In de Angelsaksische pers wordt er al enkele dagen gespeculeerd over een Russische militaire interventie in Syrië. De Belgische pers kan niet achterblijven. Vandaag brengt de krant De Morgen een artikel onder de veelzeggende titel: “Strijkt Russische beer neer in Syrië”?
Daarin voert de krant een expert op die stelt dat een Russisch militair optreden hem niet zou verwonderen en dat zo’n ingrijpen het gevolg is van een diepgeworteld minderwaardigheidscomplex. De basis voor de geruchten over een militaire interventie is nogal wankel. Er is informatie over een drietal grote Russische vrachtvluchten met containers waarvan men vermoedt dat ze onder meer militair materieel bevatten. Voor de rest is het allemaal speculatie. De Morgen zegt zelfs dat er sprake is van een containerdorp in Syrië dat onderdak moet bieden aan duizend Russische militairen. De krant vindt dit bericht in de Angelsaksische pers, maar daar lees je dan wel – opnieuw – dat het over een ‘vermoeden’ gaat en de bron ‘een US official’ is. Het is een typisch voorbeeld van geruchten die geleidelijk aan tot feiten transformeren. Er zijn nog wel wat bedenkingen te maken:
1. De geruchten over een Russische militaire interventie worden helemaal niet in context geplaatst. Ze passen wel in het politieke (NAVO-)scenario van ‘de Russen komen’. Wat klopt is dat Rusland militaire banden heeft die al een halve eeuw oud zijn, zoals over het gebruik van een marinebasis. De Russische officieren die men nu plots in Damascus ziet rondlopen, zijn daar dus niet voor het eerst. Desalniettemin is er een verhoogde Russische activiteit in het land. Rusland steunt het regime in Damascus. Niet alleen politiek, maar ook militair. Het levert wapens en wellicht ook militair advies. Rusland handelt echter niet vanuit een ‘minderwaardigheidscomplex’, maar vanuit eigenbelang. Als Assad verdwijnt kan het nergens nog deftig aanmeren in een regio die volgepropt zit met Amerikaanse, Franse en Britse militaire basissen. Maar de Russische militaire steun is vooral ook ingegeven vanuit de bekommernis het conflict in ‘balans’ te houden. Moskou probeert evengoed een tegenwicht te bieden voor de militaire steun die Saoedi-Arabië, Qatar, Turkije, de VS, Groot-Brittannië en Frankrijk leveren aan Syrische oppositionele groepen.
2. Washington toont zich ‘ongerust’ over een mogelijke Russische militaire inmenging, zo lezen we in de Angelsaksische pers. Zoals de bekende Midden-Oostenjournalist Patrick Cockburn schrijft in de Britse krant ‘The Independent’ hangt er een hypocriet geurtje aan de VS-kritiek. De VS mag zich -net zoals zijn bondgenoten in de Golf- immers wel ongestoord mengen in het conflict. Niemand zal uiteindelijk meer geschokt reageren dan de VS als het Syrische leger in mekaar stuikt en de Islamitische Staat, het al-Nusra Front (Al Qaeda in Syrië) of de radicale Ahrar-al-Sham het ontstane machtsvacuüm invullen, want zij vormen momenteel de dominante krachten binnen de oppositie.
3. De ongerustheid die wordt geuit over een Russische militaire interventie contrasteert met het kritiekloos gemak waarop pleidooien van westerse politici voor een gelijkaardige militaire interventie in de pers worden gepresenteerd. Zowel in Frankrijk, Groot-Brittannië, Nederland, België en nog een aantal NAVO-landen pleiten leidende politieke figuren voor een rechtstreekse militaire interventie, zeker in het kader van de vluchtelingencrisis. Dit leidt tot de conclusie dat de lidstaten van de NAVO vinden dat ze over een monopolie moeten beschikken op buitenlandse militaire aanwezigheden en interventies. Maar wat de Russen wordt verweten is ook de praktijk van bijvoorbeeld de VS die vele honderden miljoenen dollars besteden aan een overigens weinig succesvol trainingsprogramma voor Syrische opposanten in Jordanië.
