1. Het debat over Geert Wilders en zijn PVV (Partij voor Vrijheid) zal steeds meer verharden, zolang niet duidelijk is dat de kern daarvan vijanddenken is. Voor het kraken van die kern, die als links noch als rechts te karakteriseren is, zullen wij onze pijlen niet op Wilders moeten richten, maar er oog voor moeten krijgen dat vijanddenken schuil gaat achter het doen en laten van elke(!) partij, dus ook die van Wilders’ (zowel linkse als rechtse) criticasters. Het bedrijven van partijpolitiek is nu eenmaal godsonmogelijk zonder vijanddenken en de daaruit voortvloeiende slachtoffers.
Om het vijanddenken de wereld uit te helpen (te beginnen in Nederland) zal dan ook allereerst ons partijpolitiek bestel op de helling gezet moeten worden. De tijd is daar meer dan rijp voor, aangezien de parlementaire democratie al verregaand is geëvolueerd tot een mediacratie, als gevolg van de steeds groter wordende invloed van de media op het dagelijkse politieke gebeuren. Om de onafhankelijke (want niet partij gebonden!) mediacratie handen en voeten te geven is alleen een gedeelde levensopvatting vereist die voor geen enkele geloofs- of ideologische overtuiging een bedreiging vormt, dus geen vijanddenken uitlokt en zodoende geen slachtoffers maakt. De Gaia-hypothese, waarin onze planeet wordt beschouwd als één levend gigaorganisme voor de instandhouding waarvan wij – ‘als mensheid’ – gezamenlijk verantwoordelijk zijn, voldoet daaraan.
Lévi-Strauss
2. Of je de PVV nu het etiket extreemrechts opplakt, zoals Harry de Winter doet, of modern conservatief, waar Paul Schnabel voor opteert, het zal Geert Wilders allemaal worst zijn. Op de opmars van de PVV heeft die etikettering namelijk geen enkele invloed. Daarvoor zullen we te rade moeten gaan bij de cultureel antropoloog Claude Lévi-Strauss, die op 2 november in Parijs overleed op honderdjarige leeftijd. Hij benadrukte het grote belang van wederzijdse
beïnvloeding van culturen. ‘De enige echte beproeving die een mensengroep kan treffen en het enige onheil dat haar kan verhinderen zich ten volle te ontwikkelen, is een geïsoleerd bestaan’, aldus de antropoloog. Daarmee geeft hij haarscherp de beproeving aan die ons te wachten staat, mocht de PVV de grootste partij worden.
Daardoor zal namelijk de opvatting van Wilders dat de westerse beschaving met haar christendom verre superieur is aan de oosterse met haar (achterlijke!) islam, bij steeds meer mensen een gewillig oor vinden. Volgens de wet van de grote getallen verdient de grootste partij immers het meeste vertrouwen! Als logisch gevolg daarvan zullen de onderlinge verhoudingen in ons landje met de dag meer op scherp komen te staan. Langzaam maar zeker ontstaat daardoor een uiterst explosief samenlevingsmengsel, waarin ingrediënten als onderlinge solidariteit en gedeelde verantwoordelijkheid nagenoeg verdwenen zijn. Mocht
dat mengsel tot ontbranding komen, door een onbezonnen daad van een christelijke
of islamitische nitwit of fundamentalist, dan zal er geen houden meer aan zijn.
Dus is de beproeving daar, met dank aan de PVV. De eerlijkheid gebiedt echter te zeggen dat dit doemscenario in wezen niet op conto van Wilders te schrijven is, omdat zij alles te maken heeft met het blindelings volgen door de kiesgerechtigde meerderheid van een partijpoliticus met superioriteitswaan.
(Uitpers nr. 115, 11de jg., december 2009)