De “strijd tegen het terrorisme” wettigt in veel landen allerlei aantastingen van democratische vrijheden. De Verenigde Staten boden en bieden daar al enkele staaltjes van, gevolgd door het Verenigd Koninkrijk en andere lidstaten van de EU. Moskou laat zich niet onbetuigd, die “strijd” moest ook dienen om de brutale repressie in Tsjetsjenië te verantwoorden. Nu wordt die ingeroepen om de al beperkte vakbondsvrijheden verder te beknotten.
In de Sovjet-Unie was er geen ruimte voor syndicale vrijheden. Er was wel een vakbond, maar dat was veeleer een dienstencentrum dat allerlei instellingen, zoals vakantiehuizen, beheerde en er voor zorgde dat de arbeiders de streefcijfers van het Planbureau haalden (althans op papier). In deze arbeidersstaat hadden arbeiders immers geen enkele reden zich te organiseren voor de verdediging van hun belangen, ze waren de machthebbers, aldus de redenering. De leiding van die vakbond maakte uiteraard deel uit van de nomenklatura, de bevoorrechte bureaucratie.
Vacuüm
Met de implosie van de Unie en van het systeem, kregen “vakbondsleiders” het moeilijk. In de nieuwe situatie van roofkapitalisme konden sommigen proberen deel te nemen aan de plundering van de collectieve rijkdommen. Anderen probeerden de dienstverlening in de mate van het mogelijke in stand te houden. Weinigen probeerden te doen wat van een syndicalist in een kapitalistische samenleving wordt verwacht, namelijk de belangen verdedigen van de massa mensen die leven van hun arbeid in loondienst.
Vandaar van in het begin schuchtere pogingen om nieuwe vakbonden op te richten. Maar dat stuitte op een zeer belangrijke hindernis: de atomisering van de samenleving geërfd van het Sovjetsysteem. Dat systeem was niet gevallen door massale mobilisaties, maar door een implosie, door een algemene vermolming. Zodat de atomisering bleef en er een veralgemeende houding kwam van “ieder voor zich”. In die omstandigheden echt vakbondswerk doen, ligt niet voor de hand.
Het beleid van president Boris Jeltsin leidde in de jaren 1990 wel vaak tot felle protesten tegen onder meer de niet-uitbetaling van lonen. Spoorwegarbeiders blokkeerden vaak het treinverkeer, er kwamen stakingen in diverse streken. Maar het bewind slaagde erin die protesten lokaal of tot één sector beperkt te houden. Het Kremlin kon daarbij rekenen op de “Federatie van onafhankelijke vakbonden van de Russische Federatie” die in haar volgzaamheid en andere opzichten een opvolgster was en is van de vakbond uit de Sovjettijd.
Beknot
Desondanks zijn de leiders in het Kremlin er niet gerust in. In 2002 legde een wet een normale vakbondswerking reeds sterk aan banden. De syndicale activiteit werd tot het bedrijfsniveau herleid, wat bredere acties voor bijv. een regio, een sector of nationaal bant. Gewoon het recht om collectieve arbeidsovereenkomsten af te sluiten, breder van een bedrijf, werd geschrapt. Het stakingsrecht werd beknot: stakingen mogen alleen in geval van een acuut arbeidsconflict. Stakingen uit solidariteit, om vakbondsrechten af te dwingen of tegen het regeringsbeleid zijn illegaal. Maar zelfs een “legale” staking organiseren, is aan zeer strikte voorwaarden gebonden.
Daarnaast is er, zoals in de meeste kapitalistische landen, de repressie tegen syndicale militanten. Syndicalisten worden op het werk vaak gediscrimineerd, actieve vakbondsafdelingen krijgen het hard te verduren, vaak wordt hun registratie geweigerd of ingetrokken, personeelsleden worden onder druk gezet om uit de vakbond te treden, enz.
Pikaljovo
Alsof dat alles nog niet genoeg is, worden de syndicale vrijheden verder beknot “in naam van de strijd tegen het terrorisme”! Want ondank s alle beperkingen kwam het in 2007 tot felle, maar vooral lokale, protestacties voor loonsverhogingen, tegen slechte arbeidsomstandigheden, voor uitbetaling van achterstallige lonen. Arbeiders blokkeren vaak grote vervoerswegen, ook spoorlijnen, om ruchtbaarheid aan hun acties te geven.
Zo deden in juni vorig jaar ook de arbeiders van het stadje Pikaljovo, in de buurt van Sint-Petersburg. In dat stadje is er weinig anders dan de cementfabriek die erg te lijden heeft onder de veralgemeende crisis. De arbeiders van die fabriek blokkeerden de toegang tot de stad, wat in het ganse land grote weerklank vond. Premier Vladimir Poetin zag zich genoopt naar Pikaljovo te gaan om de gemoederen te bedaren met beloften over economische reconversie.
Het relatieve succes van de actie kreeg navolging. Her en der wierpen misnoegde arbeiders blokkades van wegen en spoorlijnen op om de aandacht op hun grieven te vestigen. Dat was meer dan het Kremlin en het Russisch patronaat kan verdragen. De crisis slaat in bepaalde sectoren en regio’s zeer hard toe, het risico op sociaal protest wordt groter.
Wat is er gemakkelijker dan sociaal protest onder te brengen onder de noemer terrorisme? En dat is wat nu gebeurt. De aanslag op de trein van Moskou naar Sint-Petersburg van 27 november vorig jaar levert een hapklaar alibi om treinblokkades en terreur over één kam te scheren.
Wie voortaan een belangrijke weg of een spoorlijn blokkeert, loopt risico op twee jaar gevangenisstraf en een boete van omgerekend 2300 €. Ambtenaren die verzuimen deze wet strikt toe te passen, riskeren eveneens zware straffen.
Het motief voor deze opgedreven repressie ligt voor de hand: beletten dat er protest komt en vooral verhinderen dat protesten niet beperkt blijven tot één bedrijf of plaats. Het Kremlin waakt over de belangen van het patronaat waarvan de bewindvoerders zelf deel uitmaken. Het komt er gewoon op aan de kapitalistische orde met alle mogelijke middelen the handhaven. In dit geval door sociaal protest te criminaliseren.
(Uitpers nr. 117, 11de jg., februari 2010)