Met de zevende staat op de ruïnes van Joegoslavië, heeft Europa er dus een nieuwe staat bij: Kosovo, tot 17 februari 2008 officieel een provincie van Servië, zelf een gewezen republiek van Joegoslavië. Daarmee zou de ontmanteling en hertekening van de oude Joegoslavische Federatie moeten rond zijn. Maar zeker is dat niet, er dreigen nog verdere barsten.
De term “balkanisering” – in de zin van steeds verdere verbrokkeling en tegenstellingen – werd een begrip door twee opeenvolgende Balkanoorlogen die de aanloop tot de Eerste Wereldoorlog vormden. De massale woedende reactie van de Serviërs in Belgrado roept het beeld van een nog altijd verscheurde Balkan op.
De meeste lidstaten van de Europese Unie zien er geen graten in om het onafhankelijke Kosovo te erkennen. Het gaat hier tenslotte om de erkenning van het zelfbeschikkingsrecht van een volk, luidt het. Dat is waar, maar bij het geval Kosovo komt veel meer kijken, waaronder het wel heel sterke gevoel van de Serviërs dat ze met Kosovo de wieg van hun staat en hun kerk verliezen. De historische kerkgebouwen van de Servische Orthodoxie bevinden zich in dit gebied, evenals het slagveld waar de Serviërs in 1389 van de Turken verloren – iets dat de Serviërs als een van hun grootste historische gebeurtenissen beschouwen.
Meerderheden
Voor die Serviërs waren de Albanezen die in Kosovo kwamen wonen, daartoe aangemoedigd door het Turkse Rijk, vreemde ingezetenen. Maar wat zeg je vandaag aan een meerderheid van 90% die onafhankelijkheid wil? De Albanezen vormen nu inderdaad 90% van de bevolking. Maar ook met dat argument zijn de Serviërs niet zomaar uit hun lood te slaan: tot twee generaties geleden waren de Serviërs nog in de meerderheid. Sommige Serviërs voeren zelfs aan dat veel Albanezen in feite Serviërs zijn die onder druk van de Turken geïslamiseerd en gealbaniseerd raakten.
De Albanese Kosovaren hadden in de tweede helft van vorige eeuw echter het hoogste geboortecijfer van Europa, terwijl ze in enkele gebieden de Serviërs massaal gingen pesten, zodat vanaf de jaren 1980 meer en meer Serviërs uit Kosovo wegtrokken – en het percentage van de Albanezen met het jaar steeg.
De onafhankelijkheid van Kosovo ligt de Serviërs zo zwaar op de maag, dat ze zweren de staat nooit te zullen erkennen. Nooit is een zwaar misbruikt woord. Ooit komt er een dag dat bij voorbeeld de EU aan Belgrado zegt: jullie mogen bij de EU, maar je moet wel eerst Kosovo erkennen. Hoe zwaar weegt dan nog dat ‘nooit’. Er is echter niet alleen Belgrado. Zo staat onder meer Spanje ook niet te springen om Kosovo te erkennen. Want wat nu als argument wordt aangehaald voor die erkenning, kan overmorgen worden gebruikt voor de erkenning van bij voorbeeld een onafhankelijk Baskenland of zelf een onafhankelijk Catalonië. (In Brussel lijkt de federale regering van die redenering niet wakker te liggen). Er is vooral het verzet van Moskou. Rusland kan in de Verenigde Naties beletten dat Kosovo een volwaardig volkenrechterlijk statuut krijgt, wat in het geval van Montenegro of andere vroegere Joegoslavische gebieden geen probleem was.
Provincie
Kosovo is slachtoffer van het feit dat het binnen Joegoslavië geen statuut van republiek had. De Joegoslavische Federatie was een ingewikkelde historie: ze bestond uit zes republieken die theoretisch het recht op afscheiding hadden. Binnen de grootste republiek, Servië, waren er ook nog twee provincies, Vojvodina in het noorden (met een zeer gemengde bevolking) en Kosovo met zijn Albanezen in het zuiden. Die twee provincies hadden in 1974 een ruime autonomie gekregen, tot woede van de Servische nationalisten. Maar ze kregen nooit het statuut van republiek waardoor hun het afscheidingsrecht werd ontzegd.
“Waarom Kosovo geen republiek kan worden? Omdat het van zijn afscheidingsrecht gebruik zou maken om uit de Federatie te stappen en één land met Albanië te vormen”, dat kreeg ik in 1981 in de Kosovaarse hoofdstad Pristina te horen van een Albanese leider van de Joegoslavische Liga van Communisten, toen nog de eenheidspartij. Enkele weken eerder waren er in Pristina tientallen doden gevallen bij betogingen van studenten ten gunste van een afzonderlijke republiek Kosovo. In de jaren daarvoor had Belgrado toegestaan dat leerkrachten uit het Albanië van Enver Hoxha in Pristina kwamen doceren. In de nasleep daarvan doken in Kosovo nationalistisch-stalinistische groepen op die ook in het UCK (Kosovaars Bevrijdingsleger) een rol speelden.
Naarmate Joegoslavië uiteenbrokkelde, trachtten de Serviërs hun greep op Kosovo te versterken. De Servische nationalisten hoopten blijkbaar dat ze met een systeem van repressie het tij konden doen keren. Slobodan Milosevic voerde op het einde van de jaren 1980 een systeem van pure apartheid in, een weerspiegeling ook van het diepe misprijzen voor de Albanezen. Met dat apartheidsbewind hebben de Servische nationalisten samenleven met de Albanezen zogoed als onmogelijk gemaakt.
