Kosovo-oorlog: eerste test van NAVO-principe out-of-area
Het UCK was in zijn opzet geslaagd om het conflict te internationaliseren. Voor de NAVO was het de bezegeling van een nieuwe strategie die de NAVO de bevoegdheid gaf om ‘out-of-area’ te gaan: de transformatie van een louter defensieve defensieorganisatie naar een interventieorganisatie. Een maand later vierde de NAVO haar vijftigste verjaardag. Toenmalig NAVO-Secretaris-Generaal, Javier Solana maakte het nieuwe centrale opzet van de NAVO duidelijk: “Kosovo toont zeer duidelijk aan dat het noodzakelijk is dat de diplomatie geruggensteund wordt door militaire macht” en dat volgens de ‘principes’ niet ‘onder het gezag’ van de Verenigde Naties (VN). De NAVO-oorlog om Kosovo was niet gedekt door een mandaat van de Veiligheidsraad van de VN, omdat het weinig waarschijnlijk was dat Rusland en China daarvoor hun toestemming zouden geven.
NAVO-leiders legitimeerden hun optreden met een simplistische framing waarbij de Serviërs de kwade krachten vormden en de Albanese Kosovaren als loutere slachtoffers, ook al maakte het UCK zich net als het Servische leger schuldig aan slachtpartijen, etnische zuiveringen en oorlogsescalatie. De Kosovo-oorlog werd voorgesteld als een ‘succesvolle’ campagne voor het ‘herstel van de democratie’ die een herhaling zou krijgen in Irak (2003), Libië (2011) en Syrië (2018).
‘Failed State’
Erg succesvol was de operatie niet. Een van de argumenten van de NAVO was het vermijden van etnische zuiveringen. Het resultaat van de oorlog was dat het grootste deel van de Servische minderheid op de vlucht moest slaan voor het etnisch geweld na de oorlog. Tienduizenden van hen leven nog steeds in exil. Geregeld zijn er zware spanningen in het noorden van Kosovo (Noord-Mitrovica en Gračanica) waar nog een kleine Servische minderheid resideert.
Volgens een Amerikaans onderzoeksrapport uit 2014 voerde het UCK een campagne van ‘etnische zuiveringen’ met “onwettige moorden, ontvoeringen, gedwongen verdwijningen, illegale detenties. . . , seksueel geweld,. . . gedwongen verplaatsingen van personen. . . , en ontheiliging en vernietiging van kerken en andere religieuze plaatsen ” in de periode dat de ‘internationale gemeenschap’ volledige controle over Kosovo uitoefende, na interventie van de NAVO.
Vandaag blijft Kosovo kampen met grote economische problemen. De werkloosheid bedraagt 30%. In 2008 riep het Kosovaars parlement de onafhankelijkheid uit, maar in het land verblijven nog steeds minstens 4000 NAVO-troepen (KFOR) in wat een mono-etnische disfunctionele staat is geworden onder het presidentschap van Hashim Thaçi, de voormalige UCK-leider. Volgens een rapport van de Raad van Europa van december 2010 stond Thaçi, aan het hoofd van de Dreniça-groep die zich zou schuldig hebben gemaakt aan grootschalige heroïnehandel, illegale orgaanhandel en daarmee in verband staande moorden. De organen waren afkomstig van ontvoerde en vervolgens vermoorde Serviërs die later op de zwarte markt tegen hoge bedragen werden verkocht. De VS verankerde zijn militaire aanwezigheid met een militaire basis, Camp Bondsteel, waar tegenwoordig nog steeds 1.400 Amerikaanse militairen zijn gelegerd. Camp Bondsteel werd door de speciale gezant voor de Mensenrechten van de Raad van Europa een ‘klein Guantanamo’ genoemd. Het VS-leger ontkende het bestaan van geheime detentiefaciliteiten, maar liet ook geen inspecties toe. Kosovo mag formeel onafhankelijk zijn, het blijft een onafhankelijkheid onder ‘supervisie’ van de NAVO, EU en de VN. In de woorden van de Britse academicus internationale relaties Aidan Hehir creëerde het Westen een ‘failed state’ in Kosovo.