De kersverse minderheidsregering tussen socialisten en conservatieven in Baskenland zet een punt achter 29 jaar dominantie van het Baskische nationalisme en leidt een nieuwe periode van spanningen in.
Doorgaans leveren verkiezingen minstens evenveel zelfverklaarde winnaars als deelnemers op, maar in het geval van de regionale verkiezingen in Spaans Baskenland (Euskadi) van afgelopen maart was de verliezer heel snel gevonden: de centrumrechtse partij PNV haalde wel de meeste zetels maar verliest haar absolute meerderheid ten koste van de twee grote partijen op landelijk niveau, de socialisten van premier Zapatero en de conservatieve Volkspartij van ex-premier Aznar. Buiten de Noord-Spaanse regio gunnen beide partijen elkaar het licht in de ogen niet, maar samen behaalden ze meer zetels dan de PNV en kwamen ze opmerkelijk snel tot een akkoord. Daardoor wordt de socialist Patxi López binnenkort de nieuwe Baskische premier (lehendakari), terwijl de Volkspartij het regionale parlement mag voorzitten.
Hoewel de belastingsinning nog grotendeels onder de controle blijft van de PNV, is deze verkiezingsuitslag een flinke streep door de rekening van haar boegbeeld en aftredende lehendakari Juan José Ibarretxe. De PNV wijst het geweld van de afscheidingsbeweging ETA voorzichtig af, maar volgens het door hem gelanceerde Plan Ibarretxe hebben de Basken wel het recht om zelf te beslissen over de onafhankelijkheid van de autonome regio. Dat veelbesproken voorstel voor zelfbestuur werd eerder al tegenhouden door de politieke en gerechtelijke instanties in Madrid, en lijkt nu helemaal een stille dood te sterven.
Opmerkelijk is ook dat drie gematigd-nationalistische bondgenoten van de PNV heel wat stemmen kwijtraakten, wat erop wijst dat de Baskische burger stilaan genoeg heeft van “vlees noch vis”-nationalismen. Anderzijds kan diezelfde burger ook niet terecht bij de radicaal-nationalistische partijen, die keer op keer verboden worden wegens hun relatie met de ETA. Niet verwonderlijk dus dat meer dan één op de drie Basken gewoon thuisbleef.
Gevraagd naar zijn toekomstige beleid in Euskadi noemde Patxi López twee even evidente als lastige opdrachten: besturen voor iedereen en een einde maken aan de ETA. De PNV heeft het moeilijk om voor het eerst sinds de dood van Franco de macht af te staan terwijl het nog steeds de partij met de meeste stemmen is. De Partido Popular van haar kant is allerminst een betrouwbare partner en zal er alles aan doen om Zapatero via zijn Baskische pion een stevige hak te zetten, zeker met de Europese verkiezingen in het verschiet. En ten slotte mag de socialistische partij al helemaal geen geschenken verwachten van de radicalere formaties die telkens weer opduiken met nieuwe namen en al dan niet bekende gezichten.
Nog moeilijker wordt het om vooruitgang te boeken wanneer een van de betrokken groepen al 30 jaar stilstaat: ook nu werden de verkiezingen ongeldig verklaard door de ETA en als “antidemocratisch” bestempeld, opnieuw werden politici en opiniemakers bedreigd en nadat het resultaat van de stembusgang bekend raakte werd “caudillo” López prompt gemeld dat hij nu al dient te vrezen voor zijn leven.
In Frankrijk werd onlangs de nieuwe militaire leider van de organisatie opgepakt, maar voor elk aangehouden ETA-kopstuk staan er wel 10 kandidaat-opvolgers klaar. Na het fiasco van de regeringsonderhandelingen met de ETA kiest de aanvoerder van de Baskische socialisten er wellicht voor om de harde aanpak van het geweld voort te zetten en de druk op de afscheidingsbeweging te verhogen, maar of dat het geweld zal kunnen stoppen en Euskadi zo eindelijk opgelucht zal kunnen ademhalen is zeer de vraag.
(Uitpers, nr. 109, 10de jg., mei 2009)