsdienst of een traditie moet als racisme worden bestempeld. Sommige auteurs van ‘Media & Racisme’ verloren dat al eens uit het oog.
‘Media & Racisme’, een initiatief van Indymedia.be, groepeert een aantal bijdragen van verscheidene auteurs die ieder een of ander aspect van de relatie pers-racisme belichten. Katleen De Ridder van het Minderhedenforum merkt terecht op dat de media continu op veilig spelen. Zij volgen meestal de trends die door de maatschappelijke elite worden bepaald. En die elite voert de jongste jaren een hard discours over de etnische minderheden. Daardoor wordt, ook in de media, steeds meer de klemtoon gelegd op de individuele verantwoordelijkheid van allochtonen en op het onvermogen of de onwil van etnische minderheden om zich aan ‘onze’ samenleving aan te passen.
Ook Ico Maly van Kif Kif onderstreept de verantwoordelijkheid van de pers voor de beeldvorming over minderheidsgroepen. Op basis van de informatie die de pers verspreidt zullen we groepen onderscheiden, er kenmerken aan toedichten om, aldus de auteur, ‘uiteindelijk een groep te veroordelen of uit te sluiten’. In die zin dragen de media zijns inziens bij tot het ontstaan van racisme.
Die stellingen van beide auteurs geven meteen de strekking van het hele boek weer. De auteurs gaan ervan uit dat de autochtone bevolking zich superieur waant ten opzichte van de allochtone. Dit leidt tot veroordelingen en uitsluiting, tot racisme dus. De media spelen hierbij een grote rol. De auteurs stellen de zaken wel erg zwart-wit. Het lijkt wel alsof alle autochtonen misprijzend op hun allochtone medemensen neerkijken, alsof iedere mening over minderheidsgroepen door racisme wordt ingegeven en alsof negatieve berichtgeving over allochtonen altijd verkeerd is en een uiting van racisme is.
Katleen De Ridder betreurt dat etnische groepen meestal op negatieve wijze in het nieuws komen. De Ridder en de overige auteurs vragen zich geen ogenblik af of deze negatieve berichtgeving soms niet gegrond is en dus niet altijd een uiting van racisme is. Hun aanklacht tegen racisme zou veel geloofwaardiger overkomen als ze de problemen veroorzaakt door allochtonen onder ogen zouden willen zien. De Ridder kiest wel slechte voorbeelden om zich tegen de roep tot aanpassing van de allochtone bevolking aan ‘onze’ samenleving te verzetten.
‘Onze’ samenleving
Ze neemt het niet dat mensen met allochtone achtergrond vooral in berichten over criminaliteit voorkomen. De vraag is natuurlijk of mensen van vreemde origine niet vaak bij grote en kleine criminaliteit betrokken zijn. De kritiek op moslims die alleen maar halal willen eten is volgens De Ridder eveneens ongewettigd. Maar wat als moslims eisen dat in gemeenschapsscholen halalvoedsel wordt opgediend? Dat immigranten thuis met hun kinderen de taal van het land van herkomst spreken, mag evenmin worden bekritiseerd. Is dat zowel voor de ouders als voor de kinderen misschien de beste methode om zich in hun nieuwe land thuis te voelen? Uiteraard mag kritiek op de moslimhoofddoek evenmin. Ook niet als het dragen ervan onder druk gebeurt? Een aantal auteurs laakt de pers omdat ze van het dragen van de hoofddoek een ‘mannenzaak’ maakt, met andere woorden een uiting van de ‘onderdrukking van de vrouw’. Willen de auteurs daar nu echt de overheersing van de man in de moslimcultuur mee ontkennen? Zijn er niet voldoende verhalen bekend over de druk van mannen op hun vrouw en dochters en van broers op hun zussen? Druk die soms de vorm van zogenaamde eremoorden aanneemt?
De auteurs keren zich terecht tegen uitdrukkelijk en latent racisme. Maar ze vergeten blijkbaar dat in iedere gemeenschap, en zeker in de moslimgemeenschap, zo iets bestaat als manifeste en latente sociale druk. Geen van de auteurs zegt iets over het groot aantal allochtone jongeren die onder druk van hun familie een uit het land van herkomst en door de familie gekozen partner moeten aanvaarden. Als hierop kritiek wordt uitgeoefend is dat geen uiting van racisme, maar wel van bezorgdheid om de integratie van de allochtonen in hun nieuwe omgeving.
