De arbeidersklasse is aan de macht in de Volksrepubliek China, ook wel “Rood China” genaamd waar de Communistische Partij een machtsmonopolie heeft. Maar toch voeren meer en meer arbeiders er ‘klassenstrijd’, komen ze op voor elementaire zaken als loon en arbeidsvoorwaarden.
Enkele recente stakingen in grote bedrijven illustreren hoe levendig de klassenstrijd in China wel is. Her en der vrezen buitenlandse kapitalisten al dat de Chinese arbeidskrachten daardoor te duur worden. Buurland Vietnam, ook geregeerd door een communistische partij, speelt daar al op in en tracht investeerders uit China aan te trekken.
Op 26 mei legden de 2000 arbeiders van Honda in Foshan, nabij Guangzhou (Kanton) het werk neer om hun looneisen kracht bij te zetten. Sommige arbeiders waren al op 17 mei in actie gegaan en het was onder meer de repressie tegen die arbeiders, die op een grote staking uitmondde. Honda moest in China al zijn bedrijven stilleggen bij gebrek aan stukken. De arbeiders namen geen vrede meer met 900 yuan per maand (ca 110 €), al zijn minstens de helft van die arbeiders goed opgeleid. Het zijn voor een deel studenten van beroepsscholen die er een lange stage lopen om hun diploma te behalen. Hun eis was een verhoging van 800 yuan voor iedereen. Na vijf dagen actie bood de directie 24% verhoging aan, wat veel arbeiders te weinig vonden. Een week later haalden ze 35 % binnen.
Golf
Honda Foshan is verre van een alleenstaand geval. Omdat het in een zeer bekend bedrijf gebeurde en bovendien in de buurt van Guangzhou, kreeg die staking veel aandacht, ook in China. Het spoorde andere arbeiders tot actie aan. Er kwamen stakingen bij toeleveringsbedrijven van Honda en bij Toyota. In verscheidene gevallen vroegen directies de actievoerders vertegenwoordigers aan te duiden, wat niet altijd makkelijk was omdat er de vrees is voor repressie. Bij Honda Foshan klaagden verscheidene arbeiders dat ze door agenten van het bedrijf mishandeld waren. Er volgden in juni stakingen in een rubberbedrijf en bij een producent van tv-schermen in Shanghai, bij een fabriek van sportartikelen, in elektronische bedrijven, in een brouwerij….
De meeste stakingen hadden plaats in bedrijven van buitenlandse investeerders, vaak Taiwanese, en werden vaak geleid door hoger opgeleide arbeiders die geen vrede meer nemen met een loon waar ze alleen in een dortoir kunnen van leven. Het zijn jonge arbeiders uit de generatie van één-kind-per-gezin die hogere verwachtingen hebben dan de eerste generatie binnenlandse migranten.
Shenzhen
Die eerste generatie kwam op gang na het openstellen van de Volksrepubliek voor buitenlandse investeerders. Bij mijn eerste bezoek aan China, in 1982, werden we met een kleine delegatie Belgische perslui in Shenzhen ontvangen. Shenzhen, vlak bij Hongkong, was kort daarvoor uitgeroepen tot een “Speciale Economische Zone”. De grote baas van Shenzhen drukte ons op het hart Belgische investeerders duidelijk te maken dat ze nergens ter wereld zulke gunstige investeringsvoorwaarden zouden vinden als in de Volksrepubliek China. Uitvoer van de winst, goedkope infrastructuur, maar vooral een massaal reservoir aan gedisciplineerde en zeer goedkope arbeidskrachten en geen vakbonden om eisen te stellen, dus ook geen stakingen. In 1982 kwam er trouwens een wet waarbij stakingen werden verboden, want waarom zouden arbeiders tegen zichzelf staken?
Shenzhen is intussen uitgegroeid tot een metropool van rond 10 miljoen inwoners, allemaal migranten uit het binnenland. De eerste generatie waren jongeren uit het binnenland voor wie de stap naar die zones een stap vooruit leek. Ze kwamen wel terecht in grote slaapzalen op het fabrieksterrein, kregen te maken met slechte arbeidsomstandigheden en lage lonen. Maar het leek hen beter dan het leven in hun dorp, ook al moesten ze in grote slaapzalen of in bidonvilles gaan leven.
Hoe erg dat leven in Shenzhen wel kan zijn, werd de voorbije maanden vreselijk duidelijk in het bedrijf Foxconn, een Taiwanese investering die in onderaanneming werkt voor Apple. Bij Foxconn worden massaal iPhone en iPad toestellen gemaakt. In vijf maanden waren er tien zelfmoorden en talrijke zelfmoordpogingen, verscheidene arbeiders sprongen van het dak van de slaapzaal de dood in. De lonen zijn laag, de arbeids- en leefomstandigheden beneden alle peil. Arbeiders werken zeven dagen per week en doen bijna elke dag overuren. In die omstandigheden slagen ze er absoluut niet in hun bescheiden droom waar te maken, namelijk zich in het stadsleven te integreren. De Taiwanese leiding van Foxconn kondigde een loonsverhoging van 20% aan voor 200.000 van haar 800.000 arbeiders in China in de hoop zo de verontwaardiging over deze tragedie te doen luwen.
Ongelijkheid
Naar aanleiding van die zelfmoorden, deden negen Chinese sociologen een oproep tot de regering om een einde te maken aan deze vorm van economische ontwikkeling – in feite mensonterende kapitalistische uitbuiting. Volgens ‘China Labour Bulletin’ in Hongkong zouden de lonen van de arbeiders gemiddeld 50% omhoog moeten om een normaal leven te hebben.
Alle statistieken wijzen in dezelfde richting: het aandeel van de lonen in het nationaal inkomen is in China zeer fors gedaald. De frustraties zijn bijzonder groot bij een jonge arbeidsbevolking die opgroeide met hogere verwachtingen maar in een toestand van uitbuiting terechtkomt. Terwijl ze dagelijks letterlijk aankijken tegen de enorme luxe die de rijken van de Volksrepubliek arrogant uitstallen.
Ook officiële media zijn het erover eens: de enorm gestegen ongelijkheden vormen een zware hypotheek op de verdere ontwikkeling van het land. “De inkomsten uit arbeid stijgen veel te traag in vergelijking met de winsten van de ondernemingen”, aldus de China Daily.
De jongere generatie is zich steeds bewuster van die ongelijkheden en ontwikkelt klassereflexen. De regeerders vrezen daarvoor, ze legden de media verbod op om andere berichten dan die van het officiële persbureau over de sociale onrust te publiceren en sloten enkele blogs die daar veel berichten over brachten.
Hoe moet een arbeider die lid is van de Communistische Partij zich in die omstandigheden wel voelen? Hoe is die uitbuiting te rijmen met de officiële visie dat dit de specifieke Chinese weg is naar het socialisme?
(Uitpers nr. 122, 11de jg., juli-augustus 2010)