Sedert eind januari 2014 stroomt er Zuid-Koerdische olie via een pijpleiding naar de Turkse oliehaven Ceyhan aan de Middellandse Zee. Daarmee heeft de Koerdische Regionale Regering in Irak een belangrijke stap gezet op de weg naar financiële onafhankelijkheid van de centrale Iraakse regering, naar nog grotere autonomie van de Koerdische Autonome Regio in Irak, wellicht zelfs naar onafhankelijkheid.
Maar de regering van premier Noeri al-Maliki in Bagdad is in de tegenaanval gegaan. Ook niet alle in de regio aanwezige mogendheden zijn gelukkig met het optreden van de Koerdische Regionale Regering, want de oliecrisis kan voor een nieuwe brandhaard in het Midden-Oosten zorgen.
Autonomie, en meer nog onafhankelijkheid, is de droom van de Koerden in Irak. Na herhaalde opstanden werd er in 1970 door het Baath-regime een machteloze autonome regering en parlement, in Erbil, de hoofdstad van het autonome gebied, ingesteld. Een echte kans kregen de Koerden in 1991. Die kwamen op aandringen van de Amerikaanse president George Bush sr. in opstand toen een westerse coalitie in februari 1991 de Iraakse troepen verdreef uit Koeweit, dat ze in de zomer van 1990 hadden bezet. Maar de opstand werd met harde hand onderdrukt zodat honderdduizenden Koerden over de bergen naar Turkije probeerden te vluchten. Ze werden er niet binnengelaten, wat tot een humanitaire crisis leidde. De geallieerden dwongen toen Saddam Hoessein het noorden van het land te verlaten zodat Koerdistan, onder westerse bescherming, feitelijk autonoom werd.
Dat bleef het tot de Amerikanen in 2003 Irak binnenvielen en, met gewapende steun van de Koerden, het regime omverwierpen. Als beloning, en in het kader van een algemene decentralisering van Irak, kregen de Koerden nog in 2003 officiële autonomie. Die is vrij verregaand. Grosso modo zijn alleen buitenlandse zaken, met inbegrip van de veiligheid van het land, en de petroleum voorbehouden aan de centrale regering in Bagdad. In ruil voor dit laatste zouden de Koerden 17% van het Iraakse budget krijgen. Die 17% vormden zowat 95% van de inkomsten van de autonome regering.
Referendum
Maar de Koerden willen duidelijk meer: onafhankelijkheid. Om de Amerikaanse bondgenoot en de Turkse buren niet voor het hoofd te stoten, wordt daar nooit officieel en openlijk over gesproken. Maar ter gelegenheid van de Iraakse parlementsverkiezingen werd in januari 2005 in Koerdistan ook een informeel referendum over onafhankelijkheid gehouden, waar de Koerdische kiezers zich massaal – met 98,8% – voor uitspraken. Dit streven is één van de oorzaken van wrijvingen met de regering in Bagdad, alhoewel de president van het land, Jalal Talabani, een Koerd is die met zijn Patriottische Unie van Koerdistan (PUK) een veteraan is van de bevrijdingsstrijd van de Koerden. Een ander conflict draait rond de afbakening van de Koerdische Autonome Regio. Vooral of Kirkoek daar deel moet van uitmaken. Volgens de grondwet moest daar al lang een referendum onder de bewoners over zijn gehouden. Kirkoek, de stad en de regio, waren het eerste centrum van de Iraakse olie-industrie en de regio is nog steeds een belangrijke productieplaats. De olie wordt er bovengehaald door de Iraakse staatsmaatschappij en de regering in Bagdad is blijkbaar niet van plan de bronnen in handen van de Koerden te geven. Dat zou volgens de centrale regering een stap zijn naar de ontmanteling van Irak, want de sjiieten in Zuid-Irak zouden dan op hun beurt de olieputten in hun regio kunnen gaan opeisen. De centrale regering zou dan op droog zaad komen te zitten.
