De Iraanse president Mohammed Khatami werd op 8 juni op triomfantelijke wijze voor een tweede ambtstermijn verkozen. Zijn overweldigende zege – 21,6 miljoen stemmen of 1,6 miljoen meer dan in 1997; 77% in plaats van 70% van de uitgebrachte stemmen – is een kaakslag voor het conservatieve establishment, dat de voorbije vier jaar met succes het streven naar hervormingen, naar meer openheid, wist te fnuiken. De vraag is dan ook of Khatami de komende vier jaren verder een populair maar machteloos president zal blijven of zich strijdlustiger zal kunnen/willen opstellen en de egelstelling van de conservatieven zal kunnen doorbreken.
Begin dit jaar zag het ernaar uit dat Khatami er de brui zou aan geven (zie Uitpers, nr. 16, februari 2001). Pas op vier mei, een maand voor de presidentsverkiezingen, stelde hij officieel zijn kandidatuur. Ondanks al zijn twijfels over het nut van zo’n kandidatuur. Zijn depressie was overwonnen. Khatami wou niet capituleren voor de conservatieven die vorig jaar erg van leer waren getrokken tegen alle hervormingsgezinden, vooral na het succes van Khatami bij de parlementsverkiezingen. Geen week, soms zelfs geen dag, ging voorbij zonder dat er een krant werd gesloten, een journalist of een intellectueel achter de tralies werd gezet.
Omwille van dit conservatieve offensief en zijn eigen relatieve machteloosheid in het islamitische bestel had Khatami gedacht dat het weinig zin had nogmaals naar de post van staatshoofd te postuleren. Uiteindelijk besliste hij dat hij het veld niet mocht laten aan zijn tegenstanders. De vraag was of de teleurgestelde kiezers nog massaal genoeg zouden opkomen om hem een klinkende overwinning te bezorgen of ontgoocheld thuis zouden blijven.
Geen uitdager
De conservatieven namen voorzichtigheidhalve de uitdaging van Khatami niet aan: ze stuurden geen kandidaat van gewicht in het veld tegen de zetelende president, en steunden geen enkele tegenkandidaat, om het risico op een pijnlijke nederlaag te ontlopen. Ze speculeerden ook op de apathie van een teleurgestelde bevolking. Ze stonden klaar om elke achteruitgang in het stemmenaantal van Khatami te interpreteren als een nederlaag.
De kiezers stelden Khatami echter niet teleur, ondanks het feit dat het aantal onthoudingen wel steeg van 17 tot 33%. Ze bleven niet massaal ontgoocheld thuis maar maakten de conservatieve groep rond de opperste leider, Ali Khamenei, duidelijk dat zij een minderheid is en alles behalve populair in Iran.
Maar die groep heeft de macht. De hoogste geestelijke leider, die de opvolger is van ayatollah Khomeini, is de hoogste gezagsdrager in de Islamitische Republiek. En dan is er nog de conservatieve Raad van Bewakers, die tot taak heeft elke door het parlement goedgekeurde wet op zijn islamitisch gehalte te toetsen, en die ook de kandidaten voor verkiezingen moet keuren. Om nog niet te spreken over Justitie, een waar bolwerk van de conservatieven, dat hard optreedt tegen elke hervormingsgezinde mening.
De conservatieve groep toonde totnogtoe slechts minachting voor de democratie en voor de meerderheid van de bevolking. Ze had er geen moeite mee dat ze een minderheid was omdat volgens haar het bestuur in handen van de clerus, niet van het volk, moet liggen. Maar volgens een analyse van de uitslag zou 85% van de Iraniërs boven de kiesgerechtigde leeftijd van 15 jaar te kennen hebben gegeven verandering te willen.
De onthouders worden in die berekening geteld als aanhangers van Khatami omdat verondersteld wordt dat volgelingen van de conservatieven zeker plichtsgetrouw de oproep van opperste leider Khamenei, dat stemmen zowel een religieuze als nationale plicht was, zeker zouden hebben gevolgd. Kortom, de uitslag is een duidelijk signaal dat de conservatieven moeilijk kunnen blijven negeren.
Tien kandidaten
In totaal hadden 814 Iraniërs zich kandidaat gesteld voor de presidentsverkiezingen. De Raad van Bewakers keurde in totaal tien kandidaturen goed terwijl er vroeger hoogstens vier kandidaten werden toegelaten. Geen enkele van de 45 vrouwelijke kandidaten kreeg het fiat van de conservatieve geestelijken van de Raad. Maar ook al waren er meer kandidaten dan gewoonlijk, de negen tegenkandidaten legden geen gewicht in de schaal. Acht van hen kregen samen in totaal 6% van de stemmen. Onder hen de voormalige minister van Veiligheid, Ali Fallahian. Hij wordt in verband gebracht met de moorden op politieke dissidenten in Iran en in het buitenland. Hij kreeg 55.000 stemmen. Kathami’s minister van Defensie, Ali Shamkhani, haalde 700.000 stemmen. De negende tegenkandidaat was de enige die het niet slecht deed. Het gaat om de conservatieve voormalige minister van Bevoorrading, Ahmad Tavakoli, die 4,4 miljoen stemmen, of 15%, achter zijn naam kreeg.
De Iraniërs verwachten dat Khatami, gesterkt door zijn ruime zege, van meer slagkracht zal getuigen. Tijdens zijn eerste ambtstermijn gaf hij nogal eens de indruk niet erg doortastend op te treden. Als geestelijke had hij het er blijkbaar moeilijk mee in te gaan tegen zijn mede-geestelijken, ook al wilden die niet niets weten van zijn plannen voor het effectief garanderen van de grondwettelijke burgerlijke rechten en vrijheden – zij het wel in een islamitisch kader. Toen de universiteitsstudenten in juli 1999 massaal op straat kwamen, werden ze in felle bewoordingen gedesavoueerd door de man van wie zij zoveel verwachtten.
De president kwam op met hetzelfde programma dat hem in 1997 onverwacht de zege opleverde: betere bescherming van de burgerlijke vrijheden, rechtszekerheid, vrijheid van meningsuiting, kritiek en protest… Zal hij daar de komende vier jaren iets van kunnen en willen realiseren?
Strijd om Raad van Bewakers
In de maand juli zal alvast een eerste slag worden gestreden, die bepalend kan zijn voor het verloop van zijn tweede ambtstermijn. Dan moet er worden beslist over de nieuwe samenstelling van de uit twaalf leden bestaande Raad van Bewakers. Zes van hen zijn juristen die door Justitie worden benoemd. Maar het parlement moet hun benoeming goedkeuren. Verwacht kan worden dat de majlis zal proberen hervormingsgezinde kandidaten in de Raad te krijgen. Tijdens Khatami’s vorig presidentsmandaat moeiden hij en het parlement zich nauwelijks met de samenstelling van de Raad. Met alle gevolgen van dien voor de hervormingsbeweging. De samenstelling van de nieuwe Raad zal duidelijk maken of er in Iran de komende jaren een evolutie naar hervormingen en meer openheid mogelijk is.
Volgens sommige waarnemers zou er, als gevolg van het verkiezingsresultaat, beweging zijn gekomen onder de conservatieven. De gematigden, die in democratie geloven, zouden naar het politieke middenveld zijn opgeschoven. Maar het is de vraag of dat ook zo is. Al sedert Rafsanjani in 1989 president werd, wordt er druk gespeculeerd over verandering in Iran, zonder dat de verwachtingen wezenlijk werden ingelost.
(Uitpers, juli-augustus 2001)