Onderdrukt door de Islamitische Republiek als vrouw. Onderdrukt als lid van een lastige etnische groep, de Koerden. Onderdrukt door het eigen patriarchaat. Dat is het lot van zeer veel Koerdische vrouwen. Een Koerdische zoals de vermoorde Mahsa Amini. De dodentol van de repressie tegen de opstandige Iraanse vrouwen en mannen ligt in Iraans Koerdistan beduidend hoger dan elders. Trouwens, de helft of meer van de politieke gevangenen in Iran, zijn Koerden.
Over de grens
Het Iraans regime gaat niet alleen in Iraans Koerdistan zwaar tekeer om de protsten te onderdrukken. Op 28 september bestookte het met raketten en drones Iraans-Koerdische ballingen in Iraaks Koerdistan. Daarbij vielen 14 doden en rond 60 gewonden. Sindsdien wordt de omgeving dagelijks bestookt. De ‘peshmerga’s’ – de Koerdische strijders – durven hun telefoons niet gebruiken om gerichte aanvallen te vermijden.
De meeste vluchtelingenkampen zijn in handen van de Democratische Partij van Iraans Koerdistan (DPIK) die al decennia strijd voert voor autonomie. Er zijn daarnaast ook basissen van de partij Komala en van de PJAK, de Partij voor Vrijheid in Koerdistan die verbonden is met de PKK.
Lang verzet
De Koerden in Iran, 6 tot 9 miljoen van de ca 85 miljoen inwoners, hebben het in het Iran van de Pahlavi-dynastie (1925-1979) niet onder de markt gehad.
Na de Eerste Wereldoorlog hoopten de Koerden met het Verdrag van Sèvres, 1920, even op een eigen staat. Maar dat bleef dode letter. In ‘oostelijk Koerdistan’, het westen van Iran, werden opeenvolgende Koerdische opstanden bijzonder gewelddadig de kop ingedrukt. In 1946 riepen Koerdische leiders in Mahabad een autonome republiek uit. Een initiatief dat werd gesteund door de Sovjet-Unie. Qadi Muhammad trachtte daarover met Teheran te onderhandelen, maar het antwoord kwam op 231 maart 1947: hij werd in het openbaar opgehangen.
Abdul Rahman Ghassemlou nam met zijn Democratische Partij van Iraans Koerdistan, de fakkel over. Bij de val van de sjah in 1979 hoopte hij op een democratisch Iran, maar het werd een theocratie die geen oor had naar autonomie, zeker al niet voor een bevolking die overwegend soennitisch was. In 1988, na het einde van de oorlog Iran-Irak, maakte Teheran een opening. Maar in juli 1989 werd Ghassemlou in Wenen neergeschoten op de plek waar zou onderhandeld worden.
Harde hand
Sindsdien voert Teheran een politiek zoals onder de sjah: occasionele steun aan Koerdische bewegingen in andere landen, harde hand tegenover de eigen Koerden. Op de grens tussen Iran en Irak zijn er ook eenheden van de ‘Partiya Jiyana Azad a Kurdistan’ (Partij voor vrijheid in Koerdistan), beschouwd als de Iraanse tak van de PKK. Daarnaast zitten een aantal Iraanse Koerden bij Daesh (IS). De aanval van 7 juni 2017 in Teheran op het parlement en het mausoleum van Khomeini werd uitgevoerd door een commando van Iraanse Koerden van IS.
De Iraanse Koerden hebben niet de internationale steun die bij voorbeeld de Koerden in Syrië wel hebben. Bovendien speelt Teheran al jaren in op interne verdeeldheid onder de Koerden. Zo zet het de autoriteiten van het autonome Koerdisch gebied in Irak zwaar onder druk om zich te ontdoen van de Iraanse Koerden die in hun gebied leven. Met de massale protesten van de jongste weken in Iran, vooral in Koerdistan, is dat alleen maar veel erger geworden.