Prospectie
De Koerden bleven echter niet gewoon afwachten. Er werd al snel begonnen met prospectie in onbetwist gebied binnen de autonome regio toen bleek dat er een grote kans was dat daar nieuwe bronnen zouden kunnen worden gevonden. De resultaten waren zeer bemoedigend. Nu worden de oliereserves in Koerdistan op 45 miljard vaten geschat, bijna een derde van die van heel Irak, die 150 miljard vaten zouden bedragen. Waren het aanvankelijk kleinere oliemaatschappijen zoals de Britse maatschappijen Gulf Keystone, Genel Energy en Afren, het Noorse DNO en de Hongaarse Olie en Gas N.V., die zgn. PSA’s (Production Sharing Contracts of Productiedelingscontracten) kregen, nu hebben ook al grote bedrijven zoals de Amerikaanse maatschappijen Exxon Mobil en Chevron en het Franse Total contracten in de wacht gesleept.
Vorig jaar mei bedroeg de Koerdische productie al tussen de 200.000 en 300.000 vaten per dag en in december zou dat al opgelopen zijn tot 400.000 vaten. Van die olie werden er per camion dagelijks, naar gelang de bron, tussen de 30.000 en 60.000 vaten, naar Turkije gevoerd. Begin vorig jaar besloten Turkije en Zuid-Koerdistan om, met het oog op de toenemende uitvoer, twee nieuwe pijpleidingen te bouwen. Eigenlijk gaat het om beperkte stukken leidingen die bij de grensovergang van Feish Kaboer, binnen Koerdisch gebied, aangesloten worden op de reeds bestaande pijpleiding tussen Kirkoek en Ceyhan, een pijpleiding die wegens de problemen tussen de Koerden en de Arabieren maar weinig wordt gebruikt. Het eerste stuk was eind vorig jaar gebruiksklaar en is nu in dienst genomen. Daar de Koerden hopen de productie voor de export op te drijven tot 3 miljoen vaten per dag, is er een tweede pijpleiding nodig, die in 2016 in gebruik moet worden genomen.
Protest van Bagdad
De Iraakse regering heeft van meet af aan geprotesteerd tegen de prospecties en het afsluiten van productieakkoorden met buitenlandse maatschappijen. Formeel heeft ze gelijk als ze zegt dat de Koerdische Regionale Regering de bevoegdheid niet heeft contracten af te sluiten en op eigen houtje olie te exporteren. Maar aanvankelijk ondernam ze vrijwel niets tegen de Koerdische regering buiten het zenden van troepen naar de grenzen van het autonoom gebied, vooral in het gebied van Kirkoek, en buiten de dreiging de toelagen voor de Koerdische regering stop te zullen zetten. Bagdad liet de illegale uitvoer, zolang die beperkt bleef, oogluikend toe.
De sjiitische premier Noeri al-Maliki heeft immers nog vele andere kopzorgen. Zoals een gewapende opstand in de vooral soennitische gebieden van Irak tegen zijn autoritair bewind. Zoals de algemene onveiligheid in het land en het nog steeds uitblijven van betere nutsvoorzieningen voor de Irakezen. En dan zijn er in april parlementsverkiezingen, in het vooruitzicht waarvan Maliki de Koerden zo goed als mogelijk de te vriend moet houden als hij nog een derde ambtstermijn als premier wil krijgen. Inmiddels zijn er tegenstrijdige signalen over de staat van de onderhandelingen tussen de Koerdische Regionale Regering en de Iraaks centrale regering in Bagdad. Zo verklaarde de Iraakse vice-premier en minister voor olie en energie, Hoessein al-Shahristani op 19 februari in een interview dat de Koerden zich bereid hadden verklaard om hun olie-export via de Staatsorganisatie voor Oliemarketing (SOMO) te laten verlopen. Wat dan weer prompt werd ontkend door woordvoerder Safeen Dizayee van de Koerdische regering. Hij zei wel dat er nog een de dialoog over dat probleem gaande is.