4. Er is ook nog de Russische binnenlandse realiteit. Een grote meerderheid van de Russen is tegen een interventie in Oekraïne. Er heerst veel ambiguïteit over de Russische inmenging daar, en hoewel het moeilijk valt vol te houden dat Rusland zich daar militair niet engageert, is de vaagheid daarover nu net een gevolg van het feit dat de meeste Russen er niet warm voor lopen. De kans dat de Russen zich aan een Syrisch militair avontuur zouden wagen is dan ook behoorlijk klein, zeker met de nog bestaande trauma’s van de oorlogen in Afghanistan en Tsjetsjenië. Rusland heeft al genoeg aan zijn hoofd en weet dat een Syrisch avontuur Rusland alleen maar kan verzwakken ten opzichte van de NAVO in de dossiers rond Oekraïne of de Baltische Zee. En het is net daar dat de Russische geostrategisch prioriteiten liggen. Bovendien is ook Poetin gebonden aan wettelijke beperkingen op de internationale inzet van Russische troepen. Volgens de federale wet op defensie is het de opdracht van de Russische troepen om het grondgebied te verdedigen en taken uit te voeren in het kader van internationale verdragen. Dat is het.
Het ziet er bovendien niet naar uit – zelfs in de context van een groeiend machtsbewustzijn – dat Rusland met de voortdurende wens loopt om wereldwijd militair actief te zijn, zoals de VS dat doet vanop zijn honderden over de wereld verspreide militaire basissen. Kortom, de Russen komen niet, maar proberen in Syrië wel een regime in het zadel te houden door het militair te steunen, zoals vele andere landen zich ook militair in de oorlog daar mengen.
5. Rusland heeft wel al bij de VS en andere landen gepolst over het opzetten van een internationale coalitie tegen de Islamitische Staat. De VS houdt de boot af, omdat het weliswaar IS wil bestrijden, maar anders dan de Russen ook het Syrische regime wil zien verdwijnen, ook al vindt Washington op dit ogenblik geen geschikte kandidaat om het machtsvacuüm dat dan zou ontstaan op te vullen.
Tot slot. Elke goed geïnformeerde observator weet ook wel dat er geen militaire oplossing is voor het Syrische conflict, zoals er ook geen militaire oplossing voorhanden is om de vluchtelingencrisis op te lossen. Het is net de buitenlandse militaire inmenging (van de verschillende kampen) die de chaos in Syrië zo groot heeft gemaakt. Rusland zou nochtans een belangrijke rol kunnen spelen bij het onder druk zetten van het Syrische regime om onderhandelingen aan te knopen met dat deel van de oppositie dat nog niet in het radicale jihadistisch kamp terecht gekomen is. Principieel blijven vasthouden – zoals de Syrische oppositie doet – aan het principe dat er ‘niet met Assad wordt onderhandeld’ staat gelijk aan het conflict in een impasse houden. Het zou een taak van Washington kunnen zijn om ze op andere gedachten te brengen, maar ook om de financieringsbronnen (vanuit de Golf en Turkije) naar radicale gewapende islamisten af te sluiten. Uiteraard draagt Assad (maar niet als enige) een enorme verantwoordelijkheid zowel voor de oorlog en zijn vele slachtoffers als voor de onaanvaardbare wrede behandeling van politieke opposanten in de gevangenissen. Maar hij is wel een machtsfactor en het enige garantieticket voor Alawitische en christelijke minderheden die een radicale soennitische machtsovername (moeten) vrezen. De democratische oppositie – die zo actief was voor de militarisering van het conflict – kan alleen maar terug op het toneel verschijnen, als er ernstige diplomatieke inspanningen worden geleverd op internationaal niveau. Zolang dat niet tenminste geprobeerd wordt, is het ook onzin om te zeggen dat er geen ruimte is voor een politieke oplossing. De vorige initiatieven zijn allemaal gestrand op politieke belangen verbonden aan het in stand houden van de oorlog.