De auteurs hebben overschot van gelijk als ze aanklagen dat de sociaal-economische ongelijkheden in de samenleving, waarvan vooral allochtonen het slachtoffer zijn, onvoldoende belicht worden in de media. Tegen het racistisch optreden van bedrijven, bijvoorbeeld bij aanwerving, kan niet streng genoeg worden opgetreden. Maar dat belet niet dat hoger genoemde en nog vele andere problemen wel degelijk bestaan. De mening van Ico Maly dat de media niet alleen racistische berichtgeving, maar ook ‘berichtgeving die racisme kan generenen’ moeten weren is op zijn zachtst gezegd wel iets te fors geformuleerd. Mag er dan geen informatie meer verspreid worden over problemen die door allochtonen worden veroorzaakt?
De auteur betreurt terecht dat racisme niet meer wordt bestreden. Maar iedere kritiek op de islam racisme noemen is toch nog iets anders. Mogen we dan ook geen kritiek meer uitoefenen op het katholicisme of het zionisme? Ico Maly vergaloppeert zich helemaal als hij beweert dat ‘het oversteken van de straat om een groepje allochtone jongeren te ontwijken’ door die jongeren als racisme wordt ervaren. Blijkbaar is hij nog nooit door jonge allochtonen op straat tegengehouden, anders zou hij dat oversteken van de straat als een gezonde voorzorgsmaatregel beschouwen. De auteur geeft toe dat dit en andere voorbeelden ‘kleine zaken’ zijn. Als ze echter op grote schaal voorkomen, ‘hebben ze een ongelooflijk nefaste invloed op de samenleving’. Het omgekeerde kan uiteraard ook worden beweerd. Als jonge allochtonen het hun medemensen lastig maken, zal dat maar al te gemakkelijk tot racisme leiden.
Maly heeft het bij het rechte eind als hij niet wil dat racisme als iets ‘normaals’ wordt beschouwd. Maar waarom verzet hij zich niet met evenveel klem tegen onredelijke eisen of gebruiken van moslims die racisme in de hand werken? We denken aan eisen voor het gescheiden zwemmen van mannen en vrouwen, het dragen van de burka, het slachten van vee zonder verdoving enz. Wat dat laatste betreft zal de auteur opmerken dat de Belgische wetgeving het slachten van dieren zonder verdoving om ‘godsdienstige redenen’ toelaat. Waarom verzet hij zich hier niet tegen, samen met andere democraten? Want in een democratische samenleving zijn kerk en staat gescheiden, is godsdienst een privé-zaak en kunnen bijgevolg om godsdienstige redenen geen uitzonderingen op de wetgeving worden toegestaan. De Belgische wetgever is hier in de fout gegaan.
De auteurs besteden veel aandacht aan het thema cultuur. Het debat hierover is al jaren aan de gang. Hebben allochtonen een eigen cultuur? Moet die in al zijn aspecten gevrijwaard blijven? Of moeten allochtonen zich zonder meer aan de westerse cultuur aanpassen? Ico Maly neemt het niet dat de aanwezigheid van allochtonen uitsluitend vanuit het oogpunt van de ‘cultuur’ wordt gezien. Op die manier worden ‘hun cultuur’ en ‘onze cultuur’ tegen elkaar uitgespeeld en als onverzoenbaar voorgesteld. De auteur hekelt de praktijk om alles wat er fout loopt binnen de moslimgemeenschap of iedere misdaad die door een moslim wordt begaan aan de moslimcultuur toe te schrijven. Zoals gezegd wijzen de auteurs terecht op de sociaal-economische problemen waarmee allochtonen worden geconfronteerd. Maar kunnen ze hier zelf niet aan verhelpen, bijvoorbeeld door het bestrijden van het spijbelen? Overigens kan toch niet worden ontkend dat vele allochtonen de stempel van een feodale en patriarchale cultuur dragen, met alle gevolgen van dien? Waarmee we geenszins willen zeggen dat de Europese volkeren zo ontwikkeld, ontvoogd en vooruitstrevend zijn.
Denkfouten
Sami Zemni, onderzoeker aan de UG, gaat er aanvankelijk met vuile voeten door. Dat blijkt al uit de eerste twee zinnen van zijn bijdrage: ‘In de nasleep van de moord op Theo Van Gogh werd zowel in Nederland als in Vlaanderen in allerijl een debat over de vrijheid van meningsuiting gelanceerd. Alsof met het verdwijnen van de Nederlandse cineast ook het vrije woord daadwerkelijk was vermoord.’ Een wel zeer aparte manier van denken. Men mag mensen die hun mening uiten vermoorden, de vrije meningsuiting blijft onverminderd bestaan. Bijgevolg was die moord niet zo erg. De auteur voegt eraan toe: ‘Het debat over de vrijheid van meningsuiting was en is eveneens een machtsoefening tussen ongelijke partners over wie wat mag zeggen.’ Een correcte vaststelling. De burgerij, die de media in handen heeft, kan haar mening inderdaad veel vrijer weergeven dan de werkende bevolking. Maar als men daaruit afleidt dat op een minderheidsgroep, in dit geval de moslims, geen kritiek mag worden uitgeoefend, zetten we wel een stap te ver.