Tegenmaatregelen
Inmiddels heeft Maliki zijn houding verstrakt en in afwachting van een onderhandelde oplossing al enige tijd de betalingen aan de KRG (Kurdish Regional Government of Koerdische Regionale Regering) stopgezet. Met als gevolg dat die zwaar in de problemen zit, wat erop wijst dat er in werkelijkheid nog lang niet genoeg olie wordt geëxporteerd om de kosten van de KRG te dekken. Zo zijn er ambtenaren die al twee tot drie maanden geen loon meer hebben gekregen van de KRG in Erbil. Ook de Koerdische strijdkrachten, de Peshmerga, en de speciale strijdmacht voor de bescherming van de olie-installaties van de internationale maatschappijen, kunnen hun manschappen niet meer betalen. Maar vele Koerden menen dat dit niet alleen het gevolg is van het dichtdraaien van de geldkraan door Bagdad, maar ook van wanbeheer vanwege van regionale regering. De oppositionale Beweging voor Verandering (Goran) wijst er op dat de KRG al jaren olie verko
opt en de opbrengst daarvan ruim voldoende moet zijn om iedereen gedurende zes maanden lang te betalen. Het is geen geheim dat in Iraaks Koerdistan het oliegeld niet altijd terecht komt waar het thuishoort: in de schatkist. Ook is er weinig of geen controle over de uitgaven. De Koerden kunnen wel geregeld naar de stembus gaan, maar in feit wordt het land gecontroleerd door twee clans. De clan-Barzani beheerst het noorden van Iraaks Koerdistan en levert de president van het autonome gebied in de persoon van Masoed Barzani, die de leider is van de Koerdische Democratische Partij (KDP). Diens zoon Nechirvan Barzani is de eerste minister. Het zuidwesten van Koerdistan is het gebied van de Talabani’s, die met de reeds vermelde Jalal Talabani het presidentschap van Irak in handen hebben. In feite bestaat het autonome Koerdistan uit twee delen, met autoritaire leiders, die niet altijd het algemeen belang in het oog hebben. Zo brak er een schandaal uit toen president Masoed Barzani in mei 2012 voortijdig een bezoek aan Dubai moest afbreken toen bekend werd dat zijn zoon Mansur er 3,2 miljoen dollar had verspeeld in een casino. Waar die dat geld vandaan haalde is nooit uitgelegd.
Een tweede maatregel die Bagdad heeft genomen is het ontregelen van de directe vluchten van de Koerdische steden Erbil en Soeleimanieh naar Europa. Enkele kleinere luchtvaartmaatschappijen kregen van Bagdad, dat de controle over het luchtruim boven Koerdistan heeft, een vliegverbod omdat ze niet in orde zouden zijn met de regels. En Bagdad dreigt met een algeheel vliegverbod zodat het door land ingesloten Koerdistan volledig van Turkije afhankelijk zou worden voor vliegreizen en transport per vliegtuig. Zover is het nog niet. En de KRG heeft van haar kant de sluizen van de Dukan-dam op de Kleine Zab, een bijrivier van de Tigris, dichtgedraaid zodat de Iraakse landbouw geen water voor irrigatie meer heeft. Er wordt ontkend dat dit een tegenmaatregel zou zijn, maar het gevolg is van een tekort aan water omdat het de laatste tijd te weinig geregend zou hebben.
Turkije en Oliemaatschappijen bedreigd
Naar het buitenland toe dreigt de regering in Bagdad met gerechtszaken tegen maatschappijen die Koerdische olie kopen en verkopen. Maar de maatschappijen lijken vooralsnog niet onder de indruk ook al dreigen de grote olieconcerns hun concessies elders in Irak te verliezen. Ze kunnen wel hun houding herzien als de Iraakse regering laat blijken dat het haar ernst is. Turkije, dat volop meewerkt met Iraaks Koerdistan is al bedreigd met het verbreken van de handelsakkoorden ter waarde van 9 miljard dollar per jaar. Vraag is wat voor Ankara het zwaarst doorweegt en of het nog het politieke en morele gezag heeft om iets te forceren sedert ook premier Recep Tayyip Erdogan in het gedrang is gekomen door een grootscheepse corruptiezaak terwijl er voor deze maand lokale verkiezingen op het programma staan.