Nieuwe minderheden
Met de onafhankelijkheid van Kosovo komen er enkele nieuwe minderheden op de kaart. In Kosovo wonen nog tussen 120.000 en 240.000 Serviërs (velen zijn weggegaan maar hebben er nog hun woningen), daarnaast zijn er nog Turken, Rom-zigeuenrs en andere kleinere groepen. In Belgrado spelen sommige Serviërs nu met het idee 12/12: 12% van de bevolking woont op 12% van het grondgebied, het noorden met zijn Serviërs moet dan maar bij Servië worden aangehecht.
Maar wat met de vele kleine Servische enclaves in het zuiden van Kosovo? En vooral, wat met de vallei van Presovo in het zuiden van Servië waar veel Albanezen wonen, moet die dan bij Kosovo? Die minderhedenkwestie werpt hoe dan ook een hypotheek op de verdere relaties tussen Belgrado en Pristina, ze zorgen nu al volop voor nieuwe spanningen. De Serviërs vrezen dat radicale Albanezen Kosovo etnisch zuiver willen maken, met andere woorden dat ze alle niet-Albanezen tenslotte weg willen.
Protectoraat
Is die nieuwe staat gewoon wel leefbaar? Met een gemiddeld inkomen van nauwelijks 1000 € per inwoner (zwarte economie niet meegerekend) is Kosovo wel een van de allerarmste regio’s van Europa. Een derde van het nationaal inkomen komt van uitgeweken Kosovaren en internationale hulp. IJzer is zowat het enige uitvoerproduct, in afwachting dat er een nieuwe elektriciteitscentrale komt die elektriciteit aan de buurlanden zal kunnen verkopen.
Arm, maar tegelijk erg aangevreten door corruptie, georganiseerde misdaad, machtsmisbruik… Tot in rapporten van de Navo is te lezen dat maffiabenden in economie en politiek de dienst uitmaken. Maffiabenden nestelden zich in het vroegere UCK, ‘Kosovaars Bevrijdingsleger’, dat nu de dienst uitmaakt. Pristina is een draaischijf van vrouwenhandel, drughandel, wapensmokkel…
In 1999 kwam er een VN-bestuur om de provincie tijdelijk te beheren. Dat bestuur is allesbehalve een succes geworden, het werd een toonbeeld van verkwisting, corruptie, wanbeheer… onder meer de huidige Franse minister van Buitenlandse Zaken Bernard Kouchner is een van de hoofdschuldigen voor dat fiasco.
Nu gaat de EU een nieuwe dure operatie lanceren, Eulex. De EU zal er moeten voor instaan dat Kosovo een politie en gerechtsapparaat krijgt. We krijgen hier dus feitelijk te maken met een nieuwe vorm van protectoraat.
Groot-Albanië
Er bestaat elders in ex-Joegoslavië ook al een vorm van dergelijk protectoraat: in Bosnië-Herzegovina moet de EU ervoor zorgen dat de schijn van een eenheidsstaat wordt opgehouden tussen de twee delen: Kroatisch-Moslim aan de ene kant, de Servische republiek van Bosnië aan de andere.
Maar nu Kosovo zich onafhankelijk heeft verklaard, vinden de Serviërs van Bosnië dat zij datzelfde recht hebben, dat er nu geen enkel argument meer is om te beletten dat zij uit Bosnië stappen.
De onafhankelijkheid van Kosovo zorgt ook voor onrust in andere landen met Albanese minderheden. Hoelang zal het duren eer in Kosovo wordt gesproken over een “Groot-Albanië”? Dat zou niet alleen bestaan uit Kosovo en Albanië, maar ook uit het westen van Macedonië waar een half miljoen Albanezen wonen, met de vallei van Presovo in Servië en met stukjes van Montenegro waar Albanezen in de meerderheid zijn. Analisten zeggen wel dat al die delen te veel uit elkaar zijn gegroeid en politici houden zich op de vlakte. Maar op het terrein wordt daar wel over gesproken.
Er is al eerder een Groot-Albanië geweest: onder impuls van de Italiaanse fascistische leider Mussolini kwam er in 1941 een Groot-Albanië dat twee jaar bestond en in feite een Italiaans protectoraat was. Tijdens die periode namen uiterst-rechtse Albanese milities erg actief deel aan de jacht op Servische partizanen en op Serviërs in het algemeen. De vele slachtingen die ze onder Serviërs hielden, hebben littekens nagelaten die vandaag nog altijd meespelen.
Precedent
De onafhankelijkheid van Kosovo schept ook een precedent buiten de Balkan. Moskou was er als de kippen bij om Georgië op de risico’s te wijzen: in Georgië hebben twee gebieden bewoond door minderheden zich feitelijk afgescheiden, Abchazië en Zuid-Ossetië. Moskou steunt die separatistische bewegingen, maar hoedt er zich wel voor hun afscheiding formeel te erkennen omdat er in de noordelijke Kaukasus gebieden zijn als Tsjetsjenië en andere die datzelfde recht op afscheiding graag zouden gebruiken. Moskou drukte Georgië op het hart het onafhankelijke Kosovo niet te erkennen, de Georgiërs lieten weten dat ook niet van plan te zijn.
Zo blijkt maar dat de onafhankelijkheid van Kosovo en de kwestie van de erkenning geen eenvoudige zaak is. Het zelfbeschikkingsrecht van een volk staat hier centraal, de bevolking van Kosovo heeft een zeer duidelijke keuze gemaakt die moet gerespecteerd worden. Maar toch spelen veel westerse landen hier, net als in het begin van de jaren 1990, opnieuw met vuur door die situatie erg eenzijdig (erg anti-Servische) aan te pakken, zonder veel rekening te houden met alle factoren die tot voorzichtigheid zouden moeten aanmanen.
(Uitpers, nr 95, 9de jg., maart 2008)