Zemni gaat helemaal uit de bocht als hij het gebruik van het woord geitenneukers, zoals racisten moslims noemen, vergelijkt met de oproep van een Antwerpse imam tot meisjes met een hoofddoek om niet meer naar school te gaan. Als het ene kan moet, volgens de auteur, het andere ook kunnen. De twee gevallen hebben uiteraard niets met elkaar te maken. Geen enkele democratische en min of meer opgevoede Belg, Nederlander of Fransman noemt moslims geitenneukers. Maar een imam is geen onderontwikkeld en onopgevoed persoon. Als die meisjes oproept niet meer naar school te gaan, hebben we wel met iets anders te doen dan met het gebruik van een misplaatste uitdrukking. Tussen haakjes: wat kwam die imam op de speelplaats van een gemeenschapsschool doen? Hoe is het mogelijk dat hij daar een toespraak kon houden? Dat een katholieke priester zo iets zou doen, is totaal onvoorstelbaar. Gelukkig maar.
De auteur maakt alweer een manke vergelijking als hij zich afvraagt waarom een uitspraak zoals ‘de islam is achterlijk’ binnen de grenzen van de vrije meningsuiting valt, maar een uitspraak zoals ‘het Westen is oorlogszuchtig en decadent’ een teken van haat wordt genoemd. Hij vergist zich, want de islam achterlijk noemen is alleen maar onvolledig, want iedere godsdienst is achterlijk. Het Westen oorlogszuchtig en decadent noemen is eveneens juist, al heeft het Westen wetten en regels, die spijtig genoeg met de voeten worden getreden, maar in andere delen van de wereld niet eens bestaan. Voor de auteur moet het nu maar eens gedaan zijn met het geklaag over de dreiging die uitgaat van enkele extremisten. Enkele? Zijns inziens is er geen enkele reden om te menen dat de vrije meningsuiting in gevaar zou zijn. Hoe durft hij zo iets schrijven na alles wat er na het verschijnen van de Mohammed-cartoons, doodsbedreigingen inbegrepen, is gebeurd? En wat moeten we denken over de vrije meningsuiting in islamitische landen zoals Iran, Saudi-Arabië en andere?
Zemni maakt de ene denkfout na de andere. Zo stelt hij dat ‘hoe meer we benadrukken dat de islam tegen homoseksualiteit is, hoe meer we pretenderen dat het Westen daar geen enkel probleem mee heeft’. Wie pretendeert dat? Ieder weldenkend mens geeft toch toe dat het Westen daar nog altijd problemen mee heeft, al wordt homoseksuelen in de westerse samenleving meer ruimte geboden dan in de islamitische. De auteur maakt nog zo’n denkfout als hij beweert dat de kritiek op migranten vooral op moslims slaat en niet op Europese migranten. Die zouden volgens de auteur in de ogen van de westerse autochtonen geen probleem, uitdaging of dreiging vormen. Denkt Zemni dat West-Europeanen blij zijn met de aanwezigheid van Oost-Europese misdaadbendes omdat het om Europeanen gaat?
Nog een foute redenering is de bewering van Zemni dat ‘mensen voor het grootste deel zijn waar zij in geloven, of dat nu Allah, Boedha, het individu of geld is’. Mensen mogen inderdaad geloven, maar moeten zich aan de wetten van hun land en de mensenrechten houden.
Op het einde van zijn bijdrage maakt Sami Zemni duidelijk waarom hij zo ontzet is over de in zijn ogen onterechte kritiek op de islam en de moslims. Die kritiek maakt het zijns inziens moslim-hervormers bijna onmogelijk een discussieruimte te vinden waarin een andere islam kan worden getoond. Die hervormers werken aan een evolutie van de islam die volgens de auteur tot meer progressieve vormen van islam kan leiden en zelfs, ‘zij het in de minderheid’, tot een openlijk ongelovige vorm. De hervormers, aldus de auteur, erkennen ‘de eigen verantwoordelijkheid in de culturele stagnatie die ontegensprekelijk een deel van de Arabische en/of islamitische wereld, in verschillende gradaties, teistert’. De hervormers willen in tegenstelling tot de fundamentalisten de Koran en de Hadith historisch en in hun context, kritisch dus, benaderen. Ten slotte achten de hervormers in mindere of hogere mate een verzoening tussen de islam en het secularisme mogelijk. Een positief en hoopvol besluit van een betwistbare bijdrage.
(Uitpers nr. 116, 11de jg., januari 2010)
U kunt dit boek via de link hieronder rechtstreeks bestellen bij:
en wie via Uitpers bestelt, helpt Uitpers!
De link:
http://www.groenewaterman.be/anne/index.dll?webpage=index.htm&inpartcode=948378&refsource=uitpers