Bernard Kouchner, tot enkele maanden geleden lid van de Franse PS en ooit genoemd als mogelijk presidentskandidaat van links, ontpopt zich tot havik. In de Verenigde Staten zei hij het taboewoord dat hij in verband met Iran had gebruikt, niet meer te zullen uitspreken, maar toch liet hij het weer vallen: guerre, oorlog.
Zelfs de Amerikaanse leiders hadden het woord officieel nog nooit uitgesproken, Kouchner stak hen ter rechterzijde voorbij. In overleg? Gezien het verleden van Frankrijks minister van Buitenlandse Zaken, zou dat best kunnen. Hij was onder meer een van de weinige Franse politici die achter de Amerikaanse oorlog tegen Irak stond.
Wat een geniale meesterzet, schreven adellijke en andere pennen nadat de nieuwe Franse president Nicolas Sarkozy de “socialist” Kouchner op Buitenlandse Zaken had benoemd. Nu, wie het verleden van deze socialist een beetje kende, wist wel dat hij in deze rechtse regering niet noodzakelijk voor enig links tegengewicht ging zorgen. Dat hij toch een vooraanstaande figuur was van de PS, zegt veel over die partij.
Joegoslavië
Kouchner had zijn prestige en humanitair imago vooral te danken aan het feit dat hij Médecins sans frontières – Artsen zonder grenzen – stichtte. Humanitair is hij gebleven, hij is een van de grote verdedigers van “humanitaire interventies”. Daarom ook dat hij in 1993 met zijn “Médecins du monde” bewust leugenpropaganda verspreidde over zogenaamde Servische uitroeiingkampen in Bosnië, wetende dat dit een zware overdrijving, een leugen, was. Maar het “doel was goed”: oorlog voeren tegen het Servische kamp.
Als grote advocaat van het tegen de Serviërs gepredikte en door medialeugens ondersteunde “humanitaire offensief”, werd Kouchner geschikt bevonden om in de zomer van 1999 hoofd te worden van de Missie van de Verenigde Naties in Kosovo. Hij bleef daar tot begin 2001, toen hij solliciteerde naar de job van Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen van de VN.
Tijdens Kouchners bewind was geen enkel probleem opgelost, integendeel hij moedigde het UCK (“Kosovaars Bevrijdingsleger”) aan in zijn starre houding tegen de Servische minderheid. Hij deed ook mee aan de propagandacampagne om de gebeurtenissen in een scherp eenzijdig anti-Servisch daglicht te plaatsen. Kouchner had al in zijn eerste toespraak als hoofd van de VN-Missie niet eens melding gemaakt van de Serviërs, Roms, Turken en andere minderheden. In zijn periode bleef de afgesproken ontwapening van het UCK dode letter. Hij benoemde Agim Ceku, verdacht van medeplichtigheid aan gewelddadige etnische zuiveringen aan de zijde van de Kroatische nationalisten in Krajina, tot hoofd van het “Kosovaars Burgerkorps”. Verder werd zijn bestuur gekenmerkt door corruptie en vriendjespolitiek.
Het “humanitair beleid” van Kouchner was dus allesbehalve een succes. Maar niet gehinderd door dat feit, reist Kouchner nu als minister een stuk van de wereld rond met vurige pleidooien voor een onmiddellijke onafhankelijkheid van Kosovo. Hij maakt er zelfs de toetssteen van de cohesie binnen de EU van! In Moskou kreeg hij van zijn Russische collega wel de vraag waarom daar zo een haast mee gemoeid is, want men zoekt toch al zestig jaar naar een oplossing voor de Palestijnen. Voor Kouchner is dat volledig iets anders. Hij negeert volkomen de waarschuwingen dat een eenzijdige onafhankelijkheid van Kosovo neerkomt op het openen van een doos van Pandora in ex-Joegoslavië en Oost-Europa.
Total
In 2003, het jaar waarin hij de Amerikaanse oorlog tegen Irak verdedigde, kwam deze pleitbezorger van humanitaire interventies ook op een andere manier weer in het nieuws. Hij bleek het namelijk niet zo nauw te hebben genomen bij een onderzoek naar schendingen van de mensenrechten in Myanmar, Birma.
Zes Birmanen hadden in Frankrijk een klacht ingediend tegen de Franse oliefirma Total die ze ervan beschuldigden bij de aanleg van een pijpleiding in het zuiden van Birma dwangarbeiders in te zetten. Maar mensenrechtenspecialist Kouchner zei na een missie ter plaatse geen sporen van dwangarbeid te hebben gevonden. Alles wees er echter op dat hij er niet had naar gezocht.