Turkije heeft grote belangen in de Iraakse Koerdische regio, waarin miljarden dollar zijn geïnvesteerd, zoveel zelfs dat de regio op een economische vazal van Turkije lijkt – ook de nieuw pijpleiding werd door Turkse ondernemingen aangelegd . Dankzij die invloed kan Turkije het Koerdisch nationalisme in Irak controleren zodat het geen gevaar vormt voor Turkije. Ook port het de Koerdische regering voortdurend aan om hardere maatregelen te nemen tegen de guerrillero’s van de Turkse Koerdische Arbeiderspartij (PKK), die in het Qandil-gebergte, bij de grenzen met Turkije en Iran, basissen hebben. Masoed Barzani zou dat wel willen omdat hij de PKK ook als een bedreiging voor zijn bewind ziet, maar durft het niet aan zijn troepen tegen de PKK in te zetten vanwege een mogelijke backlash van de bevolking. Wel helpt hij Turkije bij het bestrijden van het Koerdisch nationalisme in Syrië, omdat dit geleid wordt door de Democratische Eenheidspartij (PYD), die sterke banden heeft met de PKK.
Het dilemma van Washington
Op veel steun van de Verenigde Staten, en van andere westerse landen, kan Erdogan niet meer rekenen. Die landen zitten verveeld met de steun die Turkije geeft aan de meest extremistische strijdgroepen in Syrië, die nu als een van de ernstigste bedreigingen voor de westerse wereld worden beschouwd. De VS zijn bovendien zowel bondgenoten van de Koerden als van premier Maliki. Als zij kiezen voor de Koerden, vrezen ze dat Maliki, die al sterk onder invloed van Iran staat, helemaal in de armen van Teheran zal worden gedreven. Irak koopt nu al, ondanks de internationale sancties, kleinere wapens in Iran omdat de Amerikanen aarzelen. Als ze weigeren Irak grotere wapens, zoals helikopters en gevechtsvliegtuigen, te leveren die nodig worden geacht om de soennitische rebellen te bestrijden, maar ook gebruikt kunnen worden tegen de Koerden, dan kan het best dat Maliki beroep doet op de Russen. Iets wat Washington best kan missen nu Rusland aan een terugkeer in het Midden-Oosten werkt en voor een Oost-West crisis heeft gezorgd door zijn steun aan de Rusland-gezinden in Oekraïne.
Wegens de burgeroorlog in Syrië kan men Rusland niet links meer laten liggen voor het vinden van een oplossing voor het conflict. Het heeft Obama een nieuwe oorlog bespaard toen de Amerikaanse president enige onvoorzichtige uitspraken deed over gewapend ingrijpen in Syrië. Moskou bood hem een elegante uitweg door Syrië ervan te overtuigen zijn chemische wapens te laten vernietigen. Inmiddels zijn Ruslands relaties met Egypte veel warmer geworden sinds het land kritiek kreeg wegens het afzetten van de democratisch gekozen president Mohammed Morsi en wegens de daarop volgende zware repressie tegen betogende moslimbroeders. Als dit zo doorgaat wordt, wat de Amerikanen betreft, de klok voor hen jaren teruggedraaid in het Midden-Oosten, waar een mogelijke mislukking van de gesprekken over het atoomprogramma van Teheran de zaken voor de VS nog zou kunnen verergeren.
Met de crisis rond Oekraïne er bij, wordt het allemaal nog complexer. Zal de Amerikaanse president Barak Obama zijn plannen om meer aandacht te geven aan het Verre Oosten, vooral om de toenemende macht van China te counteren, moeten terugschroeven? En tegen wil en dank toch weer opnieuw prioriteit aan Europa en Rusland en aan het Midden-Oosten moeten gaan geven?