Gie Van den Berghe, Kijken zonder zien, Omgaan met historische foto’s, Pelckmans, Kapellen, 2011, 205 blz., ISBN 9789028962521, prijs 34,50 euro
Gie Van den Berghe, auteur van onder andere ‘Met de dood voor ogen’ over begrip en onbegrip tussen overlevenden van nazi-kampen en buitenstaanders is historicus en ethicus. Zijn terreinkennis in deze twee disciplines komt hem zeer goed van pas in zijn nieuw boek ‘Kijken zonder zien’.
Daarvoor verwijst Van den Berghe naar een passage uit ‘Hersenschimmen’ van J. Bernleff waarin het hoofdpersonage zegt: ‘Foto’s zien is iets anders dan foto’s kijken. Iedereen kan foto’s bekijken, maar een foto zien betekent dat je hem kunt lezen.’ Op dat onderscheid gaat de auteur uitvoerig door in zijn inleiding ‘Camera obscura’. ‘Zien,’ zo schrijft hij, ‘is geloven. Maar wat we zien is niet de werkelijkheid maar een bewerking ervan.’ En hij gaat verder: ‘Foto’s bieden een kijk op de werkelijkheid. Maar elke kijk wordt door zoveel factoren bepaald dat men beter kan spreken van een blik op een werkelijkheid, iemands realiteit.’ Elke foto is trouwens een reductie van de realiteit, begrensd door de beeldrand. Voorbij die grens ligt het niet in beeld gebrachte, het niet-verbeelde en het ingebeelde. Dat procedé zien we zeer duidelijk op de wereldberoemde coverfoto van de vluchtende Vietnamese kinderen die omringd worden door fotografen. De volledige foto wordt omwille van de authenticiteit op verschillende plaatsen als negatief beeld voorgesteld. Maar wie goed kijkt, ziet dat het een positief beeld is dat als negatief wordt gepresenteerd. Dat stukje theorie, gebracht in een heldere en krachtige taal, krijgt pas echt zijn betekenis als de lezer begint aan de vijftien hoofdstukken van dit toch wel heel bijzondere fotoboek. In elk hoofdstuk wordt aangegeven op welke manier de werkelijkheid vervormd werd (Kracht van het beeld, meerduidigheid, tekst bepaalt beeld, fotografie als wapen, dood moment, bij gebrek aan beeld, voor-beeld( stereotiep denken bepaalt beeld), beeldig Duitsland, daderfoto, slachtoffervisie, verknipt beeld, beeld van een jongetje, geduldig beeld, zege-icoon, mise-en-scène en beeld van een meisje).
Elk hoofdstuk opent met één, soms enkele zeer bekende historische foto’s die zeker een déjà-vu effect zullen oproepen, maar, dat is eerder een handicap dan een voordeel omdat het, zoals de auteur stelt, een andere, nieuwe lezing ervan bemoeilijkt. Enkele foto’s in dit boek werden nooit eerder gepubliceerd, andere zaten al meer dan een halve eeuw in donkere kamers opgesloten en de meeste beelden werden nooit eerder in deze kwaliteit en op deze manier vertoond. Wie de beeldbronnen digitaal wil raadplegen, kan dit doen door
www.pelckmans.be/kijkenzonderzien aan te klikken.In elk hoofdstuk vertrekt de auteur van eenzelfde procedé. Eerst schetst hij de historische context waarin de foto past, vervolging maakt hij een nauwkeurige eigen lezing van het beeldmateriaal in de aard van ceci n’est pas une pipe en hij eindigt dan meestal met een conclusie waarbij de historicus de pen even doorgeeft aan de ethicus. Zijn gedetailleerd onderzoek heeft er zelfs toe geleid dat de datering en de interpretatie van een foto fout bleek en moest rechtgezet worden.
Als voorbeeld van beeldvervalsing verwijst de auteur naar een foto waarop kinderen te zien zijn in een gestreepte badjas. Het verscheen in 1978 op de cover van Stimme der Martyre, een West-Duits christelijk maandblad met als ondertekst: ‘Kinderen in gevangeniskledij. Een uit een Sovjet concentratiekamp gesmokkeld beeld’. De werkelijkheid is helemaal anders. De kinderen in streepjespak zijn een fragment uit een volkomen onschuldige foto die in november 1976 werd gemaakt in een Oost-Duitse kinderkribbe. Op de volledige foto staan achter de kinderen drie in het wit geklede glimlachende kinderverzorgsters. Op de achtergrond een zwem- en ploeterbad. De kinderen komen net uit het bad en zitten warm ingeduffeld in een badjas met kap. De tekst bepaalt het beeld. Conclusie van Van den Berghe: ‘Een foto op zich bewijst weinig meer dan dat iets (vermoedelijk) heeft bestaan. Wie meer wil weten over bestaan of gebeurtenis moet achter en voorbij het beeld kijken, de foto openen.’ (p. 12)
Bij gebrek aan geschikt beeldmateriaal wordt ook wel eens een loopje met de werkelijkheid genomen. Dat bewijst Van den Berghe aan de hand van de beroemde foto genomen in de Parijse Vélodrome D’Hivers waar Joden tijdens een razzia in de Tweede Wereldoorlog bij elkaar werden gedreven om achteraf gedeporteerd te worden. Dit fotomateriaal werd in 1955 door Alain Resnais opgenomen in zijn documentaire Nuit et brouillard te midden van andere beelden van de door de nazi’s aangerichte ellende. Fout, zo bleek, want de Frans-Joodse nazi-jager Serge Klarsfeld (die ook Klaus Barbie uit zijn schuilplaats in Bolivia wist te halen) ontdekte dat deze foto niet in juli 1942, maar twee jaar later werd genomen. Nog gênanter was dat het niet om Joodse slachtoffers ging, maar om Fransen verdacht van collaboratie met de nazi’s. En wat te denken van dat beeld van kinderen achter prikkeldraad dat zou genomen zijn in het uitroeiingskamp Treblinka, maar in werkelijkheid een beeld van jongeren is in een heel wat onschuldiger Fins kamp?
De historicus Gie Van den Berghe ‘opent’ voor de lezer en ziener (niet kijker) niet alleen de historische context en de foto, maar wijst ook op de grote gevaren van kijken, maar niet zien. De verdraaide versies van dat Fins kamp zaaien niet alleen verwarring, maar zijn ook koren op de molen van holocaustontkenners die daarin argumenten vinden voor hun gevaarlijk gelijk. ‘Kijken zonder zien’ is niet alleen inhoudelijk een zeer sterk boek, dat door de heldere taal van de auteur veel lezers zal bereiken, ook de prachtige vormgeving van het fotomateriaal – waarvoor uitgever Pelckmans tekent – maken het geheel tot een sterke aanrader.
(Uitpers nr. 139, 13de jg., februari 2012)