Total sloot in 1992 een contract met de Birmaanse Myanmar Oil and Gas Enterprise (Moge) voor de exploratie van een offshore gasveld (Yadana) dat zeer interessant bleek. In 1995 sloot Total dan een ontginningsakkoord met Moge, Unocal en een Thailandse firma voor de levering van gas aan Thailand. Het contract met Total voorzag dat de Birmaanse strijdkrachten de pijpleiding en de aanleg ervan zou beschermen. Tegelijk leverde het leger ook goedkope werkkrachten voor de werkzaamheden – in de vorm van dwangarbeid.
Total zat verveeld met die zaak. Een van de advocaten van Total, Jean Veil, was bevriend met Kouchner. Die was eind 2002 voor het eerst in Birma geweest met zijn vrouw, de journaliste Christine Ockrent. Jean Veil polste Kouchner na diens terugkeer over de mogelijkheid dat hij een enquête in Birma zou doen naar de beschuldigingen inzake dwangarbeid. Kouchner richtte prompt een consulting maatschappij op, BK Conseil, met hemzelf als enige werknemer. In die hoedanigheid trok hij van 25 tot 29 maart (vier dagen ter plaatse) in opdracht van Veil op missie naar Birma. In september verspreidde Total het rapport van Kouchner die Total van alle schuld vrijpleitte. Zijn BK Conseil streek 25.000 euro op voor dat rapport en beëindigde haar werkzaamheden. Ach, zegt Kouchner, wat betekenen 25.000 euro voor mij, ik verdien de helft daarvan al met een voordracht. Toen Kouchner half januari 2004 uitgenodigd werd om te gaan spreken op het eerste colloquium van de Fondation pour l’innovation politique, de nieuwe stichting van de rechtse UMP – in dienst waarvan hij nu minister is – zei PS-leider François Hollande “Men moet weten hoeveel men wordt betaald”. De UMP betaalt beter.
Olie en Washington
Kouchner bracht in september ook een bezoek aan Bagdad om er het klimaat te polsen. Enkele Franse media brachten daarbij zijn nauwe banden met oliefirma Total naar boven, want uiteraard hoopt Total ook ter mogen meespelen in de verdeling van de buit – zijnde de olie. Misschien dat die banden tussen Kouchner en Total ook wel meespeelden in zijn steun aan de Amerikaanse oorlogsvoering.
Kouchner steunt Bush niet alleen in Irak, maar ook inzake Iran. Hij gaat zelfs verder dan Washington, hij “durft” het taboewoord oorlog uitspreken. Dit is inderdaad een echte “rupture“, een echte breuk, zegt François Bayrou, bij de jongste presidentsverkiezingen kandidaat van het ‘centrum’. Het is inderdaad een breuk met het beleid van alle voorgaande presidenten en regeringen. Sarkozy beloofde de rupture, ze is er alleszins door de Franse diplomatie via Kouchner veel meer af te stemmen op de posities van Washington.
Bayrou gaat verder. Volgens hem stemmen Sarkozy en Kouchner de Franse diplomatie af op de onuitgesproken streefdoelen van de regering Bush, op wat de neoconservatieven echt willen maar de regering niet luidop durft zeggen.
Washington was alleszins opgetogen met de harde uitspraken van Kouchner. Niet alleen wegens de inhoud, ook omdat dit de pro-Amerikaanse draai van Parijs bevestigt. Met alle gevolgen vandien op de verhoudingen binnen de Europese Unie. In 2003 was er zelfs sprake van een kloof tussen enerzijds Berlijn en Parijs, nu kan Washington op een veel volgzamere EU rekenen.
Fadela en de anderen
Intussen zitten Kouchner en al die andere figuren van Sarkozy’s opening naar links in een uitgesproken rechtse regering die dan ook een rechts beleid voert. Zo zitten ze toch wel in hun maag met de nog strengere immigratiepolitiek waarbij voor gezinshereniging DNA-testen kunnen worden opgelegd.
“Choqué”, ik ben geschokt, zei Fadela Amara daarover. Amara is de oprichtster van ‘Ni putes ni soumises’ een beweging die vooral bestaat uit meisjes en vrouwen uit de voorsteden met een grote bevolking uit Afrika. Zij is staatssecretaris voor het stedenbeleid en dus ‘geschokt’. De regering moet volgen s haar meer ‘cool’ zijn, een van die woorden zonder echte inhoud – in feite is de regering ‘cool’, maar is het Amara die dat als regeringslid ook zou moeten zijn. En is, want tenslotte legt ze er zich daar maar bij neer.
Ook Kouchner “nam afstand”: hij staat niet helemaal achter het gevoerde immigratiebeleid. “Cela ne me plaît pas, mais ne m’indigne pas” – dat bevalt me niet, maar ik ben er niet over verontwaardigd.
Martin Hirsch, ‘hoog commissaris” voor de strijd tegen de armoede, had geprotesteerd tegen de verhoging van het remgeld in de gezondheidszorg. Hij kreeg te horen dat hij het niet goed had begrepen en na een beetje toelichting had hij het beet, hij was gerustgesteld.
(Uitpers, nr 90, 9de jg., oktober